4.1. Het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen wordt voldoende aanwezig geacht.
4.2. Volgens artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dient het beslag onder meer te worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de kort-geding-procedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. In dit geding heeft Enna Aerosols zich echter niet beroepen op deze grond voor opheffing van het beslag, en bovendien heeft de voorzieningenrechter bij vonnis van heden in het andere tussen partijen aanhangige kort geding de vordering waarvoor beslag is gelegd toegewezen. Vooralsnog moet dan ook worden uitgegaan van de deugdelijkheid van de vordering van CNV c.s.
4.3. Enna Aerosols heeft aan de gevorderde opheffing van het conservatoir beslag op de handelsvoorraden ten grondslag gelegd dat dit beslag als vexatoir moet worden aangemerkt. De vraag of het leggen van een conservatoir beslag als een vexatoir en daarom onrechtmatig beslag moet worden aangemerkt, dient (volgens de Hoge Raad 24 november 1995, NJ 1996, 161) in beginsel te worden beantwoord aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de schuldenaar door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen.
4.3.1. Voor zover Enna Aerosols ter adstructie van haar stelling dat het beslag als vexatoir moet worden aangemerkt heeft verwezen naar een pandrecht van de bank op de handelsvoorraden, zal de voorzieningenrechter hieraan voorbijgaan, nu Enna Aerosols, tegenover de betwisting van het pandrecht door CNV c.s., het bestaan van het pandrecht in dit geding niet aannemelijk heeft weten te maken. Het terzake gedane bewijsaanbod wordt gelet op het karakter van het onderhavige kort geding buiten beschouwing gelaten.
4.3.2. Door Enna Aerosols is voorts niet aannemelijk gemaakt dat de onroerende zaken en de saldi van de bankrekeningen van het bedrijf voldoende zekerheid bieden voor verhaal van de vordering van CNV c.s. Enna Aerosols heeft namelijk, mede gelet op de betwisting hiervan van de zijde van CNV c.s., niet aangetoond dat de onroerende goederen een overwaarde bezitten, terwijl op grond van de gedane mededelingen omtrent de saldi op de bankrekeningen voldoende aannemelijk is dat deze onvoldoende zekerheid bieden voor verhaal.
4.3.3. Nu in dit geding niet aannemelijk is geworden dat de onroerende zaken en de saldi van de bankrekeningen van Enna Aerosols voldoende verhaalsmogelijkheden bieden voor CNV c.s., dient het gelegde conservatoir beslag op de handelsvoorraden van Enna Aerosols een redelijk doel.
4.4. Niettemin kan de voorzieningenrechter in het kader van een belangenafweging het beslag opheffen, indien de schuldenaar door het beslag op onevenredig zware wijze in zijn belangen wordt getroffen. Zulks is evenwel in dit geding onvoldoende aannemelijk geworden. Enna Aerosols heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende geconcretiseerd dat zij op dit moment niet in staat is om concrete verplichtingen aan klanten niet na te komen, terwijl evenmin voldoende aannemelijk gemaakt is dat de voorraad gereed product op dit moment niet meer op een adequate wijze kan worden opgeslagen.
4.5. De slotsom is dat er vooralsnog onvoldoende grond bestaat voor opheffing van het gelegde conservatoir beslag op de handelsvoorraden. Derhalve zullen de gevraagde voorzieningen worden geweigerd.
4.6. Enna Aerosols zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.