RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
de heer [A.] en mevrouw [B.], wonende te [C.], eisers,
het college van burgemeester en wethouders van Gaasterlân-Sleat, verweerder,
gemachtigde: B. Hoogland, werkzaam in gemeentelijke dienst.
Bij besluit van 3 oktober 2003 heeft verweerder eisers verzoek om handhavend op te treden tegen het gebruik van het gebied Sminkewei 10 te Oudemirdum als golfbaan, afgewezen.
Bij besluit van 8 maart 2004 heeft verweerder de tegen voormeld besluit ingediende bezwaren deels niet-ontvankelijk en deels ongegrond verklaard, onder handhaving van de primaire beslissing.
Tegen dit besluit hebben eisers beroep ingesteld.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 5 augustus 2004. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Namens de Stichting Golfbaan Gaasterland, die als derde-belanghebbende deelneemt aan dit geding, is verschenen de heer W.T.H. Zandstra, voorzitter, bijgestaan door de gemachtigde mr. E. Wiarda, juridisch adviseur te Heerenveen.
Op 8 juli 1999 heeft de gemeenteraad van Gaasterlân-Sleat het bestemmingsplan "Natuurontwikkelingsproject Sminkewei Oudemirdum" vastgesteld. Dit bestemmingsplan vormt de planologische grondslag voor een natuurontwikkelingsproject op de gronden aan de Sminkewei bij Oudemirdum, op een deel waarvan een golfbaan is inbestemd.
Vast staat, dat het gebied waar het hier om gaat in het Structuurschema Groene Ruimte (SGR) is aangewezen als kerngebied van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en gelegen is nabij een natuurontwikkelingsgebied. In het SGR is de beleidsuitspraak opgenomen dat de aanleg en uitbreiding van golfbanen niet aanvaardbaar is binnen kern- en natuurontwikkelingsgebieden van de EHS.
Gedeputeerde Staten van Fryslân (GS) hebben het bestemmingsplan "Natuurontwikkelings-project Sminkewei Oudemirdum" -voor zover hier relevant- goedgekeurd bij besluit van 23 november 1999.
Eisers hebben tegen dit goedkeuringsbesluit beroep aangetekend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) en tevens hebben zij een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening ingediend. De Voorzitter de AbRS heeft het goedkeuringsbesluit -voor zover betrekking hebbend op de gronden waarop de golfbaan is geprojecteerd- bij uitspraak van 18 juli 2000 geschorst.
Oordelend op een verzoek van GS en verweerder ingevolge art. 8:87 Awb, heeft de Voorzitter van de AbRS bij uitspraak van 21 december 2000 voormelde schorsing opgeheven. Gelet op art. 56b lid 1 WRO juncto art. 28 lid 7 WRO is het bestemmingsplan daags daarna -hoewel nog niet onherroepelijk- van kracht geworden.
Op 20 februari 2001 heeft verweerder aan de Stichting Golfbaan Gaasterland een aanlegvergunning verleend voor -kort gezegd- de aanleg van een natuurgolfbaan. Eisers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hun verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is door de president van de rechtbank afgewezen bij uitspraak van 8 mei 2001 (reg.nr. 01/334 WRO44). Aangezien tegen de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift door eisers geen rechtsmiddelen zijn aangewend, is de aanlegvergunning onherroepelijk geworden.
De AbRS heeft het goedkeuringsbesluit van GS van 23 november 1999 bij uitspraak van 17 april 2002 vernietigd. Als gevolg hiervan is het bestemmingsplan "Natuurontwikkelingsproject Sminkewei Oudemirdum" niet langer van kracht, maar vigeert weer het bestemmingsplan "Buitengebied Gaasterland".
De natuurgolfbaan met negen holes is ten tijde hier van belang reeds aangelegd.
Bij brief van 25 februari 2003 (door verweerder ontvangen op 20 maart 2003) hebben eisers verweerder geschreven dat het gebied aan de Sminkewei 10 te Oudemirdum in gebruik is genomen als golfbaan. Dit gebruik is volgens eisers strijdig met de agrarische bestemming, zodat zij verweerder verzoeken handhavend op te treden.
Bij het primaire besluit van 3 oktober 2003 (verzonden op 7 oktober 2003) heeft verweerder dit verzoek afgewezen. Hiertoe is overwogen dat ten aanzien van het gebruik van het gebied als golfbaanterrein concreet zicht bestaat op legalisatie, in welk verband verweerder heeft gewezen op de lopende procedure om te komen tot de herziening van het bestemmingsplan "Natuur-ontwikkelings-project Sminkewei Oudemirdum". Tot aan het van kracht worden van laatstgenoemd bestemmingsplan zal het gebruik van de gronden als golfbaanterrein worden gedoogd.
Bij de bestreden beslissing heeft verweerder een deel van de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Hiertoe is het volgende overwogen:
"(...) Derhalve kan worden gesteld dat uw vermeende belangen, betreffende dat de aanwezigheid van mensen op het golfbaanterrein een visuele vervuiling van het landschap is, wat voor andere mensen een behoorlijke reductie van het leef- en woongenot betekent en dit negatieve gevolgen heeft voor de fauna in het gebied, niet zijn aan te merken als 'belangen' overeenkomstig artikel 1:2 Algemene wet bestuursrecht. Deze vermeende belangen zijn dan ook niet-ontvankelijk."
Voor het overige zijn de aangevoerde bezwaren ongegrond verklaard.
De rechtbank overweegt als volgt.
In het bestuursrecht geldt in het algemeen dat alleen belanghebbenden, dat wil zeggen degenen die rechtstreeks door een besluit in hun belangen worden getroffen, kunnen opkomen tegen een besluit. Eisers zijn in de onderhavige zaak zonder meer als belanghebbende aan te merken, reeds omdat zij naast het golfbaanterrein wonen. Voor de ontvankelijkheid van hun bezwaarschrift is niet vereist dat zij stellen te worden geraakt in een rechtens beschermd, bij het nemen van het besluit mee te wegen belang.
Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van eisers binnen de geldende termijn is ingediend. Dit houdt in dat alle gronden die in het bezwaarschrift zijn aangevoerd, in beginsel door verweerder bij zijn beoordeling moeten worden betrokken, hetgeen overigens niet wil zeggen dat aan elk van die gronden de waarde moet worden toegekend die eisers hieraan gehecht willen zien. Verweerder heeft dit echter miskend. Het bestreden besluit komt daarom in aanmerking voor vernietiging wegens strijd met art. 7:11 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), ingevolge welke bepaling -indien het bezwaar ontvankelijk is- op grondslag daarvan een heroverweging van het (primaire) besluit plaatsvindt. Het beroep is in zoverre gegrond.
Op grond van hierna weer te geven overwegingen ziet de rechtbank echter aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen worden gelaten.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren, dit te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Naar het oordeel van de rechtbank is in dit geval geen sprake van overtreding van een wettelijk voorschrift, zodat verweerder in het geheel niet bevoegd is tot het toepassen van bestuursdwang. De verlening van de aanlegvergunning brengt immers met zich mee dat hetgeen is aangelegd overeenkomstig de vergunning van 20 februari 2001 ook overeenkomstig de uit die aanleg volgende opzet mag worden gebruikt. Het gebruiksverbod van het ten tijde van de bestreden beslissing geldende bestemmingsplan "Buitengebied Gaasterland" mist toepassing voor zover het gebruik als golfbaanterrein geacht kan worden rechtstreeks voort te vloeien uit de rechtens onaantastbare aanlegvergunning. Gesteld noch gebleken is dat het gebruik dat de Stichting Golfbaan Gaasterland van het terrein aan de Sminkewei 10 te Oudemirdum maakt, afwijkt van voormelde opzet.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht, zij het op onjuiste gronden, geweigerd handhavend op te treden en de bezwaren hiertegen verworpen. In zoverre is het beroep materieel ongegrond. De overige argumenten van partijen kunnen verder onbesproken blijven. De rechtbank ziet in de omstandigheden van dit concrete geval aanleiding de rechtsgevolgen, dat wil zeggen: de na bezwaar gehandhaafde weigering handhavend op te treden tegen het gebruik van het gebied Sminkewei 10 te Oudemirdum als golfbaan, in stand te laten. Verweerder behoeft dus niet opnieuw een beslissing te nemen ten aanzien van de bezwaren van eisers die inhoudelijk niet zijn beoordeeld. Wel zal verweerder worden opgedragen het griffierecht aan eisers te vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven;
- draagt verweerder op het griffierecht van € 116,00 aan eisers te vergoeden.
Aldus gegeven door mr. E.M. Visser, rechter, en door haar in het openbaar uitgesproken op 30 augustus 2004 in tegenwoordigheid van mr. F.P. Dillingh als griffier.
w.g. F.P. Dillingh
w.g. E.M. Visser
Tegen deze uitspraak staat voor partijen het rechtsmiddel hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 30 augustus 2004