Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
Uitspraak: 20 juli 2004
Zaak-/Rolnummer: 144715 /CV EXPL 04-1260
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. M. Berkhout, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FUGRO INPARK BV,
gevestigd te Leidschendam, tevens kantoorhoudende te Leeuwarden,
gedaagde,
hierna te noemen: FI,
gemachtigde: mr. R.A.A. Duk, advocaat te 's-Gravenhage.
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft [eiser], onder overlegging van producties, gevorderd om FI te veroordelen tot betaling van:
a. € 1816,80 bruto aan niet genoten vakantiedagen;
b. 50% wettelijke verhoging over het sub a gevorderde;
c. de wettelijke rente over het sub a en b gevorderde vanaf 29 oktober 2003;
d. de buitengerechtelijke incassokosten conform de staffel kantonrechters;
een en ander met veroordeling van FI in de kosten van het geding.
FI heeft bij antwoord, onder overlegging van producties, de vordering betwist.
Na repliek en dupliek is vonnis bepaald op de stukken van het geding, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast.
2.1. [eiser] is van 1 maart 2001 tot 1 oktober 2003 in dienst geweest bij FI, in de functie van Senior Sales Manager Kabels en Leidingen, tegen een laatstgenoten bruto salaris van
€ 3935,86 per maand.
2.2. FI heeft in verband met een sterke afname van de werkzaamheden een reorganisatie binnen haar onderneming doorgevoerd, in het bijzonder bij haar vestiging te Leeuwarden.
In het kader van deze reorganisatie zijn [eiser] en een aantal van zijn collega's overtollig verklaard.
2.3. FI heeft [eiser] bij brief van 13 mei 2003 het volgende medegedeeld:
'Op woensdag 2 april jl. heeft er met u een gesprek plaats gevonden in verband met de reorganisatie van Fugro-Inpark. In dat gesprek is u medegedeeld dat er een ontslagvergunning is aangevraagd bij het CWI.
Conform artikel 5g van het Sociaal Plan kan directie beslissen dat een medewerker van zijn/haar werkzaamheden kan worden vrijgesteld. In uw geval is hiertoe, tot nader onder, besloten.
Indien hier verandering in optreedt zal uw leidinggevende contact met u opnemen.'
2.4. [eiser] heeft na deze op non-actiefstelling aan FI kenbaar gemaakt dat hij bereid was om door te werken, doch FI heeft van dit aanbod geen gebruik gemaakt.
2.5. Op één van de dagen vóór 27 juni 2003 heeft [eiser] contact gehad met de op het secretariaat van FI werkzame mevrouw [x]. Bij die gelegenheid heeft [eiser] haar mededeling gedaan van zijn komende vakantie. Bij e-mailbericht aan [x] van 27 juni 2003 meldt [eiser] onder meer:
'In navolging op ons gesprek eerder deze week over mijn vakantieplannen kan ik je het volgende melden.
Aangezien ik zowel van Fugro als CWI taal noch teken ontvang over de status van de verweerprocedure moet ik vooralsnog er vanuit gaan dat door Fugro per 1 juli mijn dienstverband wordt opgezegd. Dus wil ik begin volgende week op vakantie, want daarna heb ik alle tijd nodig voor het zoeken van nieuw werk. Voor hetzelfde loopt het geheel anders en/of lukt het niet mij voor 1 juli te ontslaan, maar daar kan ik nu in mijn onwetendheid niet vanuit gaan.
(...)
Mocht ik afzien van de vakantieplannen dan meld ik me wel bij jou.'
2.6. [eiser] is begin juli 2003 enkele dagen in Denemarken geweest voor sollicitatie-activiteiten. Tijdens zijn verblijf aldaar werd [eiser] gebeld door de wagenparkbeheerder van FI, met het verzoek om de hem door FI ter beschikking gestelde auto om te ruilen. [eiser] heeft toen aangegeven dat het omruilen van de auto -in verband met zijn vakantie- pas na een aantal weken kon gebeuren. De wagenparkbeheerder van FI heeft dit aan de leidinggevende van [eiser] doorgegeven, welke leidinggevende op zijn beurt aan mevrouw [x] voornoemd heeft gemeld dat [eiser] vier weken vakantie had. Uiteindelijk is de auto begin augustus 2003 omgeruild.
2.7. [eiser] heeft na zijn korte verblijf in Denemarken vanaf omstreeks 7 juli 2003 met zijn gezin vakantie gehouden in Frankrijk. [eiser] heeft zijn vakantie in Frankrijk echter moeten onderbreken, en is naar Nederland teruggekeerd, omdat hij in het kader van de inmiddels aanhangige ontslagprocedure bij het CWI informatie moest verschaffen. Vervolgens is [eiser] weer naar zijn nog in Frankrijk verblijvende gezin afgereisd.
2.8. In augustus 2003 is [eiser] gebleken dat er door FI 20 dagen van zijn vakantiedagentegoed waren afgeboekt. [eiser] heeft hiertegen geprotesteerd, waarbij hij onder meer heeft aangegeven dat zijn korte verblijf in Denemarken geen vakantie was.
FI heeft hierna het aantal afgeboekte vakantiedagen tot 10 dagen bijgesteld. Zij heeft echter geweigerd om de afboeking van de andere 10 vakantiedagen ongedaan te maken.
2.9. Het dienstverband met [eiser] is door FI, na een ontslagvergunning van het CWI te hebben verkregen, (tegen 1 oktober 2003) opgezegd.
3. Het standpunt van [eiser]
3.1. [eiser] maakt aanspraak op uitbetaling van de 10 van zijn vakantiedagentegoed afgeboekte dagen. [eiser] legt in de eerste plaats aan zijn vordering ten grondslag dat hij door FI al vóór zijn vakantie op non-actief is gesteld. Een werknemer die op non-actief is gesteld heeft volgens [eiser] recht op doorbetaling van loon en mag niet geacht worden na de op non-actiefstelling vakantiedagen op te nemen. Het is immers de keuze van de werkgever om een werknemer op non-actief te stellen en geen gebruik meer te willen maken van de diensten van die werknemer. Het gaat de werkgever vervolgens niets aan hoe de werknemer de periode van non-activiteit invult.
3.2. In de tweede plaats stelt [eiser] dat FI ten aanzien van hem en zijn collega's volstrekt willekeurig heeft gehandeld wat betreft het afboeken van vakantiedagen, waarmee zij het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden. Collega's die in het buitenland vakantie vierden, hebben een afboeking van vakantiedagen gehad. Collega's die daarentegen in Nederland vakantie vierden, hebben geen afboeking van vakantiedagen gehad, ook niet als zij 'dagjes weg' hadden opgegeven. In andere gevallen werd er geen vakantie afgeboekt, terwijl een collega wel met vakantie was geweest. Het anders omgaan met een vakantie in het buitenland is volgens [eiser] ook niet op enige redelijkheid gebaseerd. Daar komt nog eens bij dat FI medewerkers bij wie afboeking van vakantiedagen heeft plaatsgevonden, voorafgaand aan hun vakantie niet heeft medegedeeld dat FI tot afboeking van deze dagen zou overgaan.
4.1. FI stelt dat zij terecht een afboeking op het aantal vakantiedagen van [eiser] heeft gedaan, nu [eiser] daadwerkelijk vakantie heeft opgenomen. Uitgangspunt is dat het een werknemer tegenwoordig grotendeels vrij staat om aan te geven wanneer hij zijn vakantie wil genieten. Als de werkgever het niet eens is met het voorstel daaromtrent van de werknemer, moet hij binnen zekere tijd daarop reageren. Daarnaast pleegt de meerderheid van de Nederlanders 's zomers vakantie op te nemen. Volgens FI staat het feit dat een werknemer op non-actief is gesteld er geenszins aan in de weg dat de werknemer tijdens de periode van non-activiteit vakantie opneemt. Werknemers die op non-actief zijn gezet, kunnen nadien niet naar believen op vakantie gaan, zonder afboeking van dagen van het vakantiedagentegoed. Degene die op non-actief is gesteld, heeft gedurende de periode van non-activiteit recht op loon. Daartegenover staat dat hij beschikbaar dient te blijven voor de bedongen arbeid. Indien een op non-actief gestelde werknemer met vakantie gaat, is hij gedurende die periode niet beschikbaar voor de bedongen arbeid, en moet hij, om aanspraak op loon te hebben, zijn vakantierechten benutten.
4.2. FI betwist dat zij op non-actief gestelde werknemers wat betreft het afboeken van vakantiedagen ongelijk heeft behandeld. Bij alle op non-actief gestelde werknemers die vakantie hebben genoten, zijn vakantiedagen van hun tegoed afgeboekt, zowel bij degenen die in het buitenland vakantie hebben gevierd als degenen die dat in Nederland hebben gedaan.
Alleen bij werknemers die 'dagjes uit' hebben gedaan, zijn er geen vakantiedagen van hun tegoed afgeboekt, omdat de controle daarop lastig is.
4.3. FI stelt voorts dat in geval van toewijzing van de gevorderde uitbetaling van vakantiedagen de eveneens gevorderde wettelijke verhoging moet worden gematigd. Daarnaast kan [eiser] geen recht doen gelden op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten, nu hij juridische bijstand heeft van een rechtsbijstandverzekeraar.
5. De beoordeling van het geschil
5.1. Vooropgesteld wordt, verwijzend naar het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2003
(JAR 2003/91), dat een werknemer -ingevolge artikel 7:628 lid 1 BW- het recht behoudt op het naar tijdruimte vastgestelde loon indien hij de overeengekomen arbeid niet heeft verricht door een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever dient te komen. Een op non-actiefstelling ligt in de risicosfeer van de werkgever en is een oorzaak die in redelijkheid voor rekening van de werkgever dient te komen. FI was tijdens de op non-actiefstelling van [eiser] dan ook verplicht tot doorbetaling van diens loon. Echter, daartegenover staat de verplichting voor de werknemer, in dit geval [eiser], om tijdens de periode van non-activiteit beschikbaar te blijven voor de overeengekomen arbeid. Zoals FI terecht heeft betoogd, is een op non-actief gestelde werknemer die met vakantie gaat, gedurende zijn vakantie niet beschikbaar voor de overeengekomen arbeid. Derhalve dient deze werknemer, om aanspraak op loon te hebben gedurende zijn vakantie, zijn vakantiedagentegoed te benutten.
5.2. Voorts geldt dat dagen van op non-actiefstelling niet eenzijdig door de werkgever als vakantiedagen kunnen worden aangemerkt. Zulks zou in strijd zijn met het bepaalde in artikel 7:638 lid 2 BW, waarin bepaald wordt dat dagen slechts als vakantiedagen kunnen worden aangemerkt voor zover die dagen door de werkgever als zodanig, overeenkomstig de wensen van de werknemer, zijn aangewezen. Indien een werknemer derhalve tijdens de
-hem ongevraagd verleende- periode van non-activiteit niet het initiatief neemt om vakantie op te nemen, behoudt hij zijn aanspraak op vakantiedagen.
5.3. [eiser] heeft, zowel mondeling als per e-mailbericht, in de week van 27 juni 2003 aan FI te kennen gegeven kort nadien met vakantie te zullen gaan. Hiermee heeft [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter het initiatief genomen om vakantiedagen op te nemen. Het voorstel van [eiser] is door FI aanvaard, waarmee de vakantie van [eiser] vastgesteld was.
5.4. Nu [eiser] het initiatief heeft genomen om vakantiedagen op te nemen, en, zoals hiervoor reeds is overwogen, (ook) een op non-actief gestelde werknemer door het opnemen van vakantie zijn aanspraak op vakantiedagen doet verminderen, heeft FI terecht vakantiedagen van het tegoed van [eiser] afgeboekt. De primaire grondslag van de vordering van [eiser] faalt derhalve.
5.5. [eiser] heeft voorts nog gesteld dat FI hem en zijn collega's ongelijk zou hebben behandeld met betrekking tot het afboeken van vakantiedagen. FI heeft gemotiveerd betwist dat dit het geval is geweest, waarna [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter zijn stelling omtrent de ongelijke behandeling onvoldoende nader heeft onderbouwd. De kantonrechter zal het door [eiser] gedane beroep op ongelijke behandeling dan ook als onvoldoende gemotiveerd passeren. Voor zover [eiser] zich overigens erover heeft beklaagd dat dagjes uit in Nederland niet zijn afgeboekt door FI, merkt de kantonrechter op dat een dagje uit tijdens een periode van non-activiteit niet als vakantie heeft te gelden. Bij een vakantie moet het in casu gaan om een periode van meerdere dagen. De tweede grondslag van de vordering van [eiser] faalt mitsdien eveneens.
5.6. Gezien het vorenstaande zal de vordering van [eiser] worden afgewezen.
5.7. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
wijst de vordering van [eiser] af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van FI begroot op € 450,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.