Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 29 juli 2004
Parketnummer: 17/040083-03
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 juli 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J. de Boer, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 december 1995 tot en met 7 oktober 2002, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk 244.000 euro, die geheel toebehoorden aan [slachtoffer], en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking van/als "administratief medewerker aanspraken" onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het rapport van de psycholoog, d.d. 16 april 2004, het rapport van de psychiater, d.d. 1 maart 2004, en het rapport van Reclassering Nederland, d.d. 1 december 2003;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte een behandeling dient te ondergaan bij de Ambulante Forensische Psychiatrie.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Verdachte heeft gedurende lange tijd kans gezien valselijk declaraties op te maken met gebruikmaking van de gegevens van overleden personen. De gedeclareerde bedragen werden vervolgens overgemaakt op bankrekeningen van verdachte. Verdachte bekleedde bij zijn werkgever een zodanige positie dat hem was toevertrouwd betalingen te accorderen. Dit in hem gestelde vertrouwen heeft verdachte op grove wijze beschaamd. Verdachte stelt de verduisterde bedragen niet ten eigen bate te hebben aangewend, doch uit het dossier blijkt dat dit deels wel het geval is. Verdachte heeft geld aangewend dat door verzekerden middels premies bijeen wordt gebracht. Door zijn gedrag heeft hij zowel zijn werkgever als de maatschappij schade berokkend. Als strafverzwarende omstandigheid rekent de rechtbank het verdachte aan dat hij onvoldoende inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen. De omtrent verdachte opgemaakte rapportages vermelden ook dat recidive niet kan worden uitgesloten. Als strafverminderende omstandigheden houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat hij materieel door het feit zwaar getroffen is. Zo is hij op staande voet ontslagen en is als gevolg van het feit zijn woning verkocht. Voorts heeft verdachte een aanvang gemaakt met de terugbetaling van het verduisterde bedrag. Alles overwegende acht de rechtbank een werkstraf van maximale duur op zijn plaats en zal daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met als bijzondere voorwaarde toezicht van de reclassering.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 321 en 322 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 240 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij Reclassering Nederland;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, hetgeen mede kan inhouden dat verdachte een behandeling dient te ondergaan bij de Ambulante Forensische Psychiatrie.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. G.A.M. Peper en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door mr. M. Nanninga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2004.