ECLI:NL:RBLEE:2004:AQ5617

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
29 juli 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080064-04 VEV
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gijzeling van een minderjarig kind en omgangsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 29 juli 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van gijzeling van zijn minderjarige dochter. De verdachte had op 22 maart 2004 in Drachten, samen met een mededader, zijn dochter uit de klas van de Openbare Basisschool gehaald en haar in een auto meegenomen. Dit gebeurde met de bedoeling om de moeder van het kind te dwingen contact met hem op te nemen en een omgangsregeling te bewerkstelligen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair telastegelegde, namelijk het medeplegen van gijzeling. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte, zoals blijkt uit verschillende rapporten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 200 uren, met als vervangende hechtenis 100 dagen, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van twee jaar. Bij de uitspraak zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder de verplichting om contact te houden met de reclassering. De rechtbank heeft benadrukt dat het gedrag van de verdachte, hoewel het ernstig was, niet los gezien kan worden van de specifieke achtergrond van de zaak, waaronder de lange periode waarin hij zijn kinderen niet had gezien. Desondanks is het van belang dat de verdachte niet het recht in eigen hand neemt door een omgangsregeling af te dwingen door middel van gijzeling.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere telastegelegde feiten die niet bewezen zijn verklaard. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de rechtbank de belangen van het kind voorop heeft gesteld en de noodzaak van een veilige omgeving voor kinderen heeft benadrukt.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 29 juli 2004
Parketnummer: 17/080064-04
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 juli 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. K.R. Wielenga, advocaat te Joure.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 22 maart 2004 te Drachten en het arrondissement Assen, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk een persoon, genaamd [slachtoffer] ([naam]), wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, met het oogmerk een ander, te weten [moeder slachtoffer], te dwingen iets te doen (te weten dat die [moeder slachtoffer] contact met hem, verdachte, op zou nemen en zodoende een bezoekregeling voor de kinderen af te dwingen/te bewerkstelligen), immers is/heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader, opzettelijk het schoolgebouw van de Openbare Basisschool "[naam school]" binnengegaan en het klaslokaal waar die [slachtoffer] aanwezig was binnengegaan en in dat klaslokaal die [slachtoffer] vastgepakt en opgetild en meegenomen en in een auto doen plaatsnemen en met die [slachtoffer] in die auto richting Emmen gereden en aldus die [slachtoffer] gedurende enige tijd van de vrijheid beroofd en beroofd gehouden;
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
Medeplegen van gijzeling.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 31 maart 2004 en het voorlichtingsrapport d.d. 27 april 2004 (adviesrapport) en 13 mei 2004;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het meer subsidiair telastegelegde tot een werkstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde verplicht contact met de reclassering;
De rechtbank heeft bewezen verklaard, dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan gijzeling van een kind en wel zijn dochtertje. Het betreft hier een ernstig misdrijf. Verdachte heeft zijn dochtertje onder schooltijd uit de klas gehaald en in zijn auto geplaatst, waarna er een wilde achtervolging plaatsvond. Een kind heeft recht op veiligheid en zekerheid en vooral de school, waar een kind zich voor een belangrijk deel verder vormt en ontwikkelt, behoort een plaats te zijn waar het zich op zijn gemak voelt. Doordat verdachte zijn dochtertje zomaar uit die omgeving heeft gehaald en vervolgens heeft blootgesteld aan een levensgevaarlijke achtervolging, heeft verdachte met de belangen van zijn kind gesold en alleen maar zijn eigen belang voorop gesteld. Dit valt hem als vader behoorlijk te verwijten. De rechtbank is niettemin van oordeel dat het gedrag van de vader niet los gezien kan worden van de specifieke achtergrond van het geval. Verdachte had - na de verbreking van de relatie met zijn partner - ten tijde van de gijzeling zijn kinderen al meer dan zeven maanden niet meer gezien. Verdachte is van mening dat de advocaat van zijn ex-partner de totstandkoming van een omgangsregeling frustreert door simpelweg op geen enkel voorstel te reageren. Blijkens het reclasseringsrapport en de verklaring van de raadsman ter terechtzitting lijkt enige steun aanwezig te zijn voor die stelling. In zijn algemeenheid kan worden gesteld, dat het in het belang is van de kinderen dat zij contact kunnen hebben met beide ouders en van een professionele hulpverlener mag worden verwacht, dat hij om die reden zich inspant om een omgangsregeling tot stand te brengen, behoudens zwaarwegende contra-indicaties. Dit alles echter laat onverlet, dat verdachte niet het recht in eigen hand mag nemen door zelf een omgangsregeling af te dwingen door het kind te ontvoeren. Verdachte dient derhalve een straf te worden opgelegd. Voorts zal de rechtbank ook een voorwaardelijke straf opleggen en daar bijzondere voorwaarden aan verbinden, een en ander zoals hierna te bepalen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 47 en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 200 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 100 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door A.H.M. Dölle, voorzitter, G.A.M. Peper en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door mr. M. Nanninga, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 juli 2004.