Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 13 juli 2004
Parketnummer: 17/081043-04 VEV
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/040560-03.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de ter terechtzitting gevoegde zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in HvB Arnhem Zuid, Ir. Molsweg 5 te Arnhem.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 29 juni 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. A.J. Boer, advocaat te Lemmer.
Aan dit vonnis zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van de dagvaardingen gehecht, waaruit de inhoud van de telasteleggingen geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/081043-04 onder 1 primair, 2 primair en 3 en het in de zaak met parketnummer 17/040560-03 onder 1 en 2 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 maart 2004, te Noordwolde, in de gemeente Weststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, die [slachtoffer 1], meermalen, met een wokpan met kracht op/tegen diens hoofd, en elders op/tegen diens lichaam heeft geslagen, en die [slachtoffer 1] de woorden heeft toegevoegd: "Nu ga je dood" en vervolgens die [slachtoffer 1], meermalen, met kracht met een grote staande metalen asbak op/tegen diens lichaam en hoofd heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 18 maart 2004, te Noordwolde, in gemeente Weststellingwerf, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, in een recreatiewoning/bungalow voornoemde [slachtoffer 2] heeft overgoten met een hoeveelheid benzine, (zulks nadat, hij, verdachte, een of meer goederen in de woonkamer van die woning had besprenkeld en/of overgoten met benzine), en vervolgens die in de woonkamer gesprenkelde en/of gegoten benzine heeft aangestoken met een aansteker, (zulks terwijl die met benzine overgoten [slachtoffer 2] nog in die woning aanwezig was), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op 18 maart 2004, te Noordwolde, in de gemeente Weststellingwerf, opzettelijk brand heeft gesticht in een recreatiewoning/bungalow (gelegen aldaar op het bungalowpark "het Bosmeer), immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in die woning aanwezige goederen en de vloer van die woning besprenkeld en/of overgoten met een hoeveelheid benzine, en vervolgens met een aansteker in brand gestoken, ten gevolge waarvan die recreatiewoning is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en levensgevaar voor de op dat moment in voornoemde woning aanwezige persoon, te duchten was;
hij op 18 november 2003, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten [slachtoffer 3] (brigadier van politie), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in het openbaar en in diens tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "Kankerlijer" en "Kankersmeris";
hij op 18 november 2003, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), meermalen tegen het lichaam heeft geschopt, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
in de zaak met parketnummer 17/081043-04 de misdrijven:
1. Primair: Poging tot doodslag.
2. Primair: Poging tot doodslag.
3. Opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is
en
in de zaak met parketnummer 17/040560-03 de misdrijven:
1. Eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de psychologische-, psychiatrische- en voorlichtingsrapportage;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het in de zaak met parketnummer 17/081043-04 onder 1 primair, 2 primair en 3 en het in de zaak met parketnummer 17/040560-03 onder 1 en 2 telastegelegde tot 2 jaar gevangenisstraf en Terbeschikkingstelling met dwangverpleging;
- het pleidooi van de raadsman.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een tweetal pogingen tot doodslag; een opzettelijke brandstichting en voorts een mishandeling en een belediging van een ambtenaar. Met name de pogingen tot doodslag en de brandstichting zijn zeer ernstige feiten. Verdachte heeft door zijn handelen de levens van twee personen die hem onderdak verleenden in gevaar gebracht. Eén persoon heeft hij - met een pan als wapen - van het leven trachten te beroven, de tweede heeft hij besprenkeld met benzine waardoor deze persoon het risico liep levend te worden verbrand. Het spreekt voor zich dat de ten opzichte van de aangevers gepleegde feiten tot grote emotionele schade kunnen leiden en ook hebben geleid. De brandstichting heeft naast een grote materiële schade ook tot emotionele schade geleid in de vorm van het verlies van dierbare eigendommen.
Verdachte heeft nauwelijks justitiële documentatie, doch zijn gedrag is aanleiding geweest tot een multidisciplinair onderzoek door twee deskundigen naar zijn geestvermogens. Als conclusie wordt door de deskundigen vermeld dat er bij verdachte sprake is van een antisociale en borderlinestoornis gecombineerd met een alcohol- en cannabisafhankelijkheid. Dat alles leidt er volgens de deskundigen toe dat het feit aan verdachte slechts in verminderde mate kan worden toegerekend. Zorgelijk is ook de conclusie dat gelet op de geconstateerde stoornis er een gevaar voor herhaling is. Verdachte heeft zelf te kennen gegeven dat hij inziet dat het zo niet verder kan en dat een behandeling noodzakelijk is. De deskundigen adviseren de rechtbank een terbeschikkingstelling op te leggen met verpleging van overheidswege.
De rechtbank kan zich verenigen met de conclusies van de deskundigen en neemt die over. De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen de oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege eist en zal derhalve die maatregel opleggen. De officier van justitie heeft daarnaast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar geëist. De rechtbank zal gevangenisstraf opleggen doch de duur daarvan beperken tot één jaar. De rechtbank heeft daarbij gelet op de adviezen van de deskundigen en de reclassering en overweegt voorts dat het gelet op de nog jonge leeftijd van verdachte aangewezen is de behandeling in het kader van voornoemde maatregel spoedig te laten aanvangen.
De rechtbank zal de teruggave gelasten aan verdachte van de onder hem inbeslaggenomen voorwerpen nu het belang van Strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
[benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering onvoldoende onderbouwd is, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 45, 57, 157, 266, 267, 287, 300 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/081043-04 onder 1 primair, 2 primair en 3 en het in de zaak met parketnummer 17/040560-03 onder 1 en 2 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
1. Een gevangenisstraf voor de duur van EéN JAAR.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
2. Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende [verdachte] voornoemd van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven kleding.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. Kuizenga, voorzitter, mr. K. Post en mr. J.J. Beswerda, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 juli 2004.