1.1. [eiser] heeft op 7 me[i 2004 van [B.] (hierna:
[B.] c.s.) het Café Restaurant het Wapen van Grouw gekocht. In de koopovereenkomst is bepaald dat [eiser] de koopsom ad 180.000,- euro uiterlijk 1 juli 2004 dient te betalen.
1.2. [eiser] heeft ter zake bij de Friesland Bank een financieringsaanvraag ingediend. De Friesland Bank heeft bij brief van 25 mei 2004 een offerte met een financieringsvoorstel uitgebracht, waarin de volgende financieringsopzet is opgenomen:
"Eigen middelen EUR 80.000,-
A Friba rekening-courant EUR 30.000,-
B Friba lening EUR 25.000,-
C Friba lening -BSK- EUR 65.000,-
Totaal EUR 200.000,-"
In de offerte staat voorts -voor zover hier van belang- vermeld:
"Alvorens wij tot verstrekking van de financiering overgaan ontvangen wij graag de volgende bescheiden ter beoordeling: (...) - inzage in het huurcontract tussen Heineken Brouwerijen BV en de heer P.A.M. [eiser]. (...)
Voor de goede orde vermelden wij nog, dat pas na ontvangst en ons akkoord terzake van de getekende offerte en de hiervoor vermelde bescheiden, de financiering ter beschikking gesteld zal worden."
1.3. [eiser] heeft de offerte op 27 mei 2004 ondertekend.
1.4. Op 4 juni 2004 hebben [eiser] en de Friesland Bank twee overeenkomsten van schuldbekentenis ad 35.000,- euro respectievelijk 25.000,- euro, een overeenkomst van krediet in rekening-courant ad maximaal 30.000,- euro en drie overeenkomsten van verpanding getekend.
1.5. Op voornoemde overeenkomsten zijn de door de Friesland Bank gehanteerde Algemene Bankvoorwaarden van toepassing. Art. 30 van deze voorwaarden luidt:
"De relatie tussen de cliënt en de bank kan zowel door de cliënt als door de bank worden opgezegd. (...) Na opzegging van de relatie zullen de tussen de cliënt en de bank bestaande individuele overeenkomsten zo spoedig mogelijk worden afgewikkeld met inachtneming van de daarvoor geldende termijnen. (...)"
1.6. Op 14 juni 2004 heeft de Friesland Bank aan mevrouw Laarakkers, de (toekomstige) bedrijfsleidster van het café-restaurant, telefonisch meegedeeld dat geen gevolg zal worden gegeven aan de offerte van 25 mei 2004. In een brief van 14 juni 2004 heeft de Friesland Bank ter bevestiging van dit telefoongesprek het volgende aan [eiser] bericht:
"Directe aanleiding vormt de informatie omtrent uw (betalings)moraliteit die wij ontvingen van diverse personen en firma's waardoor wij geen vertrouwen meer in u hebben. (...) Wij zijn derhalve tot de conclusie gekomen dat daardoor geen goede basis aanwezig is om een financiële relatie met u aan te gaan. Voor zoveel nodig zeggen wij op grond van artikel 30 van de Algemene Bankvoorwaarden de relatie met u op."
1.7. In reactie op een faxbericht van de procureur van [eiser], waarin de Friesland Bank wordt aangemaand om aan haar verplichtingen uit de overeenkomsten te voldoen, heeft de Friesland Bank de procureur van [eiser] bij brief van 17 juni 2004 het volgende meegedeeld:
"Allereerst wijzen wij u op de door uw cliënt getekende offerte waarin onder andere als voorwaarde voor verstrekking van de financiering gesteld is inzage in het huurcontract tussen Heineken Brouwerijen BV en de heer P.A.M. [eiser]. De heer [eiser] heeft ons nog geen inzage in genoemd contract gegeven. Voor het overige verwijzen wij naar de inhoud van onze brief van 14 juni 2004 aan uw cliënt waarin wij hebben meegedeeld dat wij deze financieringen wegens gebrek aan vertrouwen niet ter beschikking zullen stellen."
1.8. Het huurcontract tussen [B.] c.s. en Heineken Bierbrouwerijen BV (hierna: Heineken) is tot op heden niet overgezet op naam van [eiser]. Telefonisch heeft Heineken de Friesland Bank desgevraagd meegedeeld dat Heineken in dergelijke gevallen eerst de levering afwacht alvorens tot overzetting van het huurcontract over te gaan.
1.9. Hoewel de levering van het café-restaurant nog niet heeft plaatsgevonden, exploiteert [eiser] het café-restaurant vanaf 1 juni 2004.
1.10 [B.] c.s. hebben inmiddels de ontbinding van de koopovereenkomst ingeroepen.
Het geschil en de beoordeling daarvan