ECLI:NL:RBLEE:2004:AP4518

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
54606 HA ZA 02-716
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van de algemene ledenvergadering van de Vereniging van Eigenaren Hippisch Bungalowpark De Kloosterhof met betrekking tot stemrecht en lidmaatschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Leeuwarden werd behandeld, hebben eisers, eigenaren van recreatiebungalows in het Hippisch Bungalowpark De Kloosterhof, de vernietiging van besluiten van de algemene ledenvergadering van de vereniging gevorderd. De besluiten betroffen het aangaan van een 'overeenkomst toezichthouder' en een 'overeenkomst stal- en tennisbaanreservering', die volgens eisers in strijd waren met de statuten van de vereniging en de wet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de besluiten niet rechtsgeldig tot stand zijn gekomen, omdat aan een lid, M.C. [Bo.], ten onrechte vijf stemmen waren toegekend, terwijl volgens de statuten elk lid slechts recht heeft op één stem. Dit heeft geleid tot een onterecht behaalde meerderheid bij de stemming over de besluiten. De rechtbank heeft de besluiten van 22 september 2001 vernietigd en geoordeeld dat de lidmaatschappen van de eisers niet per 1 januari 2002 zijn geëindigd, maar pas op 31 december 2002, omdat de opzegging niet aan de wettelijke vereisten voldeed. De rechtbank heeft de kosten van de procedure gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De zaak is naar de rol verwezen voor verdere behandeling van de vorderingen van De Kloosterhof in reconventie.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector civiel recht
afdeling handelsrecht
Uitspraak: 23 juni 2004
Zaak-/Rolnummer: 54606 HA/ZA 02-716
VONNIS
van de meervoudige handelskamer in de zaak van:
1. [eisers sub 1],
wonende te [G.],
2. [eisers sub 2]M,
wonende te [P.],
3. [eisers sub 3],
wonende te [N.],
4. [eisers sub 4],
wonende te [B.],
5. [eisers sub 5],
wonende te [A.],
6. [eisers sub 6],
wonende te [A.],
7. [eisers sub 7],
wonende te [M.],
8. [eiseres sub 8],
wonende te [N.]
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
verder ook gezamenlijk te noemen: [eisers],
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mr. B.Th. van Schouwenburg te Rotterdam,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
VERENIGING VAN EIGENAREN HIPPISCH BUNGALOWPARK DE KLOOSTERHOF,
gevestigd te Appelscha, gemeente Ooststellingwerf,
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
verder te noemen: De Kloosterhof,
procureur: mr. P. Tuinman,
advocaat: mr. J.H. Hemmes te Assen.
PROCESGANG
De zaak is bij dagvaarding van 20 september 2002 aanhangig gemaakt. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
* conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van de zijde van De Klooster-hof;
* conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van de zijde van [eisers];
* conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van de zijde van De Kloos-terhof;
* conclusie van dupliek in reconventie van de zijde van [eisers].
Partijen hebben producties overgelegd. Op verzoek van [eisers] heeft op 29 januari 2004 pleidooi plaatsgevonden, waarbij van beide zijden voorgedragen pleitaantekeningen zijn overgelegd. Daarna hebben partijen vonnis gevraagd.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De vordering
In conventie
De vordering van [eisers] strekt er -na wijziging van eis- toe dat de rechtbank, bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de besluiten van 22 september 2001 van de algemene ledenvergadering van De Kloosterhof met betrekking tot het aangaan van de "overeenkomst toezichthouder" en de "overeenkomst stal- en tennisbaan reservering", alsmede - en voor het geval [eisers] thans nog als leden van De Kloosterhof worden aangemerkt - het besluit van 29 juni 2002 van de algemene ledenvergadering van De Kloosterhof tot het vaststellen van het parkreglement, zal vernietigen althans nietig zal verklaren, met veroordeling van De Kloosterhof in de kosten van deze procedure, een vergoeding voor buitengerechtelijke kosten daaronder begrepen.
De Kloosterhof heeft tegen de vordering verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van [eisers] in de kosten van het geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
In reconventie
De vordering van De Kloosterhof strekt er -na wijziging van eis- toe dat de rechtbank, bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
(1) voor recht zal verklaren dat het lidmaatschap van [eisers] van De Kloosterhof onverlet de schriftelijke opzegging van 17 december 2001, niet is geëindigd, en dat [eisers] zich dienen te houden aan alle aan het lidmaatschap van De Kloosterhof verbonden rechten en verplichtingen, welke voortvloeien uit de statuten van De Kloosterhof en de door De Kloosterhof vastgestelde (park)reglementen, één en ander zolang ieder van [eisers] zijn eigendomsrecht of zakelijk genotsrecht van de recreatiebungalow niet heeft overgedragen,
(2) de navolgende veroordelingen tot betaling aan De Kloosterhof zal uitspreken:
16.854,05 euro vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van 6.333,93 euro vanaf 28 november 2002 ten laste van [eisers sub 1];
14.032,09 euro vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van 3.866,50 euro vanaf 28 november 2002 ten laste van [eisers sub 2];
14.032,09 euro vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van 3.866,50 euro vanaf 28 november 2002 ten laste van [eisers sub 3];
14.032,09 euro vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van 3.866,50 euro vanaf 28 november 2002 ten laste van [eisers sub 4];
14.032,09 euro vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van 3.866,50 euro vanaf 28 november 2002 ten laste van [eisers sub 5];
14.032,09 euro vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van 3.866,50 euro vanaf 28 november 2002 ten laste van [eisers sub 6];
28.064,18 euro vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van 7.733,--euro ten laste van [eisers sub 7], en
14.032,09 euro vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van 3.866,50 euro vanaf 28 november 2002 ten laste van [eiseres sub 8],
een en ander met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure in reconventie.
[eisers] hebben verweer gevoerd tegen de vordering van De Kloosterhof met conclusie tot afwijzing van die vordering, althans matiging van de (mede-)gevorderde boetes op grond van de redelijkheid en billijkheid, met veroordeling van De Kloosterhof in de kosten van de procedure in reconventie.
2. Vaststaande feiten
In conventie en in reconventie
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
a) In de periode 1996 - 1998 is in Appelscha door M.C. [Bo.] èn de aan hem gelieerde besloten vennootschappen [Bo.] van [Be.] B.V. en [L.] Projecten B.V. het Hippisch Bungalowpark De Kloosterhof ontwikkeld. In dat park zijn in genoemde periode 19 (recreatie-)bungalows en een receptieruimte gebouwd, alsmede paden en een parkeerterrein aangelegd. Bij het park heeft [Bo.] voornoemd -op een hem in eigendom toebehorend stuk grond- voorts een paardenstal, een paardenopvang, een buitenrijbaan en een tennisbaan aangelegd.
b) [eisers sub 1, 2, 3, 4, 5, 6 en 8] zijn ieder eigenaar van één (recreatie-)bungalow op het park en zij hebben voorts ieder een 1/19de onverdeeld aandeel in de paden en het parkeerterrein van het park. [eisers sub 7] is eigenaar van twee (recreatie-)bungalows en heeft 2/19de onverdeeld aandeel in de paden en het parkeerterrein.
c) Ter behartiging en bevordering van de belangen van de eigenaren van de recreatiebungalows in het park is bij notariële akte van 30 december 1996 de Vereniging van Eigenaren Hippisch Bungalowpark De Kloosterhof (verder: De Kloosterhof) opgericht.
Bij die notariële akte zijn tevens de statuten van De Kloosterhof vastgesteld.
d) In voormelde statuten zijn, onder meer en voor zoveel hier van belang, de volgende bepalingen opgenomen:
" Artikel 4
1. Uitsluitend personen die eigenaar zijn van een recreatiewoning als in artikel 2 bedoeld (...) kunnen lid van de vereniging zijn. Aan elke bungalow is één lidmaatschap verbonden.
(...)
Artikel 5
1. Ingeval een lid zijn eigendomsrecht (...) van een recreatiebungalow vervreemdt is hij verplicht zijn
lidmaatschap van de vereniging aan de verkrijger mee over te dragen, dan wel indien het lid meerdere
recreatiebungalows bezit te bedingen dat de verkrijger zich aanmeldt als lid van de vereniging (...)
(...)
3. Beëindiging van een lidmaatschap zonder gelijktijdige vervreemding van alle rechten die het lid heeft
ten aanzien van de hem in eigendom (...) toebehorende recreatiebungalow is uitgesloten.
Artikel 6
Ieder lid is verplicht zich nauwgezet aan de statuten der vereniging, alsmede aan haar reglementen te houden en de hieruit voortvloeiende verplichtingen na te komen. Indien een lid in gebreke blijft zulks te doen, verbeurt dit lid aan de vereniging een boete van eenduizend gulden (...) voor elke dag dat het lid in gebreke is, (...).
Artikel 7
1. De geldmiddelen van de vereniging bestaan uit:
a. de jaarlijkse bijdragen van de leden ter bekostiging van het onderhoud van de wegen, parkeerterreinen, plantsoenen en andere ter beschikking van de leden staande voorzieningen in het Hippisch Bungalowpark De Kloosterhof (...)
Artikel 9
(...)
5. Het bestuur behoeft de goedkeuring van de algemene vergadering voor het besluiten tot:
(...)
d. het optreden in rechte (...);
(...)
g. het wijzigen van beheersovereenkomsten met de exploitant, de opvolgende exploitant of door deze aan te wijzen derden. (...)
Artikel 11
1. Het bestuur is bevoegd zich onder zijn verantwoordelijkheid te doen bijstaan door een door het bestuur aan te stellen beheerder, die onder toezicht van het bestuur belast is met de dagelijkse leiding van de gemeenschappelijke eigendommen van de leden.
2. De beheerder kan een rechtspersoon zijn. (...)
Artikel 13
1. Toegang tot de algemene vergadering hebben de leden die niet geschorst zijn, alsmede degenen, die
daartoe door het bestuur en/of de algemene vergadering zijn uitgenodigd. (...)
2. Stemgerechtigd in de algemene vergadering zijn voormelde leden. Ieder van hen heeft één stem. (...)
Artikel 15
1. Het boekjaar van de vereniging is gelijk aan het kalenderjaar. (...)
Artikel 19
1. De algemene vergadering kan een of meer reglementen vaststellen en wijzigen, waarin onderwerpen
worden geregeld waarin door deze statuten niet of niet volledig wordt voorzien (...).
(....) ".
e) Per datum oprichting zijn door De Kloosterhof ook de "Parkvoorwaarden Hippisch Bungalowpark De Kloosterhof" vastgesteld. Die parkvoorwaarden hebben onder meer betrekking op de (mogelijke) verhuur(varianten) van de bungalows, de dienstverlening van de receptie en de werkzaamheden van de beheerder op en in het park. In de parkvoorwaarden zijn tevens de diverse, door de eigenaren van de bungalows verschuldigde (financiële) bijdragen vermeld, waaronder een jaarlijkse bijdrage van fl. 1.500,-- per eigenaar voor het onderhoud van "de wegen, plantsoenen, tennisbaan, beveiligde entree, toezicht etc.". Aan het einde van de parkvoorwaarden is vermeld dat de werkzaamheden als beheerder zijn "uitbesteed" aan de vennootschap [Bo.] van [Be.] B.V.
f) Tussen De Kloosterhof en [Bo.] van [Be.] B.V. is, eveneens op 30 december 1996 en voor de duur van vijf jaren, een exploitatieovereenkomst gesloten, aangaande de exploitatie door [Bo.] van [Be.] B.V. van de hiervoor onder 1a bedoelde paardenstal, paardenopvang, buitenrijbaan en tennisbaan. In de exploitatie-overeenkomst zijn de mogelijkheden en kosten van reservering van één of meerdere paardenboxen door de eigenaren van de bungalows alsmede van het verzorgen van paarden of pony's van die eigenaren geregeld. In artikel 2 van de exploitatieovereenkomst is vermeld dat de kosten voor het onderhoud en exploitatie van de tennisbaan zijn begrepen in de jaarlijkse bijdragen van de bungaloweigenaren aan De Kloosterhof.
g) [Bo.] van [Be.] B.V. is bij uitspraak van deze rechtbank van 22 juli 1999 in staat van faillissement verklaard.
h) Na het uitspreken van voormeld faillissement heeft M.C. [Bo.], die ook eigenaar is van meerdere bungalows in het park, feitelijk de beheerstaken op en in het park voortgezet.
Achtereenvolgende besturen (en ledencommissies) van De Kloosterhof hebben met [Bo.] overleg gevoerd om te komen tot nieuwe overeenkomsten met betrekking tot de exploitatie van het park en het gebruik van de hippische voorzieningen.
i) Ter algemene ledenvergadering van 22 september 2001 heeft het toen zittende bestuur van De Kloosterhof, waarvan [Bo.] (inmiddels) ook deel uitmaakte, twee door de Kloosterhof met [Bo.] dan wel Equitaine Appelscha B.V. i.o. (met [Bo.] als directeur) te sluiten overeenkomsten, te weten een "overeenkomst toezichthouder" en een "overeenkomst stal- en tennisbaanreservering", aan de leden gepresenteerd en is machtiging van de vergadering verzocht voor het aangaan van die overeenkomsten. Na stemming is voormelde machtiging verleend. Blijkens de conceptnotulen van voornoemde vergadering is het besluit tot het aangaan van de "overeenkomst toezichthouder" aangenomen met 10 stemmen vóór en 9 stemmen tegen en het besluit tot het aangaan van de "overeenkomst stal- en tennisbaanreservering" met 10 stemmen vóór en 6 stemmen tegen (dan wel 6 onthoudingen).
Bij voormelde stemming heeft [Bo.] als eigenaar van vijf bungalows (waaronder de beheerderswoning) evenzovele stemmen uitgebracht.
[eisers], die zich niet konden en kunnen verenigen met voormelde overeenkomsten, hebben voornoemde vergadering op enig moment tussentijds verlaten.
j) Bij brief van 26 november 2001 hebben [eisers] aan het bestuur van
De Kloosterhof -andermaal- hun klachten kenbaar gemaakt met betrekking tot het functioneren van [Bo.] als beheerder alsmede hun klachten met betrekking tot het functioneren van De Kloosterhof zelf. Op 17 december 2001 hebben [eisers] hun lidmaatschap(pen) van De Kloosterhof schriftelijk opgezegd met ingang van -zoals [eisers] bij pleidooi hebben aangegeven- 1 januari 2002.
k) Ter algemene ledenvergadering van De Kloosterhof van 29 juni 2002 zijn blijkens de notulen van die vergadering het "parkreglement algemeen" en het "parkreglement verhuur" vastgesteld en unaniem aangenomen.
[eisers], die wel voor deze ledenvergadering waren uitgenodigd, zijn daarbij niet aanwezig geweest.
l) Uit de notulen van voormelde vergadering van 29 juni 2002 blijkt voorts dat "de vergadering" de (rechtsgeldigheid van de) door [eisers] gedane opzegging(-en) heeft betwist, terwijl in die notulen ook is vermeld dat er een incassoprocedure zal worden gestart "voor alle openstaande rekeningen" van leden aan De Kloosterhof.
m) In de periode van november 2001 - augustus 2002 heeft De Kloosterhof aan haar leden (in ieder geval) drie -gelijkluidende- facturen gestuurd. Met die facturen zijn de volgens
De Kloosterhof verschuldigde bijdragen ter zake van "toezichthouder (2001 en 2002)", "stalreservering/tennisbaan (2001 en 2002)", "lidmaatschap 2002" en "reservering groot onderhoud 2002" in rekening gebracht. De betreffende facturen zijn ook aan [eisers] gestuurd. [eisers] hebben die facturen -volledig dan wel grotendeels- onbetaald gelaten. .
3. Beoordeling van het geschil
In conventie
3.1. Volgens [eisers] dienen de door de algemene ledenvergadering van De Kloosterhof op 22 september 2001 en 29 juni 2002 genomen besluiten ten aanzien van de "overeenkomst toezichthouder", de "overeenkomst stal- en tennisbaanreservering", het "parkreglement algemeen" en het "parkreglement verhuur" vernietigd respectievelijk nietig verklaard te worden, omdat die besluiten, zowel voor wat betreft de totstandkoming als ook voor wat betreft de inhoud, strijdig zijn met de statuten, de wet en de redelijkheid en billijkheid.
3.2. Voor wat betreft de procedurele gebreken hebben [eisers] aangevoerd dat bij de stemmingen ten onrechte aan [Bo.] vijf -uit te brengen- stemmen zijn toegekend.
Volgens [eisers] brengt het persoonlijke karakter van het lidmaatschap van een vereniging met zich dat een lid slechts één stem kan uitbrengen, ook al heeft dat lid meerdere bungalows in eigendom. Dat is, aldus [eisers] verder, slechts anders indien de statuten bepalen dat aan bepaalde leden meer dan één stem wordt toegekend, maar daarvan is ten deze geen sprake.
Voorts hebben [eisers] aangevoerd dat aan [Bo.] drie stemmen te veel zijn toegekend, omdat de beheerderswoning niet als een recreatiebungalow is aan te merken en ten aanzien van twee bungalows, die [Bo.] in verband met het faillissement van [Bo.] van [Be.] B.V. door natrekking heeft verkregen, geen sprake is van een door De Kloosterhof geaccepteerd lidmaatschap van de vereniging. Indien aan [Bo.] één stem, dan wel in ieder geval minder dan vijf stemmen, zou(den) zijn toegekend, zouden de bestreden besluiten wegens het ontbreken van een meerderheid niet aangenomen zijn.
Voorzover aan [Bo.] in beginsel wel vijf stemmen zouden toekomen, geldt volgens [eisers] dat de uitoefening van dat stemrecht ten aanzien van de onderhavige besluiten in strijd met de redelijkheid en billijkheid moet worden geacht. Aan de zijde van [Bo.] is immers sprake van een tegenstrijdig belang, omdat [Bo.] niet alleen lid is van De Kloosterhof maar hij ook degene is met wie of wiens vennootschap De Kloosterhof de overeenkomsten waarop de besluiten betrekking hebben is aangegaan.
3.3. De Kloosterhof heeft bestreden dat aan [Bo.] slechts één stem zou toekomen.
Volgens De Kloosterhof is ten deze sprake van een kwalitatief (of kwalificatief) lidmaatschap en volgt uit artikel 4 lid 1 in combinatie met artikel 13 lid 2 van de statuten dat aan elke bungalow één lidmaatschap met één stem is verbonden en dat de eigenaar van meerdere bungalows, die meerdere lidmaatschappen in zich verenigt, evenzovele stemmen heeft.
Zulks is volgens De Kloosterhof ook niet onredelijk is omdat een dergelijke eigenaar in financieel opzicht ook voor iedere bungalow wordt aangeslagen.
In het verleden is bij de besluitvorming ook altijd uitgegaan van meerdere stemmen bij eigendom van meerdere bungalows: eisers sub 7 hebben in voorkomende gevallen twee stemmen uitgebracht.
Van een tegenstrijdig belang aan de zijde van [Bo.] is volgens De Kloosterhof geen sprake, te minder nu [Bo.] noch in het bestuur noch in de algemene vergadering een doorslaggevende positie heeft.
Gelet op een en ander kan, aldus De Kloosterhof, niet gezegd worden dat de gevolgde stemprocedure in strijd met de statuten, wet of redelijkheid en billijkheid is.
3.4. Bij de beoordeling van de vraag hoeveel stemmen [Bo.] kon uitbrengen stelt de rechtbank voorop dat een dubbel (of drie-, vier- of vijfvoudig) lidmaatschap van één en dezelfde vereniging niet mogelijk is. Ieder lid is (en kan) maar éénmaal lid van de vereniging (zijn). Zulks geldt ook voor een vereniging als De Kloosterhof.
De omstandigheid dat in artikel 4 van de statuten van De Kloosterhof is bepaald dat aan elke bungalow één lidmaatschap is verbonden, staat, anders dan De Kloosterhof meent, ook niet op gespannen voet met voormeld uitgangspunt, want die bepaling betekent niet dat indien één persoon meerdere bungalows in eigendom heeft die persoon ook een meervoudig lidmaatschap van de vereniging heeft, maar dat wanneer meerdere personen tezamen eigenaar zijn van één bungalow dezen niet ieder afzonderlijk lid zijn van de vereniging; ten aanzien laatstbedoelde categorie van gezamenlijke eigenaren is sprake van één gedeeld lidmaatschap.
In overeenstemming met voormeld uitgangspunt -dat een lid maar éénmaal lid van een vereniging kan zijn- is ook hetgeen in artikel 5 lid 1 van de statuten is bepaald: indien een lid zijn eigendomsrecht van een bungalow vervreemdt is dat lid gehouden het lidmaatschap van de vereniging aan de verkrijger mee over te dragen, maar zulks geldt -begrijpelijkerwijs- niet indien het betreffende lid meerdere recreatiebungalows in eigendom heeft; in dat geval blijft die persoon als eigenaar van de niet vervreemde bungalow(s) lid van de vereniging en is hij ingevolge voormelde statutaire bepaling -slechts- gehouden tot het bedingen van een aanmelding als lid van de vereniging door de verkrijger.
3.5. Het vorenstaande laat onverlet dat ingevolge artikel 2: 38 lid 1 Burgerlijk Wetboek aan bepaalde leden meer dan één stem kan worden toegekend, zodat hun inbreng zwaarder telt dan die van andere leden. Dat meervoudig stemrecht dient blijkens voormelde wetsbepaling echter wel uitdrukkelijk in de (schriftelijke) statuten te zijn vastgelegd, omdat het een uitzondering vormt op het wettelijke uitgangspunt van één stem per lid.
De statuten van De Kloosterhof bevatten echter geen bepaling, die aan bepaalde leden, bijvoorbeeld aan degenen die meerdere recreatiebungalows in eigendom hebben, meer dan één stem toekent. De in artikel 4 van de statuten voorkomende zinsnede "aan elke bungalow is één lidmaatschap verbonden" kan niet als een toekenning van meervoudig stemrecht worden aangemerkt; zoals hiervoor overwogen, heeft voormelde bepaling een andere strekking en in ieder geval geen betrekking op het aan een lidmaatschap verbonden stemrecht.
Gelet op het voorgaande geldt ten aanzien van de leden van De Kloosterhof het wettelijk uitgangspunt van één stem per lid, zoals dat ook uitdrukkelijk in artikel 13 lid 2 van haar statuten is geformuleerd, en derhalve is geen sprake van meervoudig stemrecht voor bepaalde leden.
3.6. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat het bezwaar van [eisers] tegen de toekenning aan [Bo.] van vijf stemmen gegrond is. [Bo.] heeft op grond van de wet èn de statuten van De Kloosterhof niet meer dan één stem in de algemene vergadering. Daaraan kan niet afdoen dat de leden van De Kloosterhof kennelijk in het verleden in voorkomende gevallen zijn uitgegaan van een meervoudig stemrecht voor degenen die meer dan één bungalow in eigendom hadden. Zulks is immers niet in overeenstemming met de statuten waardoor De Kloosterhof wordt "geregeerd". Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat [Bo.] voor iedere bungalow die hij in eigendom heeft door De Kloosterhof financieel wordt aangeslagen. Die omstandigheid zou aanleiding kunnen zijn om alsnog in de statuten een meervoudig stemrecht op te nemen, maar zolang dat niet gebeurd is geldt hetgeen omtrent het stemrecht in de statuten wèl bepaald is, te weten één stem per lid.
3.7. Nu voorts uit de in de (concept-)notulen van de algemene vergadering van 22 septem-ber 2001 vermelde stemverhoudingen onmiskenbaar blijkt dat de door [Bo.] -ten onrechte- uitgebrachte vijf stemmen van belangrijke betekenis geweest zijn voor het "behalen" van de meerderheid bij die stemming(en) -bij één stem van de zijde van [Bo.] zouden de betreffende besluiten niet zijn aanvaard- kunnen die besluiten, waaromtrent binnen De Kloosterhof aanzienlijke verschillen van mening bestonden, niet in stand blijven en zal de rechtbank daarvan, overeenkomstig de vordering van [eisers], de vernietiging uitspreken.
3.8. Ten aanzien van de in de algemene vergadering van 29 juni 2002 genomen besluiten met betrekking tot het "parkreglement algemeen" en het "parkreglement verhuur" kan echter niet gezegd worden dat die besluiten in strijd met de wet of statuten tot stand zijn gekomen.
Blijkens de notulen van die vergadering zijn voornoemde reglementen immers unaniem door de algemene ledenvergadering vastgesteld. Daaruit leidt de rechtbank af dat er kennelijk geen afzonderlijke stemming heeft plaatsgevonden. Maar ook indien wel stemming zou hebben plaatsgevonden kan, gelet op voormelde unanimiteit, niet gezegd worden dat het -mogelijk- door [Bo.] wederom uitbrengen van vijf stemmen tot (enig) ander resultaat zou hebben geleid dan wanneer [Bo.] niet meer dan één stem zou hebben uitgebracht.
De omstandigheid dat [eisers] bij de vergadering op 29 juni 2002 niet aanwezig waren doet aan voormelde conclusie -dat er geen sprake is van strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen- niet af. [eisers] waren er van op de hoogte dat De Kloosterhof hun opzeggingen van het lidmaatschap niet had aanvaard en zij hebben er niettemin -kennelijk vanuit de ten onrechte bij hun levende veronderstelling dat zij geen leden meer waren, waaromtrent hierna meer- voor gekozen de betreffende vergadering, waarvoor zij ook waren uitgenodigd, althans het tegendeel is gesteld noch gebleken, niet bij te wonen. De consequenties van die keuze dienen naar het oordeel van de rechtbank voor hun risico te blijven.
3.9. De stelling van [eisers] dat de betreffende parkreglementen iedere billijkheid ontberen wijst de rechtbank van de hand. Het feit dat het gebruikmaken van de diensten van de receptie in die reglementen verplicht is voorgeschreven en de omstandigheid dat daarvoor bij verhuur van de bungalows hogere tarieven als voorheen verschuldigd zijn, rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat die reglementen strijdig met de redelijkheid en billijkheid zijn te achten, noch dat toepassing van die reglementen (of onderdelen daarvan) naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is te achten.
Evenmin valt in te zien dat met vaststelling van bedoelde parkreglementen De Kloosterhof haar doelomschrijving overschrijdt.
Gelet op het voorgaande komt de mede gevorderde vernietiging c.q. nietigverklaring van de besluiten waarmee meergenoemde parkreglementen zijn vastgesteld niet voor toewijzing in aanmerking.
3.10. Nu partijen over en weer op enig punt in het ongelijk zijn gesteld, acht de rechtbank grond aanwezig om de kosten van de procedure in conventie tussen partijen te compenseren als hierna te vermelden.
Voorts in reconventie
3.11. De rechtbank verwerpt de stellingname van [eisers] dat De Kloosterhof niet in haar vorderingen in reconventie kan worden ontvangen. Anders dan [eisers] hebben doen betogen is er wel sprake van een genoegzame machtiging van het bestuur van die vereniging tot het instellen van die vorderingen. Uit de notulen van de algemene vergadering van 29 juni 2002 valt immers in voldoende mate af te leiden dat in die vergadering het bestuur goedkeuring heeft verkregen voor het starten van een (incasso-)procedure "voor alle openstaande rekeningen" van leden van De Kloosterhof. Niet valt in te zien dat bedoelde incasso van achterstallige facturen niet zou kunnen plaats vinden in de vorm van een vordering in reconventie in de onderhavige procedure, maar dat daarvoor een afzonderlijke procedure aanhangig gemaakt zou moeten worden. In het kader van de incassering van de achterstallige rekeningen is de vraag naar de rechtsgeldigheid van de door [eisers] gedane opzeggingen zonder meer -en ongeacht of dienaangaande wel of niet een verklaring voor recht wordt gevorderd- van belang. Gelet daarop kan de hiervoor bedoelde machtiging geacht worden ook mede het vorderen van een verklaring voor recht als hiervoor bedoeld in te sluiten.
De rechtbank acht De Kloosterhof dan ook ontvankelijk in haar vorderingen. Ten aanzien van die vorderingen overweegt de rechtbank verder als volgt.
3.12. Belangrijkste geschilpunt betreft de vraag of de lidmaatschappen van [eisers] door hun schriftelijke opzeggingen van 17 december 2001 ook daadwerkelijk zijn geëindigd. Volgens De Kloosterhof moet die vraag ontkennend beantwoord worden, waartoe zij heeft verwezen naar artikel 5 lid 3 van haar statuten, waarin uitdrukkelijk is vermeld dat beëindiging van het lidmaatschap zonder gelijktijdige vervreemding van alle rechten die het lid heeft ten aanzien van de hem in eigendom toebehorende bungalow uitgesloten is. Opzegging van het kwalitatieve lidmaatschap -zonder vervreemding van de bungalow(s)- is volgens De Kloosterhof ook in strijd met de onderscheiden aktes van levering, in het bijzonder artikel 8 leden 1 en 2 daarvan, waarbij [eisers] zich jegens [Bo.] hebben verplicht om lid te worden van De Kloosterhof en zich te houden aan alle aan het lidmaatschap van die vereniging verbonden rechten en verplichtingen, die voortvloeien uit de statuten.
In de visie van [eisers] dient voormelde vraag bevestigend beantwoord te worden, omdat de in de statuten van De Kloosterhof vermelde beperking van de opzegbaarheid van het lidmaatschap in strijd is met de dwingendrechtelijke bepalingen van artikel 2: 35 juncto 2: 36 Burgerlijk Wetboek, alsmede met het recht op verenigingsvrijheid zoals geformuleerd in artikel 8 van de Grondwet en in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Uit die bepalingen volgt volgens [eisers] dat een onopzegbaar lidmaatschap in strijd is met de wet.
3.13. Met [eisers] beantwoordt de rechtbank voormelde vraag bevestigend.
De in artikel 5 lid 3 van de statuten van De Kloosterhof geformuleerde beperkte opzeggingsmogelijkheid van het lidmaatschap van De Kloosterhof is in strijd met de artikelen 2: 35 en 2: 36 van het Burgerlijk Wetboek, welke wetsbepalingen voor wat betreft de bevoegdheid tot opzegging van dwingend recht zijn en die uitdrukkelijk niet voorzien in de mogelijkheid om de uitoefening van die (wettelijke)bevoegdheid -in de statuten of anderszins- te beperken.
Het feit dat voor het lidmaatschap van De Kloosterhof een kwaliteitseis geldt -te weten dat het lid eigenaar moet zijn van een bungalow en dat degene die geen eigenaar van een bungalow is geen lid van De Kloosterhof kan worden- maakt het voorgaande niet anders en impliceert geenszins dat een lid zijn lidmaatschap slechts zou kunnen opzeggen indien hij voormelde kwaliteit verliest. Overigens is er naar het oordeel van de rechtbank ten deze geen sprake van een (zuiver) kwalitatief lidmaatschap, omdat voor de verkrijging of verlies van een dergelijk lidmaatschap immers kenmerkend is dat zulks van rechtswege geschiedt bij de verkrijging of het verlies van de betreffende kwaliteit.
Ook de omstandigheid dat [eisers] zich met de onderscheiden aktes van levering hebben verplicht om lid te worden van de vereniging van eigenaars en zich te houden alle aan het lidmaatschap van die vereniging verbonden rechten en verplichtingen, brengt niet met zich dat de opzeggingen niet als rechtsgeldig kunnen worden aangemerkt. Voormelde bepalingen uit de aktes van levering zijn geen rechtshandelingen, waarmee [eisers] jegens De Kloosterhof afstand gedaan hebben van hun uit de wet voortvloeiende -onbeperkte- opzeggingsbevoegdheid, nog daargelaten dat De Kloosterhof in het geheel geen partij was bij bedoelde aktes.
Het voorgaande betekent dat aan voormelde bepaling in de statuten geen rechtskracht toekomt en dat [eisers] overeenkomstig de wet hun lidmaatschappen rechtsgeldig hebben kunnen opzeggen en dat daardoor die lidmaatschappen zijn geëindigd.
3.14. Naar het oordeel van de rechtbank zijn bedoelde lidmaatschappen echter niet geëindigd per 1 januari 2002 -de datum waartegen [eisers] op 17 december 2001 hadden opgezegd- maar (pas) op 31 december 2002.
Ingevolge artikel 2: 36 lid 1 Burgerlijk Wetboek kan, tenzij de statuten anders bepalen, opzegging van het lidmaatschap slechts geschieden tegen het einde van een boekjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van vier weken, met dien verstande dat het lidmaatschap in ieder geval kan worden beëindigd door opzegging tegen het eind van het boekjaar, volgend op dat waarin wordt opgezegd, of onmiddellijk, indien redelijkerwijs niet gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren. In artikel 2: 36 lid 2 Burgerlijk Wetboek is bepaald dat een opzegging in strijd met het in voormeld lid 1 bepaalde het lidmaatschap doet eindigen op het vroegst toegelaten tijdstip volgende op de datum waartegen was opgezegd.
In artikel 15 van de statuten van De Kloosterhof is bepaald dat het boekjaar van de vereniging gelijk is aan het kalenderjaar. De statuten bevatten echter geen bepaling met betrekking tot de bij opzegging in acht te nemen opzegtermijn, zodat uitgegaan dient te worden van voormelde wettelijke termijn van vier weken. [eisers] hebben weliswaar opgezegd tegen het einde van het boekjaar (31 december 2001), maar zij hebben niet de opzegtermijn van vier weken in acht genomen terwijl van een opzegging met onmiddellijke ingang niet gesproken kan worden.
Gelet op voormelde wetsbepalingen is het gevolg van die onregelmatige opzegging van de zijde van [eisers] dat hun lidmaatschappen niet eerder eindigen dan 31 december 2002, het einde van het boekjaar volgend op het boekjaar waarin werd opgezegd.
3.15. Met het voorgaande is ook gegeven dat de door De Kloosterhof gevorderde verklaringen voor recht niet voor toewijzing in aanmerking komen.
3.16. Hetgeen hiervoor in conventie en in reconventie is overwogen en beslist brengt enerzijds met zich dat de betalingsverplichtingen van [eisers] aan De Kloosterhof niet per 1 januari 2002 zijn geëindigd, maar anderzijds vloeit uit die overwegingen voort dat de bedragen die in de door De Kloosterhof aan [eisers] gezonden facturen zijn vermeld voor een substantieel gedeelte niet juist te achten zijn. Immers, De Kloosterhof is bij het opstellen van die rekeningen uitgegaan van de rechtsgeldigheid van de besluiten van de vergadering van 22 september 2001, die thans door de rechtbank vernietigd worden.
De rechtbank zal De Kloosterhof in de gelegenheid stellen haar vorderingen in verband met het voorgaande aan te passen. Het komt de rechtbank in dat verband raadzaam toe dat
De Kloosterhof aan -de advocaat van- [eisers] aangepaste facturen, uitgaande van een beëindiging van de lidmaatschappen per 31 december 2002, zal sturen en dat die facturen, indien juist, vervolgens door [eisers] zullen worden voldaan, zodat dienaangaande niet verder behoeft te worden beslist. In dat kader overweegt de rechtbank tevens dat De Kloosterhof jegens [eisers] ten onrechte aanspraak heeft gemaakt op verbeurde boetes. Van afzonderlijke en rechtsgeldige ingebrekestellingen is de rechtbank niet gebleken, terwijl de in de overgelegde facturen vermelde betalingstermijn niet als fatale termijn kan worden aangemerkt.
3.17. In verband met vorenbedoelde aanpassing van de (geld-)vorderingen van De Kloos-terhof zal de rechtbank de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte aan de zijde van die partij. [eisers] kunnen daarna desgewenst nog een antwoordakte nemen.
Een en ander leidt tot de volgende beslissingen.
BESLISSING
De rechtbank:
In conventie
vernietigt de besluiten van 22 september 2001 van de algemene ledenvergadering van De Kloosterhof met betrekking tot het aangaan van de "overeenkomst toezichthouder" en de "overeenkomst stal- en tennisbaanreservering";
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van de procedure aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
wijst af de gevorderde verklaringen voor recht;
verwijst de zaak voor het overige naar de rolzitting van woensdag 28 juli 2004 voor het nemen van een akte aan de zijde van De Kloosterhof;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de rechters mr. J. de Vroome, voorzitter, mr. W. Jellema en mr. M.J. de Lange en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 23 juni 2004.
fn 367