RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
[A] en
[B]
beiden wonende te [C], verzoekers,
de raad van de gemeente Weststellingwerf, verweerder,
gemachtigde: J. van Weperen, werkzaam bij verweerders gemeente.
Bij besluit van 29 maart 2004 heeft verweerder een besluit genomen ingevolge de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO).
Tegen dit besluit hebben verzoekers op 13 mei 2004 een bezwaarschrift ingediend. Tevens hebben verzoekers bij brief van dezelfde datum de voorzieningenrechter gevraagd om ingevolge art. 8:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 9 juni 2004. Verzoekers zijn in persoon verschenen. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Op grond van art. 8:81 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekers te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekers een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 29 maart 2004 heeft verweerder op voordracht van het college van burgemeester en wethouders een voorbereidingsbesluit genomen als bedoeld in art. 21 WRO. Daarbij is verklaard dat een herziening van het bestemmingsplan "Buitengebied" wordt voorbereid voor gedeelten van percelen gelegen in de nabijheid van de Stelllingenweg te Oldenholtpade, kadastraal bekend gemeente Wolvega, sectie M, nummers 74, 80, 655, 801, sectie E, nummer 2640 en sectie L, nummer 1584, welk gebied op de bij het besluit behorende tekening met een omlijning nader is aangegeven.
Blijkens voornoemde voordracht van het college van burgemeester en wethouders is het voorbereidingsbesluit genomen om de aanpassing van de bestaande aansluitingen van de Vinkegavaartweg en de Pasmalaan op de Stelllingenweg en de bouw van een fiets/voetgangerstunnel met bijbehorende werken vanaf de Buitenkamp met een aansluiting op de parallelweg van de Stellingenweg mogelijk te maken. Volgens het college dient het plan ter verbetering van de verkeersveiligheid en ter stimulering van het openbaar vervoer. Het voorgenomen plan is in strijd met het geldende bestemmingsplan "Buitengebied". Om het plan op korte termijn mogelijk te maken wordt voorgesteld ten behoeve van het plan een voorbereidingsbesluit te nemen, zodat via de procedure van art. 19 lid 1 WRO medewerking kan worden verleend aan het plan.
Tegen dit besluit hebben verzoekers, die woonachtig zijn aan de [straatnaam], bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
Verzoekers betogen -kort samengevat- dat door het nemen van het voorbereidingsbesluit de aanpassing van de kruising Stellingenweg/Vinkegavaartweg/Pasmalaan en de bouw van een fiets/voetgangerstunnel mogelijk wordt. Deze tunnel kan naar de mening van verzoekers uit het oogpunt van verkeersveiligheid beter op een andere locatie worden gesitueerd. Voorts menen verzoekers dat de procedure op grond van art. 19 lid 1 WRO niet op juiste wijze is gevolgd, omdat de burgers niet volledig zijn geïnformeerd over het plan. Zo is in de publicatie niet vermeld dat de bestaande oversteek van de Gorteweg naar de manege Heidehoogte zal worden afgesloten voor fietsers en voetgangers, zodra de tunnel gerealiseerd zal zijn. Voorts is in de publicatie niet aangegeven dat de tunnel een zodanige hoogte en breedte heeft dat deze ook toegankelijk is voor paard en wagen. Dit kan mogelijk overlast veroorzaken.
Bij de toepassing van art. 21 lid 1 WRO is slechts aan de orde dat de gemeenteraad, gelet op de gevolgen die het inwerkingtreden van een voorbereidingsbesluit kan hebben, verklaart dat voor een bepaald gebied een bestemmingsplan wordt voorbereid. Daarbij komt de gemeenteraad, in aanmerking genomen de bewoordingen van art. 21 lid 1 WRO en de aard van de bevoegdheid die daarin aan hem is toegekend, een ruime mate van beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat indien een voorbereidingsbesluit wordt genomen teneinde een vrijstelling als bedoeld in art. 19 lid 1 juncto lid 4 WRO ten behoeve van een project mogelijk te maken, slechts dan aanleiding zal zijn voor de conclusie dat de gemeenteraad niet in redelijkheid tot het nemen van een voorbereidingsbesluit heeft kunnen overgaan indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had behoren te zijn dat het voorgenomen project in planologisch opzicht onaanvaardbaar is.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat daarvan in dit geval geen sprake is. Voor zover de grieven van verzoekers zich richten tegen het bouwplan voor een tunnel, merkt de voorzieningenrechter op dat in de procedure met betrekking tot een vrijstelling en bouwvergunning zal moeten worden beoordeeld of het bouwplan de toets der kritiek kan doorstaan. Verzoekers zullen in die procedure hun argumenten tegen het bouwplan desgewenst naar voren kunnen brengen.
Voorts kan de voorzieningenrechter verzoekers niet volgen in hun grief dat verweerder de burgers onvolledig heeft geïnformeerd. Ingevolge het bepaalde in art. 22 WRO juncto art. 3:12 Awb dient de bekendmaking van een voorbereidingsbesluit te geschieden door middel van kennisgeving in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud. Verweerder heeft het voorbereidingsbesluit gepubliceerd in de Stelllingwerf en Aanpakken en de Staatscourant van 7 april 2004. Weliswaar heeft verweerder in deze publicaties niet alle details van het plan kenbaar gemaakt, maar door te publiceren dat verweerder op 29 maart 2004 met betrekking tot een aantal kadastraal nader aangeduide percelen een voorbereidingsbesluit heeft genomen ten behoeve van de aanpassing van de bestaande aansluitingen van de Vinkegavaartweg en de Pasmalaan op de Stellingenweg en de aanleg van een fiets/voetgangerstunnel met bijbehorende werken vanaf de Buitenkamp met een aansluiting op de parallelweg van de Stellingenweg heeft verweerder naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op genoegzame wijze voldaan aan het bepaalde in art. 3:12 Awb.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter zal verweerders besluit dan ook in bezwaar in stand kunnen blijven, zodat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden afgewezen.
De voorzieningenrechter acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, voorzieningenrechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 21 juni 2004 in tegenwoordigheid van T. Hoekstra als griffier.
w.g. T. Hoekstra
w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: 23 juni 2004