Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 30 maart 2004
Parketnummer: 17/080207-03
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] op [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, De Grittenborgh te Hoogeveen, Kinholtsweg 7.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 17 maart 2004.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE
Ter terechtzitting is namens verdachte betoogd dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vervolging. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat ontlastend materiaal, te weten een proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat op de aangetroffen potten met kruiden en de inhoud daarvan, geen vingerafdrukken van verdachte zijn aangetroffen, niet aan het dossier is toegevoegd, hetgeen een dermate grove schending van de beginselen van een goede procesorde oplevert, dat dit tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie moet leiden. De raadsman heeft daarbij verwezen naar een vonnis van de rechtbank te Arnhem van 26 november 2003, LJN-nr. AO0535.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Slechts een ernstige schending van de beginselen van een goede procesorde waarbij doelbewust of met grove veronachtzaming van verdachtes belangen wordt tekort gedaan aan diens recht op een behoorlijk proces, kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Het enkel ontbreken van een proces-verbaal waaruit blijkt dat geen vingerafdrukken van verdachte zijn aangetroffen levert naar het oordeel van de rechtbank niet een dergelijke ernstige schending of grove veronachtzaming van verdachtes belangen op. Anders dan in de door de raadsman aangehaalde uitspraak acht de rechtbank overigens niet aannemelijk dat verdachte op basis van het ontbreken van vingerafdrukken op de (inhoud van de) potten met kruiden destijds door de raadkamer in vrijheid zou zijn gesteld.
De verdachte moet van het onder 1. primair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair, 2., 3. en 4. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair
[medeverdachten] in de periode van 1 september 2003 tot en met 25 september 2003 te Schiphol, in de gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en) opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland hebben gebracht 420 gram en 2234 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
tot het plegen van welke feiten, verdachte in bovenvermelde periode, te Aruba, opzettelijk behulpzaam is geweest en gelegenheid heeft verschaft, immers heeft verdachte zijn woning ter beschikking gesteld aan die [medeverdachten] ten behoeve van het verpakken van de cocaïne, ten behoeve van de uitvoer naar Nederland;
2. primair
hij op of omstreeks 26 september 2003, te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht 9,65 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij in de periode van 1 november 2003 tot en met 18 november 2003 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht
4,69 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I;
4.
hij in de periode van 1 januari 2003 tot en met 18 november 2003, te Aruba en Schiphol, gemeente Haarlemmermeer en Wagenberg en Dussen en in het arrondissement Leeuwarden, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het meermalen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van hoeveelheden cocaïne en het bewerken en verwerken en afleveren en
vervoeren van telkens hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel voorkomende op lijst I van de Opiumwet.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. subsidiair
Medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
2. primair
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
3.
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod.
4.
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 maart 2004 en het voorlichtingsrapport van de Stichting Reclassering Nederland d.d. 25 februari 2004;
- de vordering van de officier van justitie tot vrijspraak van verdachte terzake het onder 1. primair telastegelegde en tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. subsidiair, 2. primair, 3. en 4. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in verzekering/voorlopige hechtenis.
Op 22 september 2003 ontdekte een speurhond op Schiphol dat een postpakket uit Aruba cocaïne bevatte. De cocaïne was verwerkt in snoepgoed, waaronder lolly's. Nadat de cocaïne grotendeels was verwijderd, heeft een politieman, verkleed als postbesteller, het pakket alsnog afgeleverd bij een woning te Leeuwarden. Kort daarop werden drie verdachten aangehouden. In de woning bleek nog een postpakket aanwezig te zijn. Ook dit tweede pakket bevatte snoepgoed met cocaïne. Dit is het startpunt geweest voor een politie-onderzoek, dat uiteindelijk leidde tot onderschepping van vier zendingen cocaïne en aanhouding van vele verdachten. De verdachten bleken, allen in hun eigen rol, betrokken bij een criminele organisatie die ten doel had cocaïne vanuit Aruba naar Nederland te smokkelen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen invoeren van hoeveelheden cocaïne in Nederland en medeplichtigheid aan de invoer van hoeveelheden cocaïne. De handel in cocaïne vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde. Verdachte heeft geen oog gehad voor de volksgezondheidsrisico's en voor de schade die de samenleving wordt berokkend door verwervingscriminaliteit, gepleegd door verslaafden. Cocaïnehandel werkt bovendien witwaspraktijken en illegaal wapenbezit in de hand. Verdachte ontkent tegen beter weten in enige strafwaardige betrokkenheid bij de bewezenverklaarde feiten.
Als strafverzwarende factoren wegen mee:
- Verdachte bekleedde een sleutelrol in de criminele organisatie en bij de uitvoering van de bewezenverklaarde feiten;
- Verdachte schroomde niet zijn familie bij zijn criminele handelen te betrekken door het adres van zijn moeder voor de aflevering van pakketten cocaïne te bestemmen en de woning waarin zijn voormalige echtgenote met hun zoontje verbleef ter beschikking te stellen voor het verpakken en verzendklaar maken van de pakketten.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de detentie van de verdachte in Nederland door de afstand tot zijn naasten extra zwaar is.
De rechtbank is, alles overwegende, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur op zijn plaats is.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 48, 57 en 140 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair, 2., 3. en 4. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van tweëenveertig maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven goed, te weten een rijbewijs op naam gesteld van [belanghebbende].
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. L.A.D. Lindenbergh en mr. K. Post, rechters, bijgestaan door mr. S. van de Steeg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 maart 2004.