Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 11 december 2003
Parketnummer: 17/081075-03
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Overijssel, PIV HvB Zwolle, te Zwolle.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 5 augustus 2003, 31 oktober 2003 en 1 december 2003.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
Aan dit vonnis is door de griffier een gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
De verdachte moet van de primair telastegelegde moord worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het subsidiair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij op 30 april 2003, te Makkum, in de gemeente Wûnseradiel, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een zogeheten steak-mes, meermalen met kracht in de buik en/of borststreek van die [slachtoffer] gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op het misdrijf:
subsidiair: doodslag.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren
komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de psychiatrische rapportage,
de psychologische rapportage, het voorlichtingsrapport en het milieurapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair
telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest
en terbeschikkingstelling met dwangverpleging en toewijzing van de vordering van de
benadeelde partij.
Tussen verdachte en het slachtoffer bestonden al geruime tijd spanningen. Verdachte is, na door het slachtoffer voor "ding" te zijn uitgescholden, in blinde woede naar het slachtoffer toegelopen en heeft haar een aantal messteken toegebracht, als gevolg waarvan het slachtoffer is overleden. Verdachte heeft daarmee een einde gemaakt aan het leven van een levenslustige jonge vrouw en daarmee haar vriend, kinderen, ouders en vele anderen in diepe rouw gedompeld en onherstelbaar leed toegebracht. Verdachte heeft geen strafblad. De officier van justitie heeft, in afwijking van de adviezen van de beide deskundigen en de reclassering, een vrijheidsstraf en TBS met dwangverpleging geëist.
De deskundigen zijn van oordeel dat verdachte niet lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, dat zij ten tijde van het delict verminderd toerekeningsvatbaar was en dat het gevaar voor herhaling als klein moet worden ingeschat. De deskundigen zijn van mening dat verdachte op andere wijze dan binnen een TBS met dwangverpleging kan worden behandeld. Zij stellen voor dat verdachte tijdens haar detentie een individuele inzichtgevende psychotherapie ondergaat en dat na ommekomst van de detentie door eventuele verdere ondersteuning de prognose gunstig wordt ingeschat. Niet alleen rapporteurs, maar ook verdachte zelf, hebben de rechtbank kunnen overtuigen dat zij zeer gemotiveerd is om op basis van vrijwilligheid, gedurende haar detentie - en indien nodig ook daarna - genoemde behandeling te volgen.
De rechtbank verenigt zich met het advies van de deskundigen en maakt dat tot de hare en zal, één en ander in aanmerking genomen, verdachte uitsluitend veroordelen tot een vrijheidsstraf van na te melden duur. De rechtbank overweegt daarbij uitdrukkelijk dat verdachte zich gedurende die detentie en met gebruikmaking van artikel 15 van de Penitentiaire Beginselen Wet zal onderwerpen aan bedoelde psychotherapie behandeling.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen T-shirt vatbaar voor verbeurdverklaring nu met betrekking tot dat T-shirt het bewezenverklaarde strafbare feit is begaan en dit toebehoort aan verdachte.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen zogenaamde steakmes met zwart handvat en een lemmet van 12 centimeter, vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot dat mes en met behulp van dat mes het bewezenverklaarde strafbare feit is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Namens de erven heeft [benadeelde partij], vader van het slachtoffer [slachtoffer], zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door de erven geleden schade ten gevolge van het aan verdachte subsidiair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan haar als een gevolg van haar handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet dan wel onvoldoende door verdachte en haar raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen t-shirt.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen zogenaamde steakmes, met zwart handvat en een lemmet van 12 centimeter.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij, de erven van [slachtoffer], p/a [benadeelde partij], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 6.492,27 (zegge: zesduizend vierhonderd tweeënnegentig euro en zevenentwintig eurocent).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de erven van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 6.492,27 (zegge: zesduizend vierhonderd tweeënnegentig euro en zevenentwintig eurocent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 129 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.492,27 ten behoeve van de erven van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Bracht, voorzitter, mr. M.R. de Vries en mr. E Slofstra-Hoorn, rechters, bijgestaan door T.H.F. Frölich, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 december 2003.
Mr. Slofstra-Hoorn is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
w.g. Bracht VOOR EENSLUIDEND AFSCHRIFT
De Vries de griffier van de rechtbank
Frölich te Leeuwarden.