ECLI:NL:RBLEE:2003:AL9010

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
18 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/913 GEMWT
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Behouden standplaats op grond van overgangsrecht Woonwagenwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 18 september 2003 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van [A] tegen het college van burgemeester en wethouders van Bolsward. Het verzoek betreft het behoud van een standplaats voor twee caravans nabij de Workumertrekvaart, op basis van het overgangsrecht van de Woonwagenwet. De voorzieningenrechter heeft eerder, op 12 juli 2002, bepaald dat [A] de standplaats mag behouden totdat er onherroepelijk is beslist op zijn verzoek om ontheffing. De gemeente Bolsward had in een eerdere procedure aangegeven dat de voorlopige voorzieningen niet meer zouden gelden, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat dit niet correct was. De rechter heeft vastgesteld dat er nog steeds een geschil bestaat over de toepassing van de Woonwagenwet en dat [A] zijn standplaats kan behouden totdat er een definitieve beslissing is genomen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek van [A] toegewezen en bepaald dat hij met zijn caravans op de huidige locatie mag blijven staan. De voorlopige voorziening geldt tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op het administratief beroep van Gedeputeerde Staten van Fryslân. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter de gemeente Bolsward veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht van € 116,00 en de proceskosten van [A] tot een bedrag van € 644,00. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan geen rechtsmiddel tegen worden aangewend.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 03/913 GEMWT
Inzake het geding tussen
[A], wonende te [B], verzoeker,
gemachtigde: mr. S.J.M. Jaasma, advocaat te Amsterdam,
en
het college van burgemeester en wethouders van Bolsward, verweerder,
gemachtigde: mr. R.C.M. Kamsma, advocaat te Leeuwarden.
Procesverloop
Bij brief van 22 augustus 2003 is de voorzieningenrechter namens verzoeker (hierna tevens te noemen: [A]) gevraagd om op grond van art. 8:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 16 september 2003. [A] is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. Verweerder (hierna tevens te noemen: B&W) heeft zich doen vertegenwoordigen door voornoemde gemachtigde alsmede door J. Brouwer, wethouder, en D. Veenstra, werkzaam als ambtenaar in dienst van de gemeente Bolsward. Het college van Gedeputeerde Staten van Fryslân (GS) heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. L. Kusters, werkzaam in dienst van de provincie Fryslân.
Motivering
Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoeker te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Bij uitspraak van 12 juli 2002 (reg.nr. 02/582 GEMWT) heeft de voorzieningenrechter, hangende het administratief beroep van [A] tegen het besluit van B&W van 10 juni 2002, inhoudende dat aan [A] ontheffing op grond van art. 10 Woonwagenwet is geweigerd, beslist dat [A] op de locatie nabij de Workumertrekvaart standplaats mag behouden totdat onherroepelijk is beslist op het verzoek om ontheffing op grond van art. 10 Woonwagenwet. Daarbij heeft de voorzieningenrechter bepaald dat B&W de standplaats dient te voorzien van de noodzakelijke voorzieningen, waaronder tenminste water, electra en sanitair, een en ander te realiseren binnen 4 weken na de dagtekening van de uitspraak.
Bij uitspraak van 15 oktober 2002 (reg.nr. 02/910 GEMWT) heeft de voorzieningenrechter verzoeken van B&W en [A], strekkende tot wijziging van de getroffen voorzieningen, gedeeltelijk toegewezen.
Bij uitspraak van 20 mei 2003 (reg.nr. 03/375 GEMWT) heeft de voorzieningenrechter het dictum in de uitspraak van 12 juli 2002, eerste aandachtstreepje, ambtshalve gewijzigd. Voor deze procedure is slechts relevant dat hierbij de zinsnede "totdat onherroepelijk is beslist op het verzoek om ontheffing ex art. 10 Woonwagenwet" is komen te vervallen.
GS hebben het administratief beroep van [A] tegen voormeld besluit van verweerder van 10 juni 2002 niet-ontvankelijk verklaard. Het hiertegen ingestelde beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 15 juli 2003 (reg.nr.: 03/174 BESLU) gegrond verklaard, onder gelijktijdige vernietiging van de beslissing op administratief beroep van GS van 11 maart 2003.
In de onderhavige procedure heeft B&W zich op het standpunt gesteld dat de voorlopige voorzieningen, op grond waarvan [A] met zijn caravans nabij de Workumertrekvaart standplaats mocht behouden, na de uitspraak van de rechtbank in de zaak met reg.nr. 03/174 BESLU niet langer gelden. Aangezien B&W van plan is om gebruik te maken van een onherroepelijk bestuursdwangbesluit van 9 februari 2001, heeft [A] zich opnieuw tot de voorzieningenrechter gewend.
Verweerders opvatting dat thans geen voorlopige voorziening meer geldt, is, gelet op het bepaalde in art. 8:85 Awb, juist. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter bevindt de procedure zich thans in hetzelfde stadium als ten tijde van de uitspraak van 12 juli 2002. Als gevolg van de uitspraak van de rechtbank van 15 juli 2003 dient GS immers opnieuw te beslissen op het namens [A] ingediende administratief beroepschrift, dat is gericht tegen het besluit van B&W van 10 juni 2002.
Het gegeven dat B&W op 22 juli 2003 heeft besloten het besluit van 10 juni 2002 in te trekken, waarvan [A] en GS op 13 augustus 2003 schriftelijk op de hoogte zijn gesteld, doet immers niet af aan de constatering dat er nog steeds sprake is van een geschil over de toepassing van art. 10 Woonwagenwet. Zoals de voorzieningenrechter reeds eerder heeft beslist, volgt uit het bepaalde in art. 10c Woonwagenwet dat [A] zijn standplaats nabij de Workumertrekvaart kan behouden, zolang in bedoelde procedure niet onherroepelijk is beslist. Anders dan door B&W is aangevoerd, geeft de tekst van art. 10c Woonwagenwet in het kader van de door de voorzieningenrechter te plegen toetsing, geen ruimte voor een andersluidend oordeel. De voorzieningenrechter zal dan ook overgaan tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Voor wat betreft de geldingsduur van de te treffen voorziening, moet de beschermende werking van art. 10c Woonwagenwet los worden gezien van de procesrechtelijke beperkingen die voor de rechter gelden. Uit het bepaalde in art. 8:85 Awb vloeit voort dat wanneer de voorzieningenrechter hangende bezwaar of administratief beroep een voorziening treft, deze in ieder geval vervalt wanneer de termijn voor het instellen van beroep bij de rechtbank tegen het besluit dat op bezwaar of in administratief beroep is genomen, ongebruikt verstrijkt, wanneer het bezwaar of beroep is ingetrokken en wanneer de rechtbank uitspraak heeft gedaan, tenzij bij die uitspraak een later tijdstip is bepaald.
Gelet op hetgeen partijen ter zitting naar voren hebben gebracht, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding te bepalen dat [A] met zijn caravans standplaats moet innemen op de door B&W in de eerdere procedures aangewezen locatie. [A] heeft aangegeven tevreden te zijn met de voorzieningen (electriciteit en water) op zijn huidige locatie, terwijl de door B&W aangewezen locatie aanmerkelijk dichter bij het woonschip van [A]s broer -met wie hij al jaren in ernstige onmin leeft- ligt. B&W zou voor het geschikt maken van de eerder aangewezen locatie bovendien extra kosten moeten maken. Gesteld noch gebleken is dat het onevenredig bezwarend is dat de caravans van [A] blijven op de locatie waar ze nu staan, zodat de voorzieningenrechter de huidige locatie (nabij het viaduct) zal aanwijzen.
Op grond van bovenstaande overwegingen zal de voorzieningenrechter het verzoek van [A] toewijzen en ten aanzien van [A]s caravans een voorlopige voorziening treffen op de wijze zoals hierna in het dictum is vermeld.
De voorzieningenrechter ziet geen grond voor het toewijzen van het verzoek zoals gespecificeerd in het verzoekschrift onder de nummers 2, 3 en 4, zodat het verzoek in zoverre zal worden afgewezen. Ter zake van het verzoek onder sub 2 heeft de voorzieningenrechter overwogen dat, nu ter zitting is gebleken dat zulks nog niet (expliciet) is gebeurd, het op de weg van [A]s gemachtigde ligt om de gevraagde stukken eerst bij GS op te vragen. Voor wat betreft de onder sub 3 gevraagde dwangsom heeft de voorzieningenrechter overwogen dat, gelet op de namens GS gedane uitlatingen ter zitting, er voorshands geen grond is om aan te nemen dat de in dit geval geldende beslistermijn niet zal worden gehaald. Ter zake van het onder sub 4 opgenomen verzoek om GS te veroordelen tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, kantooropslag en reiskosten verwijst de voorzieningenrechter naar hetgeen hierna is opgenomen ter zake van de toepassing van art. 8:75 Awb.
Gelet op het vorenstaande en op art. 8:82 lid 1 Awb dient de gemeente Bolsward het door [A] betaalde griffierecht van € 116,00 te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 lid 1 juncto art. 8:84 lid 4 Awb veroordeelt de voorzieningenrechter B&W in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten van [A] vastgesteld op € 644,00 (verzoekschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld), terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De voorzieningenrechter wijst de gemeente Bolsward aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Op grond van art. 8:75 lid 2 Awb moet het bedrag van de kosten betaald worden aan de griffier van de rechtbank.
Beslist wordt als volgt.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek toe, en treft de voorlopige voorziening dat [A] met twee caravans standplaats mag behouden op de locatie nabij de Workumertrekvaart waar deze caravans thans staan;
- bepaalt dat deze voorlopige voorziening geldt tot twee weken na de de bekendmaking van de beslissing op administratief beroep van Gedeputeerde Staten van Fryslân, met dien verstande dat wanneer binnen die termijn opnieuw een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening is ingediend, de thans getroffen voorziening doorloopt totdat de voorzieningenrechter op dat nieuwe verzoek heeft beslist;
- gelast de gemeente Bolsward het griffierecht van € 116,00 aan [A] te vergoeden;
- veroordeelt burgemeester en wethouders van Bolsward in de proceskosten van [A] tot een bedrag van € 644,00, door de gemeente Bolsward te betalen aan de griffier van de rechtbank;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2003, in tegenwoordigheid van mr. F.P. Dillingh als griffier.
w.g. F.P. Dillingh
w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: 26 september 2003