RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Taxibedrijf Cosi Tax, gevestigd te Nes, Ameland verzoekster,
gemachtigde: mr. W.G.C. Wijsman, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand te Zoetermeer,
het college van burgemeester en wethouders van Ameland, verweerder,
gemachtigde: R. Korvemaker, werkzaam bij verweerders gemeente.
Bij brief van 17 juli 2003, verzonden 31 juli 2003, heeft verweerder verzoekster mededeling gedaan van een besluit betreffende handhavend optreden tegen Ameland Taxi.
Verzoekster heeft tegen dit besluit op 11 augustus 2003 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend. Tevens heeft verzoekster zich bij brief van 11 augustus 2003 tot de voorzieningenrechter gewend met het verzoek om ingevolge art. 8:81 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek is ter zitting behandeld op 2 september 2003. Namens verzoekster is verschenen [C], bijgestaan door verzoeksters gemachtigde. Verweerder is bij gemachtigde verschenen. Namens Ameland Taxi, die als derde belanghebbende partij aan het geding deelneemt, zijn verschenen [A] en [B], bijgestaan door hun gemachtigde mr. J.H. van der Meulen.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter partijen nog een termijn gegeven om te trachten een minnelijke regeling te bereiken. Bij brief van 3 september 2003 heeft de gemachtigde van verzoekster laten weten dat het verzoek niet zal worden ingetrokken en om een uitspraak verzocht.
Op grond van art. 8:81 lid 1 Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek overweegt de voorzieningenrechter dat niet is gebleken van beletselen om verzoekster te kunnen ontvangen. Voorts is genoegzaam aangetoond dat verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorlopige voorziening.
Voor zover de beoordeling van het verzoek met zich brengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter.
Aan een verzoek als het onderhavige kan in beginsel worden voldaan, indien het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter in de hoofdzaak luidt dat het bezwaar tegen het aangevallen besluit gegrond verklaard zal moeten worden.
De voorzieningenrechter baseert zich bij zijn oordeelsvorming op onderstaande feiten en omstandigheden.
Verzoekster en Ameland Taxi oefenen beide een taxibedrijf uit op Ameland. Verzoekster heeft aan verweerder gevraagd handhavend op te treden tegen de taxiactiviteiten van Ameland Taxi op het perceel [adres]. Uiteindelijk heeft dit verzoek geresulteerd in een besluit op bezwaar van 17 december 2002 waarbij aan Ameland Taxi een last onder dwangsom is opgelegd met het oog op de beëindiging van taxibedrijfsactiviteiten in samenhang met daaraan verbonden kantooractiviteiten wegens strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Hierbij is een begunstigingstermijn gegeven tot 1 februari 2003.
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat Ameland Taxi nog steeds in strijd met het bestemmingsplan actief is op het perceel [adres] en dat de maximale dwangsom inmiddels verbeurd is. Op 22 april 2003 heeft verzoekster verweerder verzocht een nieuw handhavingsbesluit te nemen en wel een beslissing betreffende de toepassing van bestuursdwang.
Bij brief van 17 juli 2003 heeft verweerder verzoekster bericht dat inmiddels driemaal zintuiglijk is geconstateerd dat er in strijd met het geldende bestemmingsplan werd gehandeld, dat verweerder wel degelijk voornemens is de verbeurde dwangsommen te innen, maar dat verweerder van mening is dat nog niet de gehele dwangsom is verbeurd. Voorts is aangegeven dat Ameland Taxi op 1 augustus 2003 zal verhuizen naar het nieuwbouwgedeelte van de bedrijfsbebouwing van Multiklus aan de [adres 2].
Verzoekster heeft deze brief aangemerkt als een weigering bestuursdwang toe te passen en heeft hiertegen bezwaar aangetekend. Hiernaast heeft verzoekster aan de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen die tot gevolg heeft dat verweerder de taxiactiviteiten in de [adres] onmogelijk maakt totdat een beslissing is genomen op het bezwaarschrift.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende.
De brief van verweerder van 17 juli 2003 kan als een besluit in de zin van art. 1:3 Awb worden opgevat, voor zover hierin een weigering ligt besloten om (verdere) bestuursdwang toe te passen. Voorzover hierin een weigering ligt besloten om tot inning over te gaan van dwangsommen is geen sprake van een zodanig besluit, zodat het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk zal moeten worden verklaard.
Partijen verschillen van mening over de vraag of het maximum aan dwangsommen op 17 juli 2003 of reeds daarvoor was verbeurd. Zou deze vraag bevestigend moeten worden beantwoord, dan bestaat in beginsel voor verweerder de mogelijkheid om opnieuw bestuursdwang toe te passen, aangezien de dwangsombeschikking van 17 december 2002 dan zou zijn uitgewerkt.
Verweerder heeft stukken overgelegd waaruit blijkt dat één van zijn ambtenaren, K. Dijkstra, ten minste 12 keer in persoon een controle heeft uitgeoefend ten aanzien van de activiteiten van Ameland Taxi op de [adres] en op [adres 2]. In drie gevallen heeft hij daarbij geconstateerd dat Ameland Taxi op [adres] illegale taxiactiviteiten uitoefende, waarop verweerder Ameland Taxi heeft aangeschreven om de verbeurde dwangsommen te betalen. Ter zitting is gebleken dat Ameland Taxi deze dwangsommen inmiddels heeft betaald. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hierdoor het maximum aan dwangsommen nog niet is bereikt en dat er dus geen grond is voor een nieuw bestuursdwangbesluit.
Verzoekster is van mening dat Ameland Taxi vrijwel voortdurend taxiactiviteiten uitoefent in het pand [adres], waardoor het maximum aan dwangsommen reeds lang is verbeurd. Bijgevolg dient verweerder volgens verzoekster een nieuw bestuursdwangbesluit te nemen.
Ameland Taxi ontkent meer dan driemaal het verbod tot het uitoefenen van taxiactiviteiten op [adres] te hebben overtreden.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het kader van deze procedure niet aannemelijk is geworden dat het maximum aan dwangsommen reeds is verbeurd door Ameland Taxi. Namens verweerder is vele malen gecontroleerd en daarbij is slechts in drie gevallen geconcludeerd dat het gestelde verbod is overtreden. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze constateringen te twijfelen. De stelling van verzoekster dat in de praktijk veel meer overtredingen hebben plaatsgevonden, kan haar, nog daargelaten of die stelling houdbaar is, niet baten, nu de verbeurte van de dwangsommen voortvloeit uit het constateren van overtredingen namens verweerder. Niet kan worden gezegd dat uit één overtreding reeds voortvloeit dat sprake is van een voortdurende reeks overtredingen, zoals namens verzoekster is gesteld. Immers, de aard van de geconstateerde overtredingen noopt niet tot die conclusie, waarbij nog komt dat de activiteiten van het boekingskantoor op [adres] en het feit dat er taxichauffeurs van Ameland Taxi op [adres naastgelegen pand] wonen, meebrengen dat niet in alle gevallen van illegale taxiactiviteiten kan worden gesproken.
Het voorgaande brengt mee dat verweerder op juiste gronden heeft geweigerd om een nieuw bestuursdwangbesluit te nemen, aangezien het dwangsombesluit van 17 december 2002 nog niet is uitgewerkt. Het bezwaar zal op dit punt daarom ongegrond moeten worden verklaard, zodat er geen aanleiding is tot het treffen van de gevraagde voorziening.
De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 september 2003, in tegenwoordigheid van mr. P.R.M. Poiesz als griffier.
w.g. P.R.M. Poiesz
w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: 23 september 2003