Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 24 juni 2003
Parketnummer: 17/081020-03.
Ter berechting gevoegd parketnummer: 17/056489-02.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 10 juni 2003.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.A. Veenstra, advocaat te Joure.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het onder 1., 2. en 3. primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij op 1 januari 2003 te Nieuwehorne, in de gemeente Heerenveen, ambtenaren van politie, te weten [agent a] (brigadier van politie) en [agent b] (hoofdagent van politie), heeft bedreigd met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend in de richting van die [agent a] en die [agent b] gelopen en die [agent a] en die [agent b] tot op korte afstand genaderd, zulks terwijl verdachte een hekwerk in zijn, verdachtes, handen heeft gehouden en vervolgens dat hekwerk boven zijn, verdachtes, hoofd heeft geheven en heeft, verdachte, daarbij opzettelijk dreigend tegen die [agent a] en die [agent b] geroepen/geschreeuwd (zakelijk weergegeven): "Kom op dan, ik sla jullie verrot";
2.
hij op 1 januari 2003 te Nieuwehorne, in de gemeente Heerenveen, opzettelijk beledigend ambtenaren van politie, te weten: [agent a] (brigadier van politie) en [agent b] (hoofdagent van politie), gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in dier tegenwoordigheid mondeling heeft toegevoegd de woorden "klootzakken" en "homo's";
3. primair
hij op 20 mei 2002 te Heerenveen, in de gemeente Heerenveen, met een ander, op of aan de openbare weg, het Burgemeester Kuperusplein en/of de Europalaan, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een personenauto (toebehorende aan [slachtoffer 3a] en/of [slachtoffer 3b]) en meerdere personen, te weten [slachtoffer 3c] en [slachtoffer 3d], welk geweld bestond uit het meermalen met kracht slaan en/of schoppen tegen die personenauto en het slaan in het gezicht van die [slachtoffer 3c] en [slachtoffer 3d].
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1.
Bedreiging met zware mishandeling.
2.
Eenvoudige belediging aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
3. primair
Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1., 2. en 3. primair telastegelegde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden en een werkstraf voor de duur van 240 uren. Voorts vordert zij de volledige toewijzing onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel van de vorderingen van de beide benadeelde partijen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging van twee politieagenten. Dit gebeurde tijdens de uit de hand gelopen nieuwjaarsnachtviering in Nieuwehorne. In die nacht heeft een grote groep jongeren illegaal vuurwerk van zwaar kaliber gegooid en afgeschoten in de richting van politie en brandweer en een boerderij, waardoor een zeer gevaarlijke situatie ontstond. Daarnaast werden onder andere een boerenkar, een caravan en een auto in de brand gestoken. Weliswaar heeft verdachte zich, in verhouding tot de overige die nacht door anderen gepleegde feiten, slechts aan het plegen van lichtere feiten schuldig gemaakt, niettemin heeft hij met het beledigen en bedreigen van de politieagenten en het dreigend omhoog houden van een stuk hekwerk bijgedragen aan de zeer onrustige situatie die nacht in Nieuwehorne.
Voorts heeft verdachte zich in mei 2002 schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging doordat hij in vereniging met een ander tegen een auto heeft geslagen en tenminste een van de inzittenden in het gezicht heeft geslagen. Dat hij even daarvoor door die auto werd aangereden, geeft verdachte uiteraard niet de vrijheid in reactie daarop genoemd feit te plegen.
Bij het bepalen van de op te leggen straf houdt de rechtbank rekening met, naast de ernst van de feiten, de omstandigheid dat verdachte reeds eerder is veroordeeld voor het plegen van geweldsmisdrijven. Dat verdachte met het plegen van voornoemde feiten zich wederom schuldig maakt aan geweldsmisdrijven is op zichzelf bezien zorgelijk. De rechtbank constateert echter dat er sprake is van een stabiele situatie in het leven van verdachte en dat hij overigens te boek staat als een niet-agressieve persoon. Hij heeft werk en leidt een vrij onopvallend leven.
De rechtbank zal gelet op het voorstaande verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, welke gelijk is aan de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorarrest.
[slachtoffer 3b] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, die wordt betwist op grond van het feit dat uit de schadecalculatie blijkt dat de geraamde schade hoger is dan de waarde van de auto, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
[slachtoffer 3d] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte en diens mededader gepleegde strafbare feit, dat deze aan hen als een gevolg van hun handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor hoofdelijke toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast hoofdelijke oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 141, 266, 267 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het 1., 2. en 3. primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van negenentwintig dagen.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3b] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3d], wonende te [adres], toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 113,00 (zegge: eenhonderd en dertien euro), in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3d], te betalen een som geld ten bedrage van € 113,00 (zegge: eenhonderd en dertien euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van twee dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en in dier voege, dat indien dit bedrag door de mededader(s) van verdachte geheel of gedeeltelijk is of wordt betaald, verdachte in zoverre is of zal zijn bevrijd.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 113,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3d], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Wegener Sleeswyk, voorzitter, mr. G.A.M. Peper en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door mr. F.F. van Emst, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2003.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/081020-03.
Ter berechting gevoegd parketnummer: 17/056489-02.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 10 juni 2003.
Tegenwoordig:
mr. R.S. Wegener Sleeswyk, voorzitter,
mr. G.A.M. Peper en mr. M.R. de Vries, rechters,
mr. H.H. Louwes, officier van justitie en
mr. F.F. van Emst, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. W.A. Veenstra, advocaat te Joure.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 24 juni 2003 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.