Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 22 mei 2003
Parketnummer: 17/080015-03
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Demersluis, te Amsterdam.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 9 mei 2003.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. P.A. van der Vliet, advocaat te Heerenveen.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De verdachte moet van het primair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
De rechtbank acht het subsidiair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 29 januari 2003 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet met een beitel en een schroevendraaier die [slachtoffer] meermalen met kracht in de borst(streek) en elders in het lichaam gestoken, waardoor ondermeer het hart en een long en grote bloedvaten zijn geperforeerd, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het bewezenverklaarde nog in het bijzonder het volgende:
De raadsvrouw van verdachte heeft ter terechtzitting betoogd dat er van opzet op het doden van het slachtoffer geen sprake kan zijn nu de deskundigen hebben vastgesteld dat verdachte ten tijde van het delict leed aan een zeer ernstig psychiatrisch ziektebeeld. Hij heeft gehandeld vanuit paranoïde psychotische belevingen. De deskundigen hebben geadviseerd verdachte ten aanzien van het telastegelegde ontoerekeningsvatbaar te verklaren. Naar het oordeel van de raadsvrouw dient verdachte te worden vrijgesproken, nu het bestanddeel opzet niet bewezen kan worden.
De rechtbank oordeelt hierover als volgt.
Het betoog van de raadsvrouw kan alleen slagen indien bij verdachte elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan ontbrak. Het is echter niet aannemelijk geworden dat verdachte, ondanks zijn psychiatrisch ziektebeeld, niet heeft kunnen begrijpen dat door het meermalen steken met een beitel en een schroevendraaier de dood van het slachtoffer kon worden veroorzaakt. Verdachte heeft bij de psychiater verklaard: "Er draaide iets in mijn hoofd, ik was bang, ontzettend bang, ik was nooit in mijn leven zo bang als toen, ze dreigde mij met die TBS en met die zaag: ze dreigde me". Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij voelde dat hij zich moest verdedigen. Bij de psycholoog heeft verdachte verklaard dat hij zich nog kon herinneren dat hij het slachtoffer met een hamer op het hoofd heeft geslagen en dat het slachtoffer op de grond viel. Verder heeft verdachte bij de psycholoog verklaard zich nog te kunnen herinneren dat hij enkele keren met een beitel op het slachtoffer heeft ingestoken terwijl zij nog steeds op de grond lag. Vervolgens heeft verdachte onmiddellijk na het plegen van het feit tegen een medegedetineerde gezegd: "Ik heb die vrouw vermoord". Hieruit leidt de rechtbank af dat er bij verdachte de wil bestond om zich te verdedigen en dat verdachte doelgericht daarnaar heeft gehandeld door een zeer harde klap met een hamer op het hoofd van het slachtoffer te geven en daarna met een beitel op haar in te steken. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke handelwijze de dood van een slachtoffer met zich mee kan brengen. Gelet hierop is het naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verdachte van elk inzicht ten aanzien van de gevolgen van zijn handelwijze verstoken was. De rechtbank is derhalve van oordeel dat het opzet wel bewezen is. Hieraan doet niet af de vraag of het bewezen verklaarde feit verdachte al dan niet kan worden toegerekend in de zin van zijn eventuele strafbaarheid, op welke vraag de rechtbank hierna zal ingaan.
Het bewezene levert op het misdrijf:
STRAFBAARHEID VERDACHTE EN MOTIVERING OP TE LEGGEN MAATREGEL
De rechtbank heeft in aanmerking genomen:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het rapport opgemaakt door de psycholoog en de psychiater;
- de vordering van de officier van justitie tot vrijspraak van verdachte terzake het primair telastegelegde en ontslag van alle rechtsvervolging van verdachte terzake het subsidiair telastegelegde. Tevens heeft de officier van justitie terbeschikkingstelling van verdachte met dwangverpleging gevorderd.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het opzettelijk van het leven beroven van een vrouw die werkzaam was in de gevangenis waar verdachte gedetineerd was. Dit zeer ernstige misdrijf heeft een enorme impact gehad op het gezin, de familie en de collega's van de vrouw en zal dit nog lange tijd hebben.
In hun rapportage concluderen de psychiater en de psycholoog dat verdachte lijdt aan een zeer ernstig psychiatrisch ziektebeeld: schizofrenie van het paranoïde type. Uit het onderzoek van de deskundigen komen aanwijzingen naar voren voor het bestaan van een persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. De deskundigen stellen dat verdachte tijdens het tenlastegelegde delict floride psychotisch was en volledig in beslag genomen werd door zijn psychotische gedachtegang. De deskundigen adviseren de rechtbank om verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde ontoerekeningsvatbaar te achten. Op grond van bestudering van de voorgeschiedenis, ingewonnen informatie bij derden en eigen onderzoek komen de deskundigen tot de conclusie dat de kans op herhaling van een vergelijkbaar levensdelict als zeer sterk verhoogd moet worden ingeschat. De kans op herhaling is slechts te voorkomen door verdachte zo spoedig mogelijk te plaatsen op een sterk beveiligde afdeling van een TBS-kliniek. Verdachte moet volgens de deskundigen als volstrekt detentieongeschikt worden beschouwd. De psychiater en de psycholoog adviseren de rechtbank verdachte de maatregel TBS met verpleging van overheidswege op te leggen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte niet strafbaar is en zal verdachte ontslaan van alle rechtsvervolging.
Alles overwegende acht de rechtbank de hierna te melden maatregel passend.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38d, 39 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld, doch verdachte deswege niet strafbaar.
Ontslaat verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. G. Bracht en mr. M.R. de Vries, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 mei 2003.
Mr. Bracht is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/080015-03
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 9 mei 2003.
Tegenwoordig:
mr. A.H.M. Dölle, voorzitter,
mr. G. Bracht en mr. M.R. de Vries, rechters,
mr. J.T.D. Stoffels, officier van justitie en
mr. P.T.M. van der Lelie, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Demersluis te Amsterdam.
Als raadsvrouw van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. P.A. van der Vliet, advocaat te Heerenveen.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 22 mei 2003 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.