ECLI:NL:RBLEE:2003:AF7097

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080178-02vev
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling van verdachte wegens ontucht en verkrachting van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 10 april 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere ernstige seksuele misdrijven tegen minderjarigen. De verdachte, geboren op een onbekende datum en thans gedetineerd in PI Noord, HvB Groningen, werd beschuldigd van ontucht en verkrachting van verschillende minderjarigen in de periode van 1 augustus 2000 tot en met 31 december 2002. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in deze periode meermalen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met aan hem toevertrouwde minderjarigen, waarbij hij gebruik maakte van zijn positie van macht en invloed. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten die hem zijn ten laste gelegd, met uitzondering van enkele punten waar hij van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake is van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens bij de verdachte, maar dat hij desondanks volledig toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft een gevangenisstraf van drie jaren opgelegd, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeling in de Ambulante Forensische Psychiatrie. Daarnaast is de verdachte ter beschikking gesteld met dwangverpleging, gezien het grote recidivegevaar. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van inbeslaggenomen goederen gelast en de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 10 april 2003
Parketnummer: 17/080178-02
Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 17/040261-00 en 24/170031-00.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, HvB Groningen te Groningen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 27 maart 2003.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W.A. Veenstra, advocaat te Joure.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 1. primair, 1. subsidiair en 2. telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1. meer subsidiair, 3. primair, 4. primair, 5., 6. en 7. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. meer subsidiair
hij in de periode van 1 augustus 2001 tot en met 31 december 2001 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige [slachtoffer feit 1] (geboren op [geboortedatum]), immers heeft hij de ontblote penis van die [slachtoffer feit 1] betast en/of moest die [slachtoffer feit 1] de ontblote penis van verdachte betasten en/of heeft verdachte de penis van die [slachtoffer feit 1] in zijn mond genomen en/of moest die [slachtoffer feit 1] de penis van verdachte in zijn mond nemen;
3. primair
hij op een tijdstip in of omstreeks de maand oktober 2002 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feiten 3 en 4] heeft gedwongen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen bestaande uit het aftrekken van de ontblote penis van die [slachtoffer feiten 3 en 4] en het nemen van de penis van die [slachtoffer feiten 3 en 4] in zijn mond, en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit het sleuren van die [slachtoffer feiten 3 en 4] naar verdachtes slaapkamer en het uittrekken van een shirt en broek van die [slachtoffer feiten 3 en 4] en het met gebruikmaking van zijn psychisch overwicht op die [slachtoffer feiten 3 en 4] een situatie voor die [slachtoffer feiten 3 en 4] doen ontstaan waarin hij zich niet tegen/aan de sexuele handelingen met hem, verdachte, kon verzetten en ontrekken en aldus voor die [slachtoffer feiten 3 en 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
4.
hij op een tijdstip in of omstreeks de maand oktober 2002 (gelegen na het onder 3 vermelde tijdstip) te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feiten 3 en 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer feiten 3 en 4], hebbende verdachte zijn penis in de anus van die [slachtoffer feiten 3 en 4] geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat verdachte de broek van die [slachtoffer feiten 3 en 4] naar beneden heeft gedaan en dat verdachte die [slachtoffer feiten 3 en 4] op zijn buik heeft geduwd en dat verdachte met gebruikmaking van zijn psychisch overwicht op die [slachtoffer feiten 3 en 4] een situatie voor die [slachtoffer feiten 3 en 4] heeft doen ontstaan waarin hij zich niet tegen/aan de sexuele handelingen met hem, verdachte, kon verzetten en ontrekken en aldus voor die [slachtoffer feiten 3 en 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij in de periode van 1 september 2000 tot en met 23 juni 2002 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, door giften en beloften van geld, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht van een minderjarige te weten [slachtoffer feit 5] (geboren op [geboortedatum]) wiens minderjarigheid verdachte kende, opzettelijk heeft bewogen tot het dulden van ontuchtige handelingen bestaande uit het aftrekken en/of betasten van de ontblote penis van die [slachtoffer feit 5] door verdachte;
6.
hij in de periode van 1 juni 2001 tot en met 1 september 2001 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, door giften en beloften van geld, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een minderjarige te weten [slachtoffer feit 6] (geboren op [geboortedatum]) wiens minderjarigheid verdachte kende, opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen bestaande uit het aftrekken en betasten van de ontblote penis van die [slachtoffer feit 6] door verdachte en uit het aftrekken en betasten van de ontblote penis van verdachte door die [slachtoffer feit 6];
7.
hij in de periode van 1 augustus 2000 tot en met 22 september 2002, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, meermalen, door giften en beloften van geld en/of goed, misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een minderjarige te weten [slachtoffer feit 7] (geboren op [geboortedatum]) wiens minderjarigheid verdachte kende, opzettelijk heeft bewogen tot het plegen en/of dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het aftrekken van de ontblote penis van die [slachtoffer feit 7] en/of het nemen van de penis van die [slachtoffer feit 7] in zijn, verdachtes, mond en/of het aftrekken van de ontblote penis van verdachte door [slachtoffer feit 7] en/of het nemen van de ontblote penis van verdachte in zijn, [slachtoffer feit 7]'s, mond;
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. meer subsidiair
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.
3. primair
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
4.
Medeplegen van verkrachting.
5.
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een minderjarige, wiens minderjarigheid hij kent, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen met hem te plegen en van hem te dulden, meermalen gepleegd.
6.
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een minderjarige, wiens minderjarigheid hij kent, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen met hem te plegen en van hem te dulden.
7.
Door misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht een minderjarige, wiens minderjarigheid hij kent, opzettelijk bewegen ontuchtige handelingen met hem te plegen en van hem te dulden, meermalen gepleegd.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, de psychiatrische rapportage, de psychologische rapportage en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. meer subsidiair, 3. primair, 4., 5., 6. en 7. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het volgen en afmaken van een behandeling in de Ambulante Forensische Psychiatrie of een soortgelijke instelling, verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen voorwerpen, toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en tenuitvoerlegging van de beide vorderingen na voorwaardelijke veroordeling.
Het overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feit wordt door de rechtbank niet in aanmerking genomen, nu verdachte ter terechtzitting ontkend heeft zich hieraan te hebben schuldig gemaakt,
Bewezen is verklaard dat verdachte orale seks heeft gehad met een aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige, dat hij een andere minderjarige met geweld heeft gedwongen tot orale seks en dat hij deze minderjarige ook anaal heeft verkracht. Bovendien heeft verdachte drie minderjarigen verleid tot ernstige ontuchtige handelingen.
Op verdachtes woonboot was het een komen en gaan van jongens, waarvan velen een bewogen geschiedenis hadden. Verdachte heeft juist deze kwetsbare groep op het oog gehad. Verdachte testte eerst of een jongen een gematigde vorm van ontucht voor lief nam. Werd dit getolereerd, dan probeerde verdachte herhaaldelijk uit of de jongen zich verzette tegen zwaardere vormen van misbruik. Hij bediende zich hierbij van verleiding met geld, van drang of van dwang. Uit het proces-verbaal en de rapportages komt het beeld naar voren van langdurig misbruik van een grote groep jongens. Eén der slachtoffers heeft bijvoorbeeld verklaard dat hij gedurende vier jaren geregeld seks heeft gehad met verdachte. Schrijnend is, dat verdachte commissie heeft betaald aan twee jongens die een derde jongen hadden overgehaald om zich door verdachte te laten misbruiken. Voorts regelde een jongen telefonisch ontuchtige afspraakjes met anderen voor verdachte. Eén jong slachtoffer moest als gevolg van het seksueel misbruik en de spanning over de uitslag van een noodzakelijke aids-test worden opgenomen op een crisisplaats in de kinderpsychiatrie. De bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen in beginsel een langdurige gevangenisstraf.
Over verdachte is gerapporteerd door Reclassering Nederland, door een psychiater en een psycholoog. Blijkens de multidisciplinaire rapportage wist verdachte dat hij geen seks mocht bedrijven met minderjarigen. Hij vergoelijkt echter zijn daden door te stellen dat hij geen dwang heeft toegepast en dat de meeste jongens zich vrijwillig aanboden om 'gemasseerd' te worden: "Ze wilden een zakcentje verdienen (...) Tien keer wees ik hen de deur, maar daarna kon ik de verleiding niet meer weerstaan". Volgens de psychiater is verdachte pedagogisch verwaarloosd en voelt hij zich aangetrokken tot jongens die ook affectief en pedagogisch zijn verwaarloosd. Volgens de psycholoog lijkt verdachte steeds de indruk te willen wekken zeer begaan te zijn met andermans leed. De psycholoog meent echter dat dit gekunsteld is en dat verdachte niet inziet hoezeer zijn handelen in feite gericht is op bevrediging van zijn eigen behoeften. Verdachte overschat de keuzemogelijkheden van minderjarigen met betrekking tot seks. Hij mist inzicht in de consequenties van zijn seksuele handelingen voor de minderjarigen. De gedragsdeskundigen noteren dat verdachte erg zijn best doet om zichzelf te verkopen. De zachtaardige indruk die verdachte wekt, past volgens de psycholoog helemaal niet bij zijn geschiedenis. Verdachte is volgens de psychiater benedengemiddeld intelligent en zijn gewetensfunctie is duidelijk lacunair. Zonder externe sturing vliegt verdachte geleidelijk uit de bocht en neemt het lustprincipe het over van het realiteitsprincipe, aldus de psychiater. Met voldoende externe sturing -welke thans aanwezig is door de voorlopige hechtenis en de dreiging van de zitting- kan verdachte verantwoordelijkheid voor zijn handelen nemen. Verdachte heeft de gedragsdeskundigen verteld dat hij zich voortaan van seks met minderjarigen zal onthouden en dat hij moet leren tegen verleidingen bestand te raken. Deze uitspraken geven de psycholoog vertrouwen in verdachtes mogelijkheden om van zijn fouten te leren. Op die grond meent hij dat de kans op herhaling klein is. Ook de psychiater acht de kans op recidive gering, zeker indien externe sturing voor het lacunaire geweten gehandhaafd blijft. De gedragsdeskundigen concluderen dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens, namelijk een gemengde persoonlijkheidsstoornis (niet anderszins omschreven) met narcistische, afhankelijke en antisociale kenmerken. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de delicten, maar was niet zo ernstig dat verdachte de gevolgen van zijn handelen niet kon overzien. Verdachte is volgens de psycholoog licht verminderd en volgens de psychiater volledig toerekeningsvatbaar. De gedragsdeskundigen adviseren een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met als bijzondere voorwaarden verplichte daderbehandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie en begeleiding door de reclassering.
De rechtbank neemt over de vaststelling dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens en de opvatting van de psycholoog dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is. Daarentegen deelt de rechtbank niet de conclusie van de deskundigen dat de kans op recidive gering is. Het vertrouwen van de deskundigen in verdachtes vermogen om van zijn fouten te leren en daarmee het vertrouwen dat hij niet snel zal recidiveren, lijkt vooral te zijn ingegeven door mededelingen van verdachte zelf. Echter, blijkens de rapportages en blijkens de eigen waarneming van de rechtbank ter zitting heeft verdachte voortdurend de neiging sociaal wenselijk te antwoorden. Daar komt bij dat tijdens de zitting is gebleken dat verdachte nog steeds stelselmatig zijn aandeel in de feiten bagatelliseert. Dit gebrek aan inzicht in zijn eigen handelen en in de gevolgen daarvan voor de slachtoffers, baart de rechtbank zorgen. Mede in aanmerking genomen dat verdachte in de toekomst zeker weer in aanraking zal komen met zijn doelgroep en dat ook de gedragsdeskundigen verwachten dat verdachte weer zal ontsporen zodra de externe sturing wegvalt en hij weer op zijn lacunaire geweten zal zijn aangewezen, is de rechtbank van oordeel dat het recidivegevaar als groot moet worden ingeschat. Ook de reclassering is die mening toegedaan.
Gelet op het grote recidivegevaar acht de rechtbank behandeling noodzakelijk. Zij is er echter geenszins van overtuigd dat de voorgestelde behandeling het gevaar van recidive voldoende indamt. Er is sprake van diep ingeslepen gedrag gedurende een lange periode waarin verdachte kennelijk niet in staat is geweest tot het nastreven en aanknopen van volwassen seksuele relaties op basis van gelijkwaardigheid. Derhalve is de rechtbank van oordeel dat een intensieve behandeling geboden is, die mogelijk eveneens van lange tot zeer lange duur zal kunnen zijn. Om die reden wenst de rechtbank in de strafoplegging voorwaarden te scheppen waarbinnen zodanige behandeling mogelijk zal zijn. De door de deskundigen voorgestelde en door de officier van justitie gevorderde behandeling acht de rechtbank dan ook niet aangewezen. Deze zou immers moeten plaatsvinden onder de dreiging van een voorwaardelijke gevangenisstraf. Voorwaardelijke gevangenisstraf is slechts mogelijk indien de totale gevangenisstraf niet langer is dan drie jaren. Deze maximale duur geeft niet de mogelijkheid om enerzijds het onvoorwaardelijke gedeelte zo groot te maken dat recht wordt gedaan aan de ernst van de misdrijven en anderzijds het voorwaardelijke deel zo groot te maken dat is gewaarborgd dat verdachte onder dreiging daarvan de door de rechtbank noodzakelijk geachte langdurige behandeling zal kunnen afmaken.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank causaal verband aanwezig tussen de gebrekkige ontwikkeling der geestvermogens van verdachte en de bewezenverklaarde feiten, alsmede tussen die gebrekkige ontwikkeling en het recidivegevaar. Nu naar het oordeel van de rechtbank de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen dit eist, zal de rechtbank, naast een gevangenisstraf van aanmerkelijke duur, TBS met dwangverpleging aan verdachte opleggen.
INBESLAGGENOMEN GOEDEREN
De rechtbank acht de inbeslaggenomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring nu met behulp van deze voorwerpen de feiten zijn begaan en voorbereid en deze toebehoren aan verdachte.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer feiten 3 en 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3. primair en 4. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde immateriële schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
VORDERINGEN NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 30 januari 2001, gewezen door de politierechter te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 februari 2001. Bij vordering d.d. 6 februari 2003 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1. meer subsidiair, 3. primair, 4., 5., 6. en 7. bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 30 januari 2001 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Bij onherroepelijk geworden arrest van 21 december 2000, gewezen door het gerechtshof te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 11 februari 2001. Bij vordering d.d. 13 februari 2003 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld arrest voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder 1. meer subsidiair, 3. primair, 4., 5., 6. en 7. bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd arrest van 21 december 2000 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g, 33, 33a, 36f, 37a, 37b, 57, 242, 246, 248a en 249 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair, 1. subsidiair en 2. is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. meer subsidiair, 3. primair, 4. primair, 5., 6. en 7. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van DRIE JAREN.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd.
Verklaart verbeurd het inbeslaggenomen diepvriesmes en de honkbalknuppel.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer feiten 3 en 4], wonende te [adres], bij wijze van voorschot toe en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 4.500,00 (zegge: vierduizend vijfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer feiten 3 en 4], te betalen een som geld ten bedrage van € 4.500,00 (zegge: vierduizend vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 80 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.500,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer feiten 3 en 4], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
17/040261-00:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 30 januari 2001, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer
24/170031-00:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 21 december 2000, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Wegener Sleeswyk, voorzitter, mr. K. Post en mr. G.A.M. Peper, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 april 2003.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/080178-02
Vorderingen na voorwaardelijke veroordeling parketnummers 17/040261-00 en 24/170031-00.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 27 maart 2003.
Tegenwoordig:
mr. R.S. Wegener Sleeswyk, voorzitter,
mr. K. Post en mr. G.A.M. Peper, rechters,
mr. J.T.D. Stoffels, officier van justitie en
D.P. Postma-Westerhof, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI Noord, HvB Groningen te Groningen.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. W.A. Veenstra, advocaat te Joure.
Tevens is verschenen mevrouw Oudenaarden van de Reclassering Nederland.
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 10 april 2003 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de oudste rechter en de griffier.