ECLI:NL:RBLEE:2003:AF6457

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
25 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080205-02vev
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en poging tot doodslag met verkeersdelicten

Op 25 maart 2003 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten, waaronder poging tot afpersing en poging tot doodslag. De verdachte, geboren op [geboortedatum] en thans gedetineerd in P.I. Noord, locatie Leeuwarden, werd beschuldigd van het dreigen met geweld tegen [slachtoffer 1] om een bedrag van 100.000 tot 150.000 euro af te persen. Dit gebeurde in de periode van 22 november 2002 tot en met 10 december 2002. De rechtbank oordeelde dat de verdachte meermalen had gedreigd met geweld en dat de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet was voltooid.

Daarnaast was de verdachte betrokken bij een incident op 12 juli 2002, waarbij hij met zijn auto op [slachtoffer 2a] en [slachtoffer 2b] was ingereden, met de intentie hen van het leven te beroven. Ook hier was de uitvoering van het voorgenomen misdrijf niet voltooid. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 42 maanden geëist, maar de rechtbank legde een lagere straf op, rekening houdend met straffen in soortgelijke zaken.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een gevangenisstraf van dertig maanden op. Tevens werd de verdachte veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van 1.000 euro aan [slachtoffer 2b]. De rechtbank achtte de vordering van de benadeelde partij gegrond en voor toewijzing vatbaar. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de verdachte en zijn raadsman, mr. G.A. Pots, en de rechtbank achtte de bewijsvoering voldoende om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 25 maart 2003
Parketnummer: 17/080205-02
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/080097-02.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de ter terechtzitting gevoegde zaken van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, locatie Leeuwarden, De Marwei.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 11 maart 2003.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van de dagvaardingen gehecht, waaruit de inhoud van de telasteleggingen geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het in de zaak met parketnummer 17/080097-02 onder 2 telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het in de zaak met parketnummer 17/080205-02 en het in de zaak met parketnummer 17/080097-02 onder 1 primair, 3 en 4 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
Parketnummer 17/080205-02:
hij in de periode van 22 november 2002 tot en met 10 december 2002 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van ongeveer 100.000 of 150.000 Euro, toebehorende aan [slachtoffer 1], hebbende verdachte in bovenvermelde periode meermalen tegen die [slachtoffer 1] gezegd ondermeer kort en zakelijk weergegeven: dat zijn broer bezoek had gehad van een tweetal Marokkaanse jongens die hadden gezegd dat de aangever in de zaak van [derde] zou worden doodgemaakt en omdat die [derde] nu vast zat de organisatie 550.000 euro en 2 a 3 kilo harddrugs was kwijtgeraakt en dat die [slachtoffer 1] op een dodenlijst staat omdat er aanhoudingen waren verricht en dat daardoor de organisatie verlies had geleden en dat er tussen de 100.000 euro en 150.000 euro moet worden betaald om van die dodenlijst af te komen en dat hij, verdachte, 10.000 euro wilde hebben voor zijn bemiddeling en dat er politieagenten en een officier van justitie in elkaar zijn geslagen en dat een huis van een officier van justitie in de brand is gestoken en dat die [slachtoffer 1] op een dodenlijst van de organisatie staat en als hij, [slachtoffer 1] betaalt, is hij gelijk van deze mensen af, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Parketnummer 17/080097-02:
1 primair
hij op 12 juli 2002, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 2a] en [slachtoffer 2b] van het leven te beroven, met dat opzet met een door hem, verdachte, bestuurde personenauto tegen die [slachtoffer 2a] en [slachtoffer 2b] is aangereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3
hij op 12 juli 2002, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, als degene tegen wie verdenking was gerezen als bestuurder van een personenauto te hebben gehandeld in strijd met artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994 en aan wie door een opsporingsambtenaar was bevolen medewerking te verlenen aan een ademonderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van genoemde wet, niet heeft voldaan aan de verplichting ademlucht te blazen in een voor het onderzoek bestemd apparaat en aan de verplichting gevolg te geven aan alle door een opsporingsambtenaar ten dienste van het onderzoek gegeven aanwijzingen;
4
hij op 12 juli 2002, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Nieuwestad, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op:
De misdrijven:
Parketnummer 17/080205-02:
medeplegen van poging tot afpersing
Parketnummer 17/080097-02:
1 primair
poging tot doodslag
3.
overtreding van artikel 163 lid 2 Wegenverkeerswet 1994
De overtreding:
Parketnummer 17/080097-02
4.
overtreding van artikel 107 lid 1 Wegenverkeerswet 1994.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het in de zaak met parketnummer 17/080205-02 en het in de zaak met parketnummer 17/080097-02 onder 1 primair, 2 en 3 telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. Tevens vordert de officier van justitie veroordeling van verdachte terzake het in de zaak met parketnummer 17/080097-02 onder 4 telastegelegde tot hechtenis voor de duur van 4 weken.
Verdachte heeft gepoogd zijn slachtoffer af te persen. Dat is op zichzelf al een ernstig feit, in casu is het des te ernstiger nu, naar verdachte wist, het slachtoffer al eerder door anderen was afgeperst en derhalve extra kwetsbaar was. Dat is verdachte zwaar aan te rekenen en zal in belangrijke mate de op te leggen straf bepalen.
Dat laatste is evenzeer het geval ter zake de bewezenverklaarde poging tot doodslag, waarbij verdachte met zijn auto is ingereden op twee personen, waarmee hij geruime tijd daarvoor ruzie had gehad.
Beide feiten geven aan dat verdachte weinig oog heeft voor de integriteit van anderen. Dat is een zorgelijke houding, die ook naar voren komt in de omtrent verdachte uitgebrachte rapportage. De kans op herhaling wordt dan ook groot geacht.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. Daarbij zal de rechtbank rekening houden met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd. Met name dat laatste is reden een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
BENADEELDE PARTIJ
[slachtoffer 2b] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/080097-02 onder 1 primair telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, bij wijze van voorschot gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 45, 47, 57, 62, 287, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107, 163, 176, 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte in de zaak met parketnummer 17/080097-02 onder 2 is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 17/080205-02 en het in de zaak met parketnummer 17/080097-02 onder 1 primair, 3 en 4 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van dertig (30) maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 17/080097-02 onder 4 telastegelegde:
Hechtenis voor de tijd van vier weken.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2b], wonende te [adres], toe bij wijze van voorschot en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 1.000,00 (zegge: éénduizend euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2b], te betalen een som geld ten bedrage van € 1.000,00 (zegge: éénduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 20 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.000,00 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2b], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. K. Post en mr. H.R. Bax, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 25 maart 2003.
Mr. Bax is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Rechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/080205-02
Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/080097-02.
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de meervoudige strafkamer in bovengenoemde rechtbank op 11 maart 2003.
Tegenwoordig:
mr. O. Anjewierden, voorzitter,
mr. K. Post en mr. H.R. Bax, rechters,
mr. J. de Gans, officier van justitie en
mr. P.T.M. van der Lelie, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de oudste rechter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in P.I. Noord, locatie Leeuwarden, De Marwei.
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. G.A. Pots, advocaat te Leeuwarden.
De oudste rechter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 25 maart 2003 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.