ECLI:NL:RBLEE:2003:AF6126

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
18 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
97700 /CV EXPL 01-4603
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgever voor schade door roekeloos handelen werknemer bij werkzaamheden aan onder stroom staande installatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Leeuwarden op 18 maart 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, de besloten vennootschap GROS B.V. Het geschil betreft een ongeval dat plaatsvond op 12 mei 1999, waarbij [eiser] tijdens werkzaamheden aan een onder stroom staande verdeelkast ernstig gewond raakte. De werkgever was opgedragen te bewijzen dat de schade het gevolg was van bewuste roekeloosheid van [eiser].

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser], ondanks zijn ervaring als elektromonteur, niet de nodige voorzorgsmaatregelen heeft getroffen tijdens het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Hij heeft geen overleg gevoerd met zijn werkgever over de risico's en heeft ervoor gekozen om de aansluiting te verrichten terwijl de installatie onder spanning stond. De getuigenverklaringen van [x], [y] en [z] bevestigen dat het ongeval het gevolg was van de handelingen van [eiser], die zich bewust moest zijn van de gevaren van het werken aan een onder stroom staande installatie.

De kantonrechter concludeert dat de werkgever niet aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade, omdat [eiser] bewust roekeloos heeft gehandeld. De vorderingen van [eiser] worden afgewezen en hij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt het belang van het nemen van veiligheidsmaatregelen en het volgen van procedures bij het werken met elektrische installaties.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
VONNIS
97700 /CV EXPL 01-4603
in de zaak van
[eiser],
wonende te Leeuwarden,
eiser,
gemachtigde: mr. A.Z. van Braam,
tegen
de besloten vennootschap GROS B.V.,
gevestigd te Grou,
gedaagde,
gemachtigde: mr. M.R. van der Pol
OVERWEGINGEN
Verder procesverloop
1. De kantonrechter heeft opnieuw kennis genomen van het geding waaronder ook het vonnis van deze rechtbank van 20 augustus 2002, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd. De kantonrechter neemt over hetgeen in voormeld vonnis is overwogen en beslist.
2. Naar aanleiding van genoemd vonnis, waarbij aan Gros was opgedragen te bewijzen dat de door [eiser] geleden schade als gevolg van het [eiser] op 12 mei 1999 overkomen ongeval, in belangrijke mate het gevolg is geweest van bewuste roekeloosheid van [eiser], heeft Gros als getuigen [x], [y] en [z] doen horen, terwijl in contra-enquête [eiser] zichzelf heeft doen horen.
3. Nadat ieder der partijen nog een conclusie na enquête heeft genomen is vonnis bepaald op heden.
De verdere beoordeling van het geschil
Ten aanzien van de vraag of Gros geslaagd is in het hem opgedragen bewijs overweegt de kantonrechter het volgende.
4. Niet is uit de getuigenverhoren naar voren gekomen noch is anderszins gebleken dat [eiser] opdracht van Gros kreeg om op stel en sprong de papierpers aan te sluiten en dat zo nodig deze aansluiting zou dienen plaats te vinden zonder dat de stroom van de verdeelkast was gehaald. Uit de verklaringen van [y] en [eiser] is naar voren gekomen dat [y] als meewerkend voorman van de fabriek waar de installatie moest worden aangelegd, bepaald geen medewerking wilde verlenen om het productieproces stil te leggen om zodoende [eiser] in de gelegenheid te stellen aan de verdeelkast te werken zonder dat hier spanning op stond. Voorts is komen vast te staan dat tijdens de middagpauze en na vieren het productieproces kwam stil te liggen en dat dan wél de spanning van de verdeelkast afgehaald zou kunnen worden.
5. [eiser] is een ervaren elektromonteur die als zodanig werkzaam is sinds 1972. Op de dag van het ongeval kreeg hij de vrije hand van Gros om volgens eigen inzicht en werkwijze de aansluiting te verrichten. [x] gaf enige algemene aanwijzingen maar liet de precisering van de werkwijze aan [eiser] over.
6. [eiser] heeft -wellicht onder druk van de werkomstandigheden die hij in de fabriek aantrof- zelf het besluit genomen om de aansluiting te verrichten, terwijl de verdeelkast onder spanning bleef staan. [eiser] heeft geen overleg gevoerd met Gros hoe te handelen toen hij stuitte op de weigerachtige houding van [y] om het productieproces, meer in het bijzonder de plaatmachine, stil te leggen. [eiser] moet zich er toen gezien zijn kennis en ervaring volledig van bewust zijn geweest dat hij door de werkzaamheden te verrichten aan een onder stroom staande installatie aanmerkelijke risico's nam. Hij was er bovendien mee bekend dat voorzorgsmaatregelen getroffen dienden te worden om in dergelijke omstandigheden aan een onder stroom staande installatie werkzaamheden te verrichten. [eiser] heeft blijkens zijn eigen verklaring echter niet al die maatregelen getroffen die nodig zijn om het risico op ongelukken zo klein mogelijk te maken. Zo heeft hij geen kap en veiligheidshandschoenen gedragen en maakte hij geen gebruik van een rubberen mat.
7. De getuigen [x], [y] en [z] zijn er zeker van dat het ongeval ontstond doordat [eiser] met een schroevendraaier het koperen railwerk van de kast heeft geraakt. [x] en [y] hebben na het ongeval een zwart geblakerde schroevendraaier bij de kast zien liggen waar even boven het schroefblad een stuk metaal was uitgebrand en waar een koperen druppel te zien was. [eiser] ontkent daarentegen ten stelligste ten tijde van het ongeval een schroevendraaier in zijn hand te hebben gehad; hij was bezig de trap op te lopen die bij de kast stond opgesteld om zo dichter bij de verdeelkast te komen. [eiser] houdt het erop dat de explosie van de kast mogelijk heeft kunnen plaatsvinden als gevolg van ionisatie doordat de rails in de kast te dicht op elkaar waren gemonteerd.
8. De kantonrechter is van oordeel dat welke de precieze oorzaak van de explosie van de kast ook moge zijn geweest, het ongeval niet zou hebben plaatsgevonden indien [eiser] zijn werkzaamheden had verricht op een moment dat hij de stroom in de fabriek had kunnen afzetten en zulks ook zou hebben gedaan. De kantonrechter, die gezien de verklaringen van [x], [y] en [z], de zienswijze van [eiser] verwerpt als zou het zijn gegaan om een volstrekt toevallige, los van zijn werkzaamheden staande 'spontane explosie', ziet dan ook een oorzakelijk verband tussen het ongeval dat [eiser] overkwam en het door hem niet uitschakelen van de stroomvoorziening.
9. Tenslotte overweegt de kantonrechter dat het zeker voor een elektromonteur een feit van zodanig algemene bekendheid is dat het werken aan een onder stroom staande installatie zeer gevaarlijk is, dat het ontbreken van een veiligheidshandboek in de fabriek en het niet verstrekken door Gros aan [eiser] van veiligheidsvoor-schriften, geen omstandigheden opleveren die mitigerend werken op de ernst van de onvoorzichtigheid waarmee [eiser] heeft gehandeld.
10. De kantonrechter komt tot de conclusie dat Gros geslaagd is in het hem opgedragen bewijs en dat [eiser] geacht moet worden bewust roekeloos te hebben gehandeld door, zonder dat daar enige noodzaak toe bestond en zonder alle voorzorgsmaatregelen daarbij te treffen, werkzaamheden te gaan verrichten aan de onder hoogspanning staande verdeelkast. Om die reden is Gros niet aansprakelijk te stellen voor de schade die [eiser] in de uitoefening van zijn werkzaamheden heeft geleden. De vorderingen van [eiser] komen om die reden niet voor toewijzing in aanmerking.
11. Gezien het bovenstaande dient [eiser] als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van Gros te worden verwezen, zoals hieronder nader zal worden aangegeven.
BESLISSING
De kantonrechter:
wijst de vorderingen af;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Gros begroot op € 75,-- aan verschotten en € 1.485,-- aan salaris gemachtigde;
Aldus gewezen door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 maart 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
c 133