ECLI:NL:RBLEE:2003:AF3778

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
119781 WM 02-831
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing officier van justitie inzake snelheidsovertreding met radarapparatuur

In deze zaak gaat het om een beroep van een besloten vennootschap tegen een beslissing van de officier van justitie, die een snelheidsovertreding heeft vastgesteld met behulp van radarapparatuur. De appellante, hoewel opgeroepen, is niet verschenen op de zitting. De officier van justitie was vertegenwoordigd door de parketsecretaris. De kantonrechter overweegt dat er geen wettelijke verplichting bestaat voor het ijkrapport van de radarapparatuur om deel uit te maken van de stukken van de zaak. Dit betekent dat de appellante geen recht heeft op inzage in dit rapport, noch op andere stukken die zij heeft genoemd. De kantonrechter wijst erop dat de appellante de mogelijkheid had om inzage te vragen in de verklaring van de verbalisant, maar hiervan geen gebruik heeft gemaakt.

De kantonrechter oordeelt dat de appellante kennelijk onredelijk gebruik maakt van procesrecht, aangezien het voor haar duidelijk had moeten zijn dat het instellen van beroep bij de kantonrechter zinloos was. De appellante heeft een beroepschrift ingediend dat niet op feiten is gebaseerd en lijkt enkel bedoeld om de procedure te vertragen. De kantonrechter verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de appellante in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 80,-. De beslissing van de officier van justitie wordt volledig gehandhaafd, en de kantonrechter concludeert dat er geen reden is om de opgelegde sanctie te verminderen of de beslissing te herzien.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
BESCHIKKING BEROEP "WET MULDER"
Beschikkingsnr.: 51439284
Kantonnummer: 119781 WM 02-831
De kantonrechter te Leeuwarden:
Gezien het beroepschrift als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften ("Wet Mulder"), van
de besloten vennootschap: [x].,
gevestigd te [adres],
hierna te noemen appellante,
tegen de beslissing van de officier van justitie van 15 augustus 2002, die de stukken in deze zaak op 17 december 2002 ter kennis van de kantonrechter heeft gebracht en waarvan de behandeling heeft plaatsge-vonden ter openbare zitting van 16 januari 2003.
Appellante is, hoewel behoorlijk daartoe opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
De officier van justitie was vertegenwoordigd door de parketsecretaris [y].
Gezien de stukken in deze zaak, waaronder het zaakoverzicht en de bestreden beschikking van de officier van justitie, van welke stukken de inhoud als hier overgenomen moet worden beschouwd;
DE VERBODEN GEDRAGING:
De verboden gedraging betreft "overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom (gedragsregel); t/m 10 km per uur", gepleegd op 17 april 2002, om 13.01 uur, op de N355 te Buitenpost, gemeente Achtkarspelen, met een vrachtauto met meerassige aanhangwagen, gekentekend BG-PD-19.
De opgelegde sanctie bedraagt € 28,-, voor welk bedrag door appellante zekerheid is gesteld.
GRONDEN:
Appellante bestrijdt de juistheid van de beslissing van de officier van justitie met de stelling (kort samengevat), dat a. zij niet ter plaatse is geweest, b. dat zij van mening is dat de meting onbetrouwbaar is, c. dat zij inzage wenst in stukken als het zaakoverzicht en het ijkrapport en d. dat de politie niet tijdig heeft gereageerd.
BEOORDELING:
De kantonrechter is van oordeel dat het beroep van appellante niet kan slagen en overweegt daartoe het volgende.
Vooropgesteld zij, dat uit niets is gebleken dat de politie niet tijdig zou hebben gereageerd. Behalve dat niet is gesteld of gebleken waarop de politie zou hebben moeten reageren en zelfs al ware dat anders, dan nog zou dat geen reden zijn het beroep te honoreren, nu niet is gebleken dat appellante daardoor in enig te respecteren belang zou zijn geschaad.
Uit de stukken is duidelijk geworden, dat de aan appellante verweten verboden gedraging met een haar in eigendom toebehorend voertuig is gepleegd, zodat zij (als kentekenhoudster) daarvoor aansprakelijk is.
Geen wettelijke bepaling schrijft voor, dat in een geval als het onderhavige -een met behulp van radarapparatuur geconstateerde snelheidsovertreding- het ijkrapport van die apparatuur deel uitmaakt van de stukken van de zaak. Dat ijkrapport bevindt zich ook niet bij de stukken.
Dit brengt mee, dat betrokkene aan art. 11, vierde lid, Wet Mulder, waarin het recht van de betrokkene op inzage van de stukken en op verstrekking van afschriften daarvan is geregeld, geen aanspraak op inzage van dat ijkrapport of verstrekking van afschrift daarvan kan ontlenen, terwijl een zodanige aanspraak evenmin uit enige andere wettelijke bepaling voortvloeit (zie ook HR 27 oktober 1998, VR 1999,53). Dit geldt ook voor de overige door appellante genoemde stukken.
De op ambtsbelofte afgelegde verklaring van verbalisant bevindt zich in het zich bij de stukken bevindend zaakoverzicht. Appellante had daarvan desgewenst inzage kunnen vragen, maar heeft van de haar daartoe door de griffier geboden gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Hetgeen overigens door appellante is aangevoerd is hier niet van belang, omdat dit op de onderhavige zaak geen betrekking heeft en slechts algemeen van aard is.
Nu ook niet gebleken is dat de officier van justitie bij de afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen en evenmin is gebleken dat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden het opleggen van een administratieve sanctie niet billijken dan wel dat, gelet op de omstandigheden waarin betrokkene verkeert, een lager bedrag van de administratieve sanctie had moeten worden vastgesteld, kan de beslissing van de officier van justitie volledig worden gehandhaafd en moet het beroep ongegrond worden verklaard.
DE KOSTEN VAN DE PROCEDURE:
Door de vertegenwoordiger van de officier van justitie is ter zitting verzocht op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht appellante in de kosten van deze procedure te veroordelen, welke kosten door hem worden begroot op € 80,-.
De kantonrechter overweegt te dien aanzien als volgt.
Geoordeeld kan worden dat appellante in het onderhavige geval een kennelijk onredelijk gebruik maakt van procesrecht. Uit de in het dossier aanwezige stukken blijkt, dat het appellante volkomen duidelijk had kunnen zijn dat het instellen van beroep bij de kantonrechter zinloos was. Nu niettemin een uit de lucht gegrepen, aan het internet ontleend, beroepschrift is ingediend, kennelijk slechts met het doel "zand in de machine te strooien", bestaat er aanleiding appellante in de kosten van deze procedure te veroordelen.
BESLISSING:
DE KANTONRECHTER:
Verklaart het beroep ongegrond.
Veroordeelt appellante in de kosten van deze procedure, tot heden aan zijde van de officier van justitie op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 80,-.
Aldus gegeven en uitgesproken ter openbare zitting van 30 januari 2003 door mr. T.K. Hoogslag, kantonrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.