Rechtbank Leeuwarden
Sector Handelsrecht
Uitspraak: 4 december 2002
Zaak-/Rolnummer: 46013/ HA ZA 01-0339
van de meervoudige handelskamer in de zaak van:
de besloten vennootschap,
M.S. STAINLESS INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Drachten,
appellante,
procureur: mr. P.E. van der Werf,
de besloten vennootschap,
VEENSTRA'S BOUWBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Easterein,
geïntimeerde,
procureur: mr. W.J. H. Alderse Baas.
Geïntimeerde (hierna te noemen: Veenstra) heeft als oorspronkelijk eiseres bij inleidende dagvaarding van 11 mei 2000 gevorderd dat de kantonrechter te Beetsterzwaag toen gedaagde, thans appellante (hierna: Stainless) zal veroordelen tot betaling van ƒ 4.355,48, vermeerderd met rente en proceskosten. Nadat de kantonrechter te Beetsterzwaag bij verstekvonnis van 13 juni 2000 deze vordering had toegewezen heeft Stainless bij verzetdagvaarding van 7 augustus 2000 Veenstra gedagvaard voor de kantonrechter te Sneek en daarbij gevorderd dat de kantonrechter te Sneek haar als opposant zal ontheffen van de veroordeling tegen haar uitgesproken bij voormeld vonnis van de kantonrechter te Beetsterzwaag van 13 juni 2000, bij verstek gewezen, met niet ontvankelijk verklaring, althans ontzegging van de oorspronkelijke vordering en met veroordeling van Veenstra in de kosten van de verzetprocedure. Veenstra heeft daarop in oppositie geantwoord, waarna Stainless in oppositie heeft gerepliceerd. Stainless heeft zich bij akte nog uitgelaten over door Veenstra overgelegde producties. Vervolgens heeft de kantonrechter te Sneek bij vonnis van 7 februari 2001 Stainless niet ontvankelijk verklaard in haar vordering met veroordeling van Stainless in de proceskosten van de verzetsprocedure.
Bij exploot van 6 april 2001 is Stainless van dit vonnis in hoger beroep gekomen. Stainless heeft bij memorie van grieven geconcludeerd dat de rechtbank het vonnis van de kantonrechter te Sneek zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar de kantonrechter te Beetsterzwaag in de stand waarin de zaak zich thans bevindt. Veenstra heeft bij memorie van antwoord geconcludeerd het door Stainless ingestelde appel ongegrond te verklaren en Stainless niet ontvankelijk te verklaren in de ingestelde vordering, althans hem deze te ontzeggen, met bekrachtiging van de veroordeling van Stainless om aan Veenstra te betalen een bedrag van ƒ 4.355,48, rente en kosten rechtens, met veroordeling van Stainless in de kosten van het geding in alle instanties.
1. Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
2. Stainless heeft de volgende grief naar voren gebracht.
Grief
Ten onrechte heeft de Kantonrechter te Sneek, na te hebben overwogen dat de Kantonrechter te Beetsterzwaag ten dezen bevoegd is, de zaak niet verwezen naar deze Kantonrechter. Art. 100 van het Wetboek burgelijke rechtsvordering bepaalt dat, kort gezegd de regelen betreffende de betrekkelijke competentie van de Kantonrechter van dwingendrechtelijke aard zijn. Hiervan kan dus niet worden afgeweken, derhalve had de Kantonrechter te Sneek zich, mede gelet op artikel 157a van het wetboek van burgelijke rechtsvordering, ambtshalve onbevoegd moeten verklaren en de zaak moeten verwijzen naar de Kantonrechter te Beetsterzwaag.
3. De rechtbank is het met de kantonrechter eens, dat Stainless Veenstra in oppositie had dienen te dagvaarden voor de kantonrechter te Beetsterzwaag, omdat slechts deze bevoegd is in het kader van een verzetprocedure te beoordelen of het door hem gewezen vonnis vernietigd dient te worden. Nu Stainless Veenstra in oppositie had gedagvaard voor de kantonrechter te Sneek, had deze zich onbevoegd dienen te verklaren en de zaak naar de kantonrechter te Beetsterzwaag moeten verwijzen. De kantonrechter heeft dit niet gedaan, zodat zijn vonnis dient te worden vernietigd. Blijkens de arresten van de Hoge Raad van 7 mei 1993, NJ 1993/655 en 1 februari 2002 RvdW 2002/28, JOL 2002/69 lijdt de regel ,dat de appelrechter bij vernietiging van een eindbeslissing de zaak aan zich moet houden, uitzondering in gevallen waarin de lagere rechter zich onbevoegd heeft verklaard. Hoewel de kantonrechter te Sneek Stainless niet ontvankelijk heeft verklaard, geldt ook in dezen een uitzondering op de devolutieve werking van het appel. De kantonrechter had zich immers onbevoegd moeten verklaren en de zaak naar de kantonrechter te Beetsterzwaag moeten verwijzen. De rechtbank zal derhalve - hetgeen de kantonrechter had behoren te doen - de kantonrechter te Sneek onbevoegd verklaren van het onderhavige geschil kennis te nemen en de zaak verwijzen naar de kantonrechter te Beetsterzwaag.
4. Ten aanzien van de kosten van deze instantie is de rechtbank van oordeel, dat beide partijen de eigen kosten dienen te dragen. Hoewel Veenstra in het ongelijk wordt gesteld, ligt de diepere oorzaak van het geschil in een onjuiste proceshandeling aan de zijde van Stainless, die immers de verkeerde kantonrechter adieerde. De kosten van de eerste instantie dienen ten laste van Stainless te blijven.
BESLISSING IN HOGER BEROEP
vernietigt het vonnis van de kantonrechter te Sneek van 7 februari 2001, tussen partijen gewezen onder rolnummer 79442/CV EXPL 00-1024;
verklaart de kantonrechter te Sneek onbevoegd van het geschil in oppositie kennis te nemen;
verwijst de zaak naar de kantonrechter te Beetsterzwaag voor verdere behandeling van het geschil in de stand waarin de zaak zich thans bevindt;
veroordeelt Stainless in de aan zijde van Veenstra in eerste instantie gevallen kosten van de verzetprocedure, tot op heden begroot op 136,13 euro wegens salaris voor de gemachtigde;
compenseert de proceskosten in deze instantie in die zin, dat elk van beide partijen de eigen kosten van de appelprocedure dienen te dragen.
Dit vonnis is gewezen door de rechters mrs M.G. Dijkstra-de Vries, A.T. Vos en H. Mol en door de rolrechter in het openbaar uitgesproken op woensdag 4 december 2002.