ECLI:NL:RBLEE:2002:AE9609

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
31 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
95683 /CV EXPL 01-931
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P. Schulting
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake arbeidsovereenkomst en betaling van wettelijk minimumloon

In deze zaak, gewezen door de Rechtbank Leeuwarden op 31 juli 2002, heeft de kantonrechter zich gebogen over een geschil tussen een Poolse eiseres en twee gedaagden, die haar beschuldigen van het verrichten van werkzaamheden zonder een arbeidsovereenkomst. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M.A.C. Vijn, heeft verklaard dat zij vanaf oktober 1999 tot augustus 2000 diverse werkzaamheden heeft verricht, waaronder het schoonmaken en schilderen van appartementen, alsook huishoudelijke taken en oppassen op kinderen. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. W.M. Sturms, hebben de stellingen van de eiseres betwist en geprobeerd aan te tonen dat zij deze werkzaamheden uit vrije wil of als lid van het gezin heeft verricht.

De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis vastgesteld dat de eiseres een begin van bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. In de contra-enquête heeft de eiseres getuigen gehoord, waaronder zichzelf, om haar stellingen te onderbouwen. De kantonrechter heeft de verklaringen van de getuigen beoordeeld en geconcludeerd dat de eiseres voldoende bewijs heeft geleverd dat zij werkzaamheden heeft verricht die de grenzen van oppas- en lichte huishoudelijke taken overschrijden.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat er een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en dat de eiseres recht heeft op betaling van het wettelijk minimumloon, vakantietoeslag en doorbetaling van vakantiedagen. De gedaagden hebben de berekening van de vordering betwist, maar de kantonrechter heeft hun betwisting als onvoldoende onderbouwd afgewezen. De eiseres heeft recht op een bedrag van € 6.253,24, vermeerderd met wettelijke rente en verhoging, en de gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Sneek
VONNIS
95683 /CV EXPL 01-931
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] (Polen),
eiseres,
gemachtigde: mr. M.A.C. Vijn, advocaat te Woerden,
tegen
[gedaagde sub 1],
wonende te [woonplaats],
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
gemachtigde: mr. W.M. Sturms.
OVERWEGINGEN
1. Het verdere procesverloop
1.1. De kantonrechter neemt hier over en volhardt bij hetgeen is overwogen en beslist in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 6 februari 2002.
1.2. Ter uitvoering van de in genoemd tussenvonnis aan haar gegeven bewijsopdracht heeft [eiseres] twee getuigen doen horen, waaronder zichzelf als partij-getuige.
1.3. In de contra-enquête hebben [gedaagde sub 1] er [gedaagde sub 2] vier getuigen doen horen, waaronder [gedaagde sub 2] als partij-getuige.
Vervolgens is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1. In eerder genoemd tussenvonnis is onder meer beslist dat [eiseres] een begin van bewijs heeft geleverd voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst. [eiseres] is vervolgens in de gelegenheid gesteld meer en aanvullend bewijs te leveren.
2.2.Ter uitvoering van deze bewijsopdracht heeft [eiseres] onder meer verklaard dat zij vanaf oktober 1999 bouwstenen heeft gebikt, gesorteerd en schoongemaakt, met welke werkzaamheden zij tot 17 december 1999, met pauzes, hele dagen mee bezig is geweest. Ook heeft zij verklaard stenen te hebben aangereikt aan de bouwvakkers, toen die aan het werk zijn gegaan.
Vanaf januari 2000 heeft [eiseres], naar zij heeft verklaard, werkzaamheden, bestaande uit het vullen van gaten en schroefgaten en het daarna schuren van die plekken, verricht in de appartementen, samen met de aanwezige bouwvakkers. Ook heeft zij het hele appartement geschuurd en schoongemaakt. Het plafond is door [eiseres] schoongemaakt en vervolgens heeft zij dat plafond, de kozijnen en de wanden onder meer geschilderd. Gelijksoortige werkzaamheden heeft zij vervolgens op de bovenverdieping gedaan, die in mei klaar was.
Verder heeft [eiseres] verklaard dat zij aan huishoudelijke werkzaamheden regelmatig het volgende heeft gedaan:
- oppassen op de kinderen:
- opruimen van de kamers van de kinderen;
- strijken, stofzuigen, vloeren dweilen, ramen lappen, eten koken (soms);
- één of twee keer gedurende drie dagen alleen voor de kinderen zorgen.
Voorts heeft [eiseres] verklaard dat als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] er niet waren, zij eventuele gasten voor de appartementen telefonisch te woord moest staan. Ook heeft zij het ontbijt voor de gasten verzorgd en de appartementen opgeruimd.
Tenslotte heeft [eiseres] verklaard dat zij blijf bij de door de rechter gemarkeerde twee gedeelten van haar verklaring van 14 augustus 2000 bij de politie. In bedoelde gedeelten van haar verklaring heeft [eiseres] onder meer verklaard dat zij gedurende de periode van 9 januari 2000 tot 11 augustus 2000 (met uitzondering van 14 tot en met 25 april) gedurende 3 á 4 dagen per week gedurende 6 á 7 uur per dag au-pair werk heeft verricht en dat zij de resterende 2 á 3 dagen per week gedurende 7 á 8 uur per dag aan de verbouwing van de appartementen en de eigen woning van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] heeft gewerkt, als ook dat zij denkt dat zij ongeveer 40 uur per week au-pair werk verrichtte.
2.3. De getuige [naam] heeft uit eigen waarneming verklaard dat [eiseres] wel eens bij haar op bezoek kwam in werkkleren, onder het stof en met verfspatten in het haar. Ook heeft zij verklaard een door [gedaagde sub 2] voor [eiseres] gemaakt sinterklaasgedicht te hebben vertaald, in welk gedicht een aantal door [eiseres] verrichte werkzaamheden is genoemd, waaronder stenen schoonmaken, schuren en verven. Voor het overige heeft de verklaring van [naam] betrekking op feiten die zij van [eiseres] en/of [gedaagde sub 2] heeft gehoord, maar die haar niet uit eigen waarneming bekend zijn.
2.4. De kantonrechter is van oordeel dat [eiseres] door middel van haar eigen verklaring, als aanvulling van het in eerder genoemd tussenvonnis in rechtsoverweging 9 genoemde (onvolledige) bewijs, geslaagd is te bewijzen dat zij in opdracht van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] werkzaamheden heeft verricht die oppas- en lichte huishoudelijke werkzaamheden gedurende 30 uur per week te boven gaan.
Hetgeen door de getuigen in de contra-enquête is verklaard doet daar niet aan af.
Aan de verklaring van [gedaagde sub 2] kent de kantonrechter minder waarde toe dan aan die van [eiseres], nu [gedaagde sub 2] niet ontkent dat [eiseres] bepaalde werkzaamheden heeft verricht, maar dat uit vrije wil of ongevraagd zou hebben gedaan, dan wel als lid van het gezin, welke uitleg verder niet dan wel onvoldoende is onderbouwd en tenminste op gespannen voet staat met de inhoud van de door [eiseres] overgelegde briefjes als bedoeld in rechtsoverweging 9 van eerder genoemd tussenvonnis.
De verklaring van de getuige [x], inhoudende onder meer dat [eiseres] niet heeft geassisteerd bij de verbouwingswerkzaamheden, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende bepaald om als tegenbewijs te kunnen dienen nu de getuige heeft verklaard niet meer te weten wanneer hij werkzaamheden voor de familie [gedaagde sub 1] heeft verricht, terwijl ook niet duidelijk is hoe vaak hij heeft gewerkt ( met tussenpozen, samen met enkele anderen, een aantal maanden), terwijl hij geen metselwerk heeft gedaan en niet heeft gezien wie de stenen daarvoor heeft gesorteerd en gebikt omdat dit tijdens zijn afwezigheid gebeurde.
De verklaring van de getuige [y] heeft, voor zover het feiten uit eigen waarneming betreft, betrekking op de periode van 6 t/m 19 mei 2000 en laat overigens onverlet dat [eiseres] gedurende die periode andere of meerdere werkzaamheden heeft verricht dan die welke de getuige verklaard heeft te hebben waargenomen.
De verklaring van de getuige [z] houdt in dat zij ongeveer 1 keer in de veertien dagen, niet op een vaste dag, in het gezin van haar dochter (gedaagde [gedaagde sub 2], ktr.) kwam, meestal om op de kinderen te passen, waarbij zij ook wel schoonmaakwerkzaamheden e.d. verrichtte. Dit en het feit dat deze getuige heeft verklaard dat zij gedurende de tijd dat zij bij haar dochter was [eiseres] geen werkzaamheden heeft zien verrichten, staat er naar het oordeel van de kantonrechter niet aan in de weg dat [eiseres] de werkzaamheden die zij stelt te hebben verricht ook daadwerkelijk heeft verricht.
Tenslotte is de kantonrechter van oordeel dat van de in de contra-enquête afgelegde verklaringen ook in onderlinge samenhang en verband bezien onvoldoende bewijskracht uitgaat om het door [eiseres] geleverde bewijs te overtreffen.
2.5. Nu [eiseres] is geslaagd in het te leveren bewijs moet er van uitgegaan worden dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen en dat [eiseres] aanspraak kan maken op betaling van het wettelijk minimumloon en vakantietoeslag, alsmede op doorbetaling van de door haar genoten vakantiedagen. Niet is gebleken dat daarbij moet worden uitgegaan van een minder dan fulltime dienstverband.
[gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] hebben de juistheid van de in de dagvaarding opgenomen berekening van de vordering betwist, stellende daarbij dat een door het Openbaar Ministerie gemaakte berekening die uitkomt op een lager bedrag, te weten f 7.501,88, hen juister voorkomt. Die betwisting, waarbij niet is aangegeven waarom de berekening van [eiseres] niet juist is, zal als onvoldoende onderbouwd worden gepasseerd. De gevorderde hoofdsom ad f 13.780,32 zal derhalve worden toegewezen.
2.6. Tegen de nevenvordering tot betaling van wettelijke rente en wettelijke verhoging is geen zelfstandig verweer gevoerd. Deze vorderingen, die de kantonrechter onrechtmatig noch ongegrond voorkomen, zullen eveneens worden toegewezen.
2.7. [eiseres] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten te hebben gemaakt en zij heeft ter zake daarvan een bedrag gevorderd. Uit de door [eiseres] gegeven toelichting valt niet af te leiden dat de gestelde verrichtingen meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) sommatie of het enkel doen van een niet aanvaard schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De daarop betrekking hebbende kosten moeten, nu een geding is gevolgd, worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor de in de artikelen 237 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten. De kantonrechter zal de betreffende vordering dan ook afwijzen.
2.8. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld, waaronder de kosten van de getuige [naam]. De kantonrechter acht het redelijk dat [eiseres] de kosten die zij als partij-getuige heeft gemaakt zelf draagt.
2.9. De kantonrechter ten overstaan van wie in deze zaak bewijs is bijgebracht is ziek en om die reden niet in staat dit eindvonnis te wijzen.
2.10. In het dictum van dit vonnis worden de bedragen in euro's vermeld, nu de euro inmiddels wettig betaalmiddel is.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, aldus dat in zoverre de een betaald, de ander is bevrijd, tot betaling aan [eiseres] van een bedrag groot € 6.253,24 (zegge: zesduizend tweehonderd drieënvijftig euro en vierentwintig cent) bruto, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, almede met de wettelijke rente over € 6.253,24 vermeerderd met de wettelijke verhoging vanaf 25 augustus 2000, tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiseres] begroot op € 810 wegens salaris, € 206,71 wegens verschotten en € 9 wegens getuige-taxe;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. P. Schulting, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 juli 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.