ECLI:NL:RBLEE:2002:AE9082

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 oktober 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
02/1048 GEMWT
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overschrijding van termijn voor besluitvorming door bestuursorgaan in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoeker op 23 november 2001 een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van Dantumadeel. Verweerder heeft de ontvangst van dit verzoek bevestigd, maar heeft niet tijdig een besluit genomen. De voorzieningenrechter heeft bij uitspraak van 17 april 2002 bepaald dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Echter, verweerder heeft deze termijn overschreden door niet uiterlijk op 15 mei 2002 te beslissen. De voorzieningenrechter oordeelt dat de door verweerder aangevoerde reden van onvoldoende capaciteit geen zeer bijzondere omstandigheid vormt die de overschrijding van de termijn kan rechtvaardigen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder uiterlijk op 1 november 2002 alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van verzoeker. Bij niet-naleving van deze termijn verbeurt verweerder een dwangsom van € 250,- per dag, met een maximum van € 5.000,-. Daarnaast is bepaald dat de gemeente Dantumadeel het door verzoeker betaalde griffierecht van € 109,- vergoedt en dat verweerder in de proceskosten van verzoeker wordt veroordeeld tot een bedrag van € 161,-. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de overschrijding van de beslistermijn niet verschoonbaar is en dat de gemeente Dantumadeel verantwoordelijk is voor de vergoeding van de kosten.

De uitspraak is openbaar uitgesproken op 21 oktober 2002 en tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend. De schriftelijke uitspraak is op dezelfde datum verzonden.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:84 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 02/1048 GEMWT
Inzake het geding tussen
[naam verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker,
gemachtigde: mr. P. Sipma, advocaat te Drachten,
en
het college van burgemeester en wethouders van Dantumadeel, verweerder,
gemachtigde: R. de Boer, werkzaam bij verweerders gemeente.
Motivering
Op 23 november 2001 heeft verzoeker bij verweerder een handhavingsverzoek ingediend inzake de autohandel van de familie [naam] in de woonboerderij aan de [adres] te [plaats].
Bij brief van 8 januari 2002 heeft verweerder de ontvangst van het verzoek bevestigd.
Bij brief van 12 februari 2002 heeft verzoeker verweerder verzocht om binnen twee weken een beslissing te nemen op het verzoek om handhaving.
Op 22 maart 2002 heeft verzoeker bij verweerder een bezwaarschrift ingediend tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het door verzoeker op 23 november 2001 ingediende verzoek om handhaving. Tevens heeft verzoeker de voorzieningenrechter gevraagd om ingevolge het bepaalde in art. 8:81 Algemene wet bestuursrecht (Awb) een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat verweerder wordt opgedragen om binnen vier weken na de datum van de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening een beslissing te nemen (reg.nr. 02/314 GEMWT).
Bij uitspraak van 17 april 2002, tevens verzenddatum, heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder binnen vier weken na verzending van de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van verzoeker van 23 november 2001.
Bij brief van 25 september 2002 heeft verzoeker opnieuw aan de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen, aangezien, de uitspraak van de voorzieningenrechter ten spijt, verweerder nog immer niet een besluit op de aanvraag van verzoeker heeft genomen. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter gevraagd om verweerder op te dragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog te beslissen op het handhavingsverzoek. Tevens is verzocht om te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor iedere dag of gedeelte daarvan dat verweerder in gebreke blijft een besluit te nemen binnen de door de voorzieningenrechter gestelde termijn.
De voorzieningenrechter stelt vast dat verweerder, door niet uiterlijk op 15 mei 2002 te beslissen op de aanvraag van verzoeker van 23 november 2001, heeft gehandeld in strijd met de door de voorzieningenrechter krachtens art. 8:72 lid 4 en 5 Awb gestelde termijn. De wet noemt geen gronden waarop een overschrijding van een dergelijke termijn verschoonbaar kan zijn. Niettemin kan, zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen in zijn uitspraak van 14 december 2000 (AB 2001/69) in zeer bijzondere omstandigheden overschrijding aanvaardbaar zijn.
Een dergelijke omstandigheid acht de voorzieningenrechter niet gelegen in het feit dat verweerder, zoals door verweerder aangevoerd, niet voldoende capaciteit beschikbaar heeft voor de uitvoering van de juridisch-administratieve taken op het gebied van de handhaving van ruimtelijke wetgeving. Overigens heeft verweerder ditzelfde argument naar voren gebracht in de zaak 02/314 GEMWT. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder zich niet heeft gehouden aan de door de voorzieningenrechter gestelde termijn en dat zij derhalve niet tijdig een besluit heeft genomen.
Naar verwachting zal het bezwaar gegrond moeten worden verklaard. Het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden toegewezen. Gelet op de wel zeer trage gang van zaken rond de nadere besluitvorming naar aanleiding van de eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter, waarbij eveneens opmerking verdient dat verweerder reeds op 28 mei 2002 akkoord is gegaan met een ontwerpbesluit ten aanzien van de aanvraag, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder uiterlijk 1 november 2002 alsnog een besluit neemt op de aanvraag van verzoeker, bij overtreding waarvan verweerder met toepassing van art. 8:72 lid 7 eerste volzin Awb een dwangsom verbeurt ten gunste van verzoeker van € 250,= voor elke dag van overschrijding van de gestelde beslistermijn met een maximum van € 5.000,=.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:82 lid 4 Awb dient de gemeente Dantumadeel het door verzoeker gestorte griffierecht van € 109,= te vergoeden.
Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht worden de proceskosten van verzoeker ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 161,= (indienen van een verzoekschrift 0,5 punt; waarde per punt € 322,=, gewicht van de zaak: licht). De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gewicht van de onderhavige zaak als licht beschouwd moet worden, nu het slechts gaat om beantwoording van de vraag of de beslistermijn is overschreden. De voorzieningenrechter wijst de gemeente Dantumadeel aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Uit hetgeen hiervoor is overwogen vloeit de volgende beslissing voort.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe;
- bepaalt dat verweerder uiterlijk op 1 november 2002 zijn besluit op de aanvraag van verzoeker van 23 november 2001 bekendmaakt;
- bepaalt dat verweerder aan verzoeker een dwangsom verbeurt van € 250,= per dag indien verweerder niet voldoet aan deze termijnstelling met een maximum van € 5.000,=;
- bepaalt dat de gemeente Dantumadeel het door verzoeker betaalde griffierecht van € 109,= vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker ten bedrage van € 161,=, aan verzoeker te vergoeden door de gemeente Dantumadeel.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, voorzieningenrechter, in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2002 in tegenwoordigheid van mr. M.R. Molenaar als griffier.
w.g. M.R. Molenaar
w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak kan geen rechtsmiddel worden aangewend.
Schriftelijke uitspraak verzonden op: 21 oktober 2002