Rechtbank Leeuwarden
Korte Gedingen
Uitspraak: 19 september 2002
Kort-geding-nummer: 54246 / KG ZA 02-309
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
[eiseres], pro se alsmede in haar hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigster van haar minderjarig zoon [J.],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur: mr. J.S. Bauer,
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid "DE VERENIGING VOOR PROTESTANTS CHRISTELIJK BASISONDERWIJS IN DE GEMEENTE TYTSJERKSTERADIEL",
gevestigd en kantoorhoudende te Eastermar,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.M. Metz, werkzaam bij Metrium Onderwijsdienstverlening te Leeuwarden.
[eiseres] heeft PCBO in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 12 september 2002.
[eiseres] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis - zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - PCBO primair veroordeelt om [J.] binnen 24 uur na dit vonnis toe te laten tot groep 6 van de K.B.S. "De Reinbôge" en PCBO gebiedt om [J.] te laten deelnemen aan het onderwijs van groep 6 tezamen met de leerlingen van groep 6, en subsidiair PCBO veroordeelt om er voor zorg te dragen dat [J.] de reken-, taal-, aardrijkskunde- en geschiedenislessen samen met de leerlingen van groep 6 kan volgen, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van 250,-euro per dag voor elke dag dat PCBO in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, met veroordeling van PCBO in de kosten van het geding.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun procureur respectievelijk gemachtigde, waarbij de gemachtigde van PCBO mede aan de hand van pleitnotities het woord heeft gevoerd, waarbij PCBO heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiseres].
Partijen hebben met wederzijds goedvinden producties in het geding gebracht.
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
1.1. In dit kort geding gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.2. [J.], hierna te noemen [J.], geboren op 6 september 1993, is leerling van de christelijke basisschool "De Reinbôge" te Burgum. PCBO heeft de zorg over veertien christelijke basisscholen in de gemeente Tytsjerksteradiel, waaronder basisschool "De Reinbôge".
1.3. Gedurende het schooljaar 2001/2002 zat [J.] in groep 5 van voormelde basisschool. De laatste weken voor de zomervakantie van 2002 heeft [J.] doorgebracht in groep 3, in verband met gedragsproblemen. [J.] is bevorderd naar groep 6.
[J.] vertoont al een aantal jaren diverse gedragsproblemen, zich in mei en juni 2002 onder meer uitend in het slaan van een medeleerling met een blokfluit, het gooien met tafels en stoelen, het schoppen van leerkrachten, het uiten van bedreigingen jegens medeleerlingen en leerkrachten, het vrijwel nauwelijks in bedwang gehouden kunnen worden door twee mannelijke leerkrachten en het weglopen van school.
1.4. [J.] is op 17 en 20 juni 2002 onderzocht door GCO Fryslân. Naar aanleiding van dit onderzoek is GCO Fryslân op 6 augustus 2002 met een rapport gekomen. In dit rapport wordt door GCO Fryslân onder meer het volgende geconcludeerd:
"[J.] kan erg lief en behulpzaam zijn, maar op andere momenten is hij moeilijk in de omgang. Dan kan hij dwars, negatief en honend reageren. [J.] heeft vaak negatieve en insufficiënte gevoelens. Hij trekt zichzelf terug en heeft onvoldoende aansluiting met zijn leeftijdsgenoten. Op school heeft hij vaak conflicten met andere kinderen. Hij kan hierbij verbaal en fysiek agressief reageren. Dit gedrag is het afgelopen jaar in frequentie en intensiteit toegenomen. In de laatste maand van het schooljaar was het gedrag van [J.] in de klas (fysiek) niet meer hanteerbaar. [J.] was wantrouwend en had snel het gevoel dat hij negatief werd benaderd. Hij reageerde hier 'aanvallend' op. Op dit moment heeft hij geen veerkracht om op een andere manier met emoties en conflicten om te gaan."
Het in het rapport neergelegde advies van GCO Fryslân komt er op neer dat [J.] op een REC-IV school geplaatst zou moeten worden.
1.5. De REC-IV school waar [J.] voor in aanmerking komt, is de Professor Grewelschool. [eiseres] heeft geen bezwaar tegen plaatsing van [J.] op deze school.
1.6. Op 9 augustus 2002 heeft de schoolleiding van "De Reinbôge" aan [eiseres] medegedeeld dat [J.] in afwachting van plaatsing op de Professor Grewelschool in groep 3\4 zal worden geplaatst. Hiertegen is door [eiseres] geprotesteerd, waarbij zij erop heeft aangedrongen om [J.] in groep 6 te plaatsen. Op 20 augustus 2002 heeft er vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen partijen, waarbij zij hun standpunten hebben uitgewisseld. Het gesprek heeft echter niet tot overeenstemming geleid. Sinds [J.] in groep 3\4 is geplaatst, waarbij hij les krijgt op het niveau van groep 6, vertoont hij op school rustig gedrag.
1.7. Namens de Professor Grewelschool is bij brief van 10 september 2002 aan de heer F. Bloem, de directeur van "De Reinbôge", medegedeeld dat de Professor Grewelschool ernaar streeft om een S.O.-leerling binnen zes weken na het verstrekken van de cluster-4 indicatie door de Commissie van Indicatiestelling te plaatsen. [J.] is op 23 september 2002 onderwerp van gesprek in de Commissie van Indicatiestelling.
2. Het standpunt van [eiseres]
2.1. [eiseres] erkent het agressieve gedrag van [J.], maar is het oneens met de plaatsing van [J.] in groep 3\4 en stelt dat [J.] er recht op heeft om in groep 6 onderwijs op het niveau van die groep te volgen. Het feit dat [J.] in groep 3\4 onderwijs krijgt op het niveau van groep 6, neemt naar de mening van [eiseres] niet weg dat hij het klassikale onderwijs uit groep 6 mist en tevens de lessen van groep 3 meemaakt .
[J.] is bovendien zeker niet het enige lastige kind in groep 6. Zo kampen verschillende kinderen in groep 6 met ADHD-problemen. De problemen die vorig jaar in groep 5 optraden, waren volgens [eiseres] grotendeels te wijten aan het optreden van de leerkracht van die groep. In groep 6 werkt echter een andere leerkracht. Daarnaast wordt groep 6 gedurende vier ochtenden per week gesplitst in twee helften, hetgeen de werkdruk voor de leerkracht vermindert.
2.2. [eiseres] stelt voorts dat de plaatsing van [J.] in groep 3\4 ertoe heeft geleid dat [J.] erg lastig is thuis en daar symptomen van psychisch onbehagen vertoont. Ook wordt door de plaatsing in groep 3\4 zijn zelfvertrouwen aangetast.
3. Het standpunt van PCBO
3.1. PCBO heeft de gevorderde voorziening betwist, waartoe zij het navolgende heeft aangevoerd.
3.2. PCBO voert allereerst aan dat de school verantwoordelijk is voor het verstrekken van onderwijs en dat de school het bevoegd gezag is om beslissingen in het kader van het onderwijs te nemen. Volgens PCBO kon "De Reinbôge" in redelijkheid komen tot de beslissing om [J.] in afwachting van plaatsing op de Professor Grewelschool tijdelijk in groep 3\4 te plaatsen, gezien het al lange tijd durende agressieve gedrag van [J.], waardoor de school in een situatie van handelingsverlegenheid terecht is gekomen. Door [J.] tijdelijk in een andere groep te plaatsen, kunnen de gevoelens van onveiligheid van medeleerlingen uit groep 6 worden weggenomen en kunnen de leerkrachten zich weer meer aan hun onderwijstaken wijden.
3.3 PCBO wijst er bovendien op dat de beslissing om [J.] tijdelijk in groep 3\4 te plaatsen slechts een tijdelijk karakter heeft. [J.] zal immers binnen afzienbare tijd op een andere school worden geplaatst. Volgens PCBO heeft de tijdelijke plaatsing in groep 3\4 ook geen nadelige invloed op de kwaliteit van het onderwijs dat [J.] volgt. PCBO betwist voorts dat [J.] door de genomen beslissing symptomen van psychisch onbehagen zou vertonen. In de klas is hij thans rustig.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. De rechter stelt bij de beoordeling van dit geschil voorop dat de school het bevoegd gezag is om beslissingen te nemen, betrekking hebbend op zaken als orde, rust en veiligheid op de school. Indien de school meent dat op dat gebied maatregelen nodig zijn, mag zij daartoe overgaan. Hierbij kan gedacht worden aan maatregelen als het tijdelijk schorsen van een leerling en het tijdelijk plaatsen van een leerling in een andere groep van de school. De school dient bij het nemen van dergelijke beslissingen niet alleen de belangen van de desbetreffende leerling mee te wegen, maar tevens de belangen van alle leerlingen, als ook het belang van het onderwijzend personeel om zich in voldoende mate aan haar onderwijstaken te kunnen wijden.
4.2. Nu vast staat dat [J.] door zijn agressieve gedrag voor de nodige onrust heeft gezorgd ten tijde van zijn aanwezigheid in groep 5 en hij blijkens de door [eiseres] niet weersproken verklaringen van de leerkrachten van "De Reinbôge" zich thans rustig gedraagt nu hij tijdelijk in groep 3\4 is geplaatst, moet worden geoordeeld dat de tijdelijke plaatsing van [J.] in groep 3\4 een adequate maatregel is geweest om de door [J.]'s gedrag veroorzaakte onrust op school tegen te gaan. "De Reinbôge" was zelfstandig bevoegd om tot de tijdelijke plaatsing van [J.] in groep 3\4 over te gaan en was daarbij niet gehouden om toestemming aan [eiseres] te vragen voor deze maatregel.
4.3. Een andere afweging door "De Reinbôge" zou verdedigbaar zijn geweest als het niveau van het door [J.] te ontvangen onderwijs schade zou hebben opgelopen door zijn tijdelijke plaatsing in groep 3\4. Daarvan is in het onderhavige geval echter niet gebleken. De leerkracht van groep 3\4, juf Bea Lok, heeft ter zitting in dat verband onweersproken gesteld dat zij [J.] onderwijst op het niveau van groep 6, dat hij extra aandacht van haar krijgt en dat [J.] op sommige gebieden zelfs verder is dan zijn leeftijdsgenootjes die wel in groep 6 geplaatst zijn.
4.4. Waar [eiseres] zich erop beroept dat [J.] thuis thans moeilijk hanteerbaar is en dat dit het gevolg zou zijn van de tijdelijke plaatsing in groep 3\4, is dit naar het oordeel van de rechter moeilijk te rijmen met de omstandigheden dat de huidige schoolprestaties van [J.] als goed kunnen worden aangemerkt en dat hij thans rustig gedrag laat zien op school. Bovendien weegt het belang om een einde te maken aan het lastige gedrag van [J.] thuis niet op tegen het belang van "De Reinbôge" om op school orde, rust en veiligheid te handhaven, te meer ook nu de plaatsing in groep 3\4 duidelijk als tijdelijke maatregel van "De Reinbôge" moet worden aangemerkt en er een concreet vooruitzicht bestaat op een spoedige plaatsing van [J.] op de Professor Grewelschool.
4.5. Gezien al het voorgaande komt de rechter tot de conclusie dat "De Reinbôge" in de gegeven omstandigheden bevoegd was om over te gaan tot de maatregel van tijdelijke plaatsing van [J.] in groep 3\4. De vordering van [eiseres] dient dan ook te worden afgewezen.
4.6. [eiseres] zal als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding worden veroordeeld.
De rechter, rechtdoende in kort geding:
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van PCBO begroot op 193,- euro aan verschotten en 703,- euro aan salaris procureur;
Dit vonnis is gewezen door mr. W.K.F. Hangelbroek, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 september 2002.