ECLI:NL:RBLEE:2002:AE3536

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
3 juni 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
52000 KGZA 02-125
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opschorting executie onroerende zaak in kort geding

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats eiser], de ontvanger van de Belastingdienst/Grote Ondernemingen Almelo in kort geding gedagvaard. Eiser vorderde primair de opschorting van de executoriale verkoop van zijn onroerende zaak, kadastraal bekend [nummer], hangende de aanbieding van een akkoord aan zijn schuldeisers. Subsidiair vorderde hij dat de ontvanger de onroerende zaak voor een bedrag van ƒ 650.000,00 aan hem zou verkopen. Eiser stelde dat hij bezig was met het bereiken van een akkoord met zijn schuldeisers en dat de ontvanger onrechtmatig handelde door de executie door te zetten. De ontvanger verweerde zich door te stellen dat eiser al eerder de tijd had gekregen om een akkoord te bereiken en dat er geen zicht was op een spoedige oplossing. De voorzieningenrechter oordeelde dat de ontvanger niet kon worden verplicht de executie op te schorten, gezien de omstandigheden en het gebrek aan vooruitzicht op een akkoord. De subsidiaire vordering van eiser werd eveneens afgewezen, omdat het aanbod van een derde koper te laag werd geacht. Eiser werd als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Korte Gedingen
Uitspraak: 3 juni 2002
Kort-geding-nummer: 52000 KGZA 02-125
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
[naam eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
procureur: mr. P.R. van den Elst,
advocaat: mr. C.H.J. van der Maas te Adorp,
tegen
de ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/GROTE ONDERNEMINGEN ALMELO,
gevestigd te Almelo,
gedaagde,
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mr. E.E. Schipper te Amsterdam.
PROCESGANG
[eiser] heeft De ontvanger in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 23 mei 2002.
[eiser] heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair: de ontvanger zal veroordelen om de executoriale verkoop van de onroerende zaak, kadastraal bekend [nummer], plaatselijk bekend [adres], hangende de aanbieding van een akkoord aan de schuldeisers, althans gedurende een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn op te schorten;
II. subsidiair: de ontvanger zal veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis de onroerende zaak, kadastraal bekend [nummer], plaatselijk bekend [adres], voor een bedrag van ƒ 650.000,00, althans een door de voorzieningenrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, onderhands executoriaal aan [eiser] c.q. een door hem aan te wijzen derde te verkopen en in eigendom over te dragen;
III. meer subsidiair: een beslissing zal nemen als de voorzieningenrechter in goede justitie zal menen rechtvaardig te zijn;
IV. zowel primair, subsidiair, als meer subsdiair: de ontvanger zal veroordelen in de kosten van het geding.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun advocaten, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd. De ontvanger heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding.
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
1. Voorshands kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangenomen:
1.1. Tot de schuldenlast van [eiser] behoren onder meer belasting schulden, (aansprakelijkheids)schulden aan de UWV-GAK en de UWV-Cadans en een ontnemingsvordering van ƒ 600.000,00. De totale schuldenlast van [eiser] loopt in de miljoenen euro's. Deze schulden kunnen niet geheel worden voldaan door [eiser] en zij kunnen evenmin geheel op het vermogen van [eiser] worden verhaald.
1.2. Het gezin van [eiser] -en sinds enige tijd ook [eiser] zelf- is woonachtig in de woning aan de [adres], kadastraal bekend [nummer], hierna: de woning. In de openbare registers staat vermeld dat een zekere [naam eigenaar] eigenaar is van de woning.
1.3. Bij vonnis van 13 mei 1998 heeft de rechtbank te Almelo in een tussen de ontvanger en [eigenaar] aanhangige procedure voor recht verklaard, dat de ontvanger zich tot verhaal van de belastingschulden van [eiser] mag verhalen op (onder meer) de woning. Daarbij is [eigenaar] veroordeeld om te dulden dat (onder meer) de woning executoriaal of onderhands door de ontvanger wordt verkocht en geleverd aan (een) derde(n), alsmede dat hetgeen eventueel voor de zaken in de plaats is gekomen (in de vorm van een vergoeding of anderszins) door de ontvanger zal worden geïnd. Tevens is [eigenaar] veroordeeld om, waar nodig, medewerking te verlenen bij het verhaal van de ontvanger op (onder meer) de woning. Daarbij is tevens bepaald, dat het vonnis van 13 mei 1998 in de plaats treedt van de tot levering van de woning bestemde en benodigde akte, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:300 en artikel 3:301 Burgerlijk Wetboek.
1.4. Bij arrest van 13 april 1998 heeft het Gerechtshof te Arnhem het vonnis van de rechtbank te Almelo van 13 mei 1998 bekrachtigd. Daarbij is overwogen, dat aannemelijk is, dat [eiser] en [eigenaar] hebben beoogd de vermogenswaarde die Wepi Facilitair B.V. (een door [eiser] opgerichte vennootschap, waarvan hij de aandelen aan [eigenaar] heeft verkocht) vertegenwoordigde te onttrekken aan schuldeisers van [eiser] door deze middels een samenstel van rechtshandelingen in naam -formeel- aan [eigenaar] te doen toekomen, maar in werkelijkheid -materieel- bij [eiser] te laten. Volgens het Gerechtshof heeft [eigenaar] bewust meegewerkt aan pogingen om middels schijnhandelingen vermogensbestanddelen van [eiser] te onttrekken aan verhaal door diens schuldeisers.
1.5. De ontvanger is thans voornemens de woning onderhands te verkopen.
Het geschil en de beoordeling daarvan
2.1. [eiser] heeft aangevoerd, dat hij doende is om met zijn schuldeisers een akkoord te bereiken. Nadat de ontvanger zich aanvankelijk bereid heeft verklaard de executie van de woning twee maal drie weken op te schorten, heeft de ontvanger thans aangegeven niet bereid te zijn de executie in afwachting van het tot stand komen van een akkoord verder op te schorten. Gelet op het belang van [eiser] om met zijn gezin in de woning te blijven wonen, heeft de ontvanger er volgens [eiser] geen in redelijkheid te respecteren belang bij om de executie in afwachting van het tot stand komen van een akkoord op dit moment ter hand te nemen. De ontvanger handelt onrechtmatig jegens [eiser] door de executie van de woning door te willen zetten, aldus [eiser]. Primair vordert [eiser] opschorting van de executie hangende de aanbieding van een akkoord aan de schuldeisers.
2.2. Naar het voorlopig oordeel van de rechter kan van de ontvanger in redelijkheid niet worden gevergd dat zij de executie van de woning (nog langer) opschort. Zoals [eiser] heeft gesteld, heeft de ontvanger [eiser] reeds twee maal drie weken de tijd gegeven teneinde een akkoord met zijn schuldeisers te bereiken, hetgeen tot op heden niet is gelukt. De rechter acht niet aannemelijk dat een akkoord met de schuldeisers op korte termijn kan worden bereikt. Zo heeft UWV-Gak volgens de stellingen van [eiser] laten weten dat zij haar beslissing afhankelijk zal stellen van de beslissing van UWV-Cadans. Laatstgenoemde heeft volgens [eiser] te kennen gegeven dat het zeker enige maanden zal duren alvorens zij tot een beslissing zal komen. Daarbij heeft UWV-Cadans reeds nu aangegeven dat aan een eventuele tegemoetkoming zeker de voorwaarde zal worden verbonden dat [eiser] afstand doet van aanspraken op een WAO-uitkering. Ter zitting heeft [eiser] aangegeven, dat hij zich niet met deze voorwaarde kan verenigen. Ten slotte heeft het bureau B.O.O.M. aangegeven, dat zeker zolang er nog beroep in cassatie loopt tegen de ontnemingsvordering, geen akkoord kan worden bereikt.
Gelet op het voorgaande zal de primaire vordering worden afgewezen.
3.1. Subsidiair heeft [eiser] het navolgende aangevoerd. Een zekere [naam koper] heeft zich bereid verklaard om de woning te kopen voor een bedrag van € 335.000,00, zijnde de executiewaarde vrij van huur en gebruik, zoals deze door makelaardij Van der Velde & Hoen is getaxeerd. [eiser] heeft met [naam koper] de afspraak gemaakt, dat [eiser] de woning met zijn gezin mag blijven bewonen. Volgens [eiser] zal de ontvanger nimmer een hogere opbrengst kunnen realiseren dan de executiewaarde van de woning in gebruikte/bewoonde staat. [eiser]'s echtgenote heeft destijds namelijk een huurovereenkomst gesloten met [eigenaar], aan welke huurovereenkomst volgens [eiser] thans niet voorbij kan worden gegaan. De ontvanger handelt onrechtmatig en maakt misbruik van zijn executiebevoegdheid door niet in te gaan op het aanbod van [naam koper], terwijl zij bij openbare verkoop een lagere opbrengst zal genereren dan het door [naam koper] uitgebrachte bod, aldus [eiser].
3.2. De ontvanger heeft onder meer aangevoerd, dat het door [naam koper] geboden bedrag van € 335.000,00 te laag is. De ontvanger wijst daarbij naar het taxatierapport van makelaardij Van der Velde & Hoen waarbij de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik is getaxeerd op een bedrag van € 385.000,00.
3.3. Naar het voorlopige oordeel van de rechter kan de ontvanger onder verwijzing naar het taxatierapport van makelaardij Van der Velde & Hoen het aanbod van [naam koper] op goede gronden afslaan. De ontvanger heeft ter zitting aangegeven, dat zij voornemens is om de woning onderhands te verkopen, vrij van huur en gebruik. Weliswaar heeft [eiser] aangevoerd dat zijn echtgenote ter zake van de woning een huurovereenkomst heeft gesloten met [eigenaar], doch de rechter zal dit verweer passeren. [eiser] heeft ter zitting erkend, dat er nimmer huur is betaald aan [eigenaar]. Mede in combinatie met hetgeen het Gerechtshof te Arnhem omtrent de verhouding tussen [eiser] en [eigenaar] heeft overwogen, acht de rechter het bestaan van de beweerde huurovereenkomst onvoldoende aannemelijk geworden.
Ook de subsidiaire vordering zal dus worden afgewezen.
4. [eiser] zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechter, rechtdoende in kort geding:
1. weigert de gevraagde voorziening;
2. veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De ontvanger begroot op € 193,00 aan verschotten en op € 703,00 aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 juni 2002.
fn 82