ECLI:NL:RBLEE:2002:AE2752

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
21 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
52453 KGZA 02-169
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op verstoring van fauna in bos Recreatiepark Schatzenburg te Menaldum

In deze zaak heeft de stichting Friese Milieufederatie Schatzenburg B.V. in kort geding gedagvaard om een verbod te verkrijgen op het verstoren van de fauna in het bos op het Recreatiepark Schatzenburg te Menaldum. De stichting vorderde dat de rechter Schatzenburg zou verbieden om de fauna te verstoren, te vernietigen, te beschadigen, en nesten en holen uit te halen, op straffe van een dwangsom van 500.000 euro per dag. De stichting stelde dat Schatzenburg in strijd met de Flora- en Faunawet handelde door kapwerkzaamheden uit te voeren zonder de vereiste vrijstelling of ontheffing. Tijdens de zitting heeft de rechter geconstateerd dat er nog steeds vogels in het bos aanwezig zijn, wat de vordering van de stichting ondersteunt. Schatzenburg voerde aan dat 90% van het bos al verwoest was en dat er geen broedende vogels meer aanwezig waren, maar de rechter oordeelde dat de stichting wel degelijk belang had bij haar vordering. De rechter concludeerde dat Schatzenburg in strijd met de wet handelde en dat de vordering van de stichting toewijsbaar was. De rechter verbood Schatzenburg om voor 15 juli 2002 de fauna te verstoren en legde een dwangsom op van 50.000 euro per dag, met een maximum van 1.000.000 euro. Schatzenburg werd ook veroordeeld in de kosten van het geding. Dit vonnis is uitgesproken op 21 mei 2002 door voorzieningenrechter U. van Houten.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Korte Gedingen
Uitspraak: 21 mei 2002
Kort-geding-nummer: 52453 KGZA 02-169
VONNIS
van de voorzieningenrechter van de rechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
de stichting
DE STICHTING FRIESE MILIEUFEDERATIE,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
procureur: mr. S.A. Roodhof,
tegen
de besloten vennootschap
SCHATZENBURG B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde,
verschenen bij haar directeur R.F.J. van Booma.
PROCESGANG
De stichting heeft Schatzenburg in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 21 mei 2002.
De stichting heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de rechter bij vonnis -zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut en op alle dagen en uren-
Schatzenburg zal verbieden om de fauna in het bos op het Recreatiepark Schatzenburg in Menaldum te verstoren, te vernietigen, te beschadigen, nesten en holen uit te halen en/of weg te nemen door middel van het kappen van bomen, het verrichten van grondboringen, het rijden met bulldozers door het bos en alle andere activiteiten, die tot verstoring, vernietiging, beschadiging, uithaling en/of wegneming etc. van de fauna en de nesten en holen daarvan leiden in de zin van de artikelen 11 en 12 van de Flora- en Faunawet, op straffe van verbeurte van een dwangsom van 500.000,00 euro voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat die verstoring etc. plaatsvindt, met een maximum van 15.000.000,00 euro, althans een dusdanige dwangsom en een maximum aan te verbeuren dwangsommen daarvan, zoals de voorzieningenrechter goeddunkt, met veroordeling van Schatzenburg in de kosten van het geding.
Vervolgens heeft de stichting haar standpunt nader doen toelichten door haar advocaat, die mede aan de hand van een pleitnota het woord heeft gevoerd. Schatzenburg heeft vervolgens --in de persoon van haar directeur R.F.J. van Booma- haar standpunt aan de hand van een pleitnota toegelicht. Schatzenburg heeft daarbij geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de stichting, met veroordeling van de stichting in de kosten van het geding.
Schatzenburg heeft met goedvinden van de stichting producties in het geding gebracht. Na voortgezet debat heeft er een descente plaatsgevonden.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd. De rechter doet heden uitspraak op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
1. Voorshands kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangenomen:
1.1. De stichting heeft blijkens artikel 2 lid 1 van haar statuten als doel het bevorderen van de bescherming, instandhouding en verbetering van natuur, milieu en landschap in de provincie Friesland, alles in de meest ruime zin. De stichting tracht dit doel blijkens artikel 2 lid 2 sub e van haar statuten onder meer te bereiken door het voeren van juridische procedures.
1.2. Schatzenburg is eigenaar van het bos op het Recreatiepark Schatzenburg te Menaldum. Schatzenburg is voornemens om in dit bos (op de plaats waar zich thans oude sta-caravans bevinden) een recreatiecentrum met 101 vakantiebungalows te bouwen.
1.3. In een gedeelte van het bos van ongeveer 18 hectare hebben in opdracht van Schatzenburg kapwerkzaamheden plaatsgevonden. Daarbij zijn de grote bomen gekapt. Het hout is verkocht aan Parenco Hout B.V. De dunne bomen die niet geschikt zijn voor de verkoop, zijn niet gekapt. Schatzenburg is voornemens om in dit gedeelte van het bos, dat in een punt uitloopt -hierna: de punt van het bos- een recreatieplas te creëren. Om dit mogelijk te maken, zal zij ook de dunnere bomen, alsmede het thans nog aanwezige struikgewas verwijderen.
1.4. In het overige gedeelte van het bos, dat een oppervlakte van ongeveer 20 hectare beslaat, hebben tot op heden geen (kap)werkzaamheden plaatsgevonden.
Het geschil en de beoordeling daarvan
2. De stichting stoelt haar vordering op de stelling dat Schatzenburg in strijd met de wet en daarmee onrechtmatig jegens haar handelt door zonder vrijstelling of ontheffing in strijd te handelen met artikel 2 en met de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Op grond van deze artikelen is het verboden om de fauna te verstoren, te vernietigen, te beschadigen, nesten en holen uit te halen en/of weg te nemen.
Schatzenburg laat tijdens het broedseizoen in haar opdracht (kap)werkzaamheden plaatsvinden. Daardoor zijn er volgens de stichting reeds vele (nesten van) vogels gesneuveld. Volgens de stichting bevinden zich echter nog steeds vogels in het bos, welke vogels thans nog aan het broeden zijn. Deze vogels behoren op grond van artikel 4 lid 1 sub b van de Flora- en Faunawet tot de beschermde inheemse diersoorten, aldus de stichting. Op grond van het voorgaande vordert de stichting een verbod voor Schatzenburg om haar werkzaamheden in het bos te voltooien gedurende het broedseizoen.
3.1. Schatzenburg heeft omtrent de punt van het bos aangevoerd, dat 90% van het bos reeds is verwoest. Volgens Schatzenburg bevinden zich thans geen (broedende) vogels meer in de punt van het bos. Reeds om deze reden ligt de vordering van de stichting voor afwijzing gereed, aldus Schatzenburg. Bovendien heeft Schatzenburg gewezen op haar grote economische belangen bij continuering van haar activiteiten. Haar gehele planning zal ontregeld worden wanneer zij haar activiteiten zal moeten stopzetten. Bovendien heeft zij aan Essent toegezegd, dat zij de hoofdtransportleiding voor de zomer zal verplaatsen. Indien zij hiertoe niet in staat wordt gesteld, zal zij deze werkzaamheden pas een jaar later kunnen uitvoeren, omdat uitvoering van deze werkzaamheden door Essent niet wordt toegestaan in de winterperiode.
3.2. De rechter heeft tijdens de descente geconstateerd, dat er thans nog vogels in de punt van het bos aanwezig zijn. Zo is in de korte periode waarin de descente heeft plaatsgevonden een broedende wilde eend waargenomen, alsmede een ekster die uit zijn nest vloog. Tevens heeft de rechter gezang gehoord van diverse vogels. Volgens S. Bijlsma (bioloog en stafmedewerker van de stichting) en P. Dillingh (vogelwachter van de Vogelwacht Franeker) betrof het gezang van onder meer een roodborstje, een winterkoning, een merel en een tjiftjaf. Bijlsma en Dillingh concludeerden daarbij -onder meer op basis van het aantal malen dat het gezang van deze vogels geconstateerd is- dat deze vogels hun nesten moeten hebben in de punt van het bos. De rechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van hetgeen Bijlsma en Dillingh hebben verklaard. Op grond daarvan is de rechter van oordeel dat de stichting wel een belang heeft bij haar vordering; er zijn immers nog (broedende) vogels aanwezig in de punt van het bos.
De rechter constateert dat de vogels die tijdens de descente zijn waargenomen, dan wel gehoord, op grond van artikel 4 lid 1 sub b van de Flora- en Faunawet behoren tot de beschermde inheemse diersoorten.
Evident is dat de werkzaamheden die Schatzenburg voornemens is thans nog te laten uitvoeren in strijd zijn met (met name) de artikelen 11 en 12 van de Flora- en Faunawet. De voorgenomen werkzaamheden houden immers in dat ook de resterende bomen en het struikgewas -waar thans nog vogels aanwezig zijn- zullen worden verwijderd. Zolang Schatzenburg niet beschikt over de vereiste vrijstelling/ontheffing, handelt zij dus in strijd met de wet. Dit handelen is naar het voorlopig oordeel van de rechter jegens de stichting onrechtmatig, omdat zij ten doel heeft het bevorderen van de bescherming, instandhouding en verbetering van natuur, milieu en landschap in de provincie Friesland, alles in de meest ruime zin. De enkele omstandigheid dat Schatzenburg grote financiële belangen heeft bij continuering van haar activiteiten kan aan deze onrechtmatigheid niet afdoen.
4. Ten aanzien van het resterende gedeelte van het bos -te weten het gedeelte met een oppervlakte van ongeveer 20 hectare, waar tot op heden geen (kap)werkzaamheden hebben plaatsgevonden- heeft Schatzenburg geen verweer gevoerd tegen de vordering. Schatzenburg heeft ter zitting aangegeven, dat zij haar werkzaamheden ten aanzien van dit gedeelte van het bos zal opschorten tot na het einde van het broedseizoen, te weten omstreeks 15 juli 2002.
Ook in zoverre is de vordering dus toewijsbaar.
5. De gevorderde oplegging van dwangsommen zal worden toegewezen als na te melden.
De rechter zal een maximum aan de te verbeuren dwangsommen verbinden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit kort-geding-vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen.
Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
6. Schatzenburg zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De rechter, rechtdoende in kort geding:
1. verbiedt Schatzenburg om voor 15 juli 2002 de fauna in het bos op het Recreatiepark Schatzenburg in Menaldum te verstoren, te vernietigen, te beschadigen, nesten en holen uit te halen en/of weg te nemen door middel van het kappen van bomen, het verrichten van grondboringen, het rijden met bulldozers door het bos en alle andere activiteiten, die tot verstoring, vernieling, beschadiging, uithaling en/of wegneming van nesten en holen leiden in de zin van de artikelen 11 en 12 van de Flora- en Faunawet;
2. bepaalt dat Schatzenburg een dwangsom aan de stichting verbeurt van 50.000,00 euro voor iedere dag, een dagdeel daaronder begrepen, dat Schatzenburg in strijd handelt met het sub 1 genoemde verbod;
3. verbindt aan de aldus sub 2 te verbeuren dwangsommen een maximum van 1.000.000,00 euro;
4. veroordeelt Schatzenburg in de kosten van het geding, aan de zijde van de stichting begroot op 270,56 euro aan verschotten en op 703,00 euro aan salaris procureur;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 mei 2002.
fn 82