ECLI:NL:RBLEE:2002:AE2649

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
8 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38735 HAZA 00-108
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding door bank wegens onterecht uitgevoerde overschrijvingen

In deze zaak heeft de besloten vennootschap Stam Papierrecycling B.V. een vordering ingesteld tegen Friesland Bank N.V. wegens schadevergoeding. De vordering is gebaseerd op een bankrelatie die tussen partijen bestond en de stelling dat de bank toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen. De zaak is aanhangig gemaakt op 24 januari 2000 en na een serie processtukken, waaronder conclusies van eis en antwoord, heeft de rechtbank op 8 mei 2002 vonnis gewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 7 februari 1999 een enveloppe met overschrijvingsformulieren door Stam naar de Friesland Bank is verzonden. Echter, bij deze overschrijvingen zijn wijzigingen aangebracht met correctievloeistof, wat leidde tot onterecht uitgevoerde betalingen. Stam heeft aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en heeft de bank gesommeerd het bedrag van ƒ 30.000,00 (13.613,41 euro) te vergoeden, wat de bank heeft geweigerd.

De rechtbank oordeelt dat de Friesland Bank onvoldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het verwerken van de overschrijvingsformulieren. De bank had, gezien de opvallende wijzigingen op de formulieren, contact met Stam moeten opnemen om de juistheid van de opdrachten te verifiëren. De rechtbank wijst de vordering van Stam toe en veroordeelt de Friesland Bank tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 8 februari 1999 tot de dag der voldoening. Tevens wordt de bank veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector handelsrecht
Uitspraak: 8 mei 2002
Zaak-/Rolnummer: 38735/HAZA 00-108
VONNIS
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
de besloten vennootschap
STAM PAPIERRECYCLING B.V.,
gevestigd te Alkmaar,
eiseres,
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mr. J.G.M. van Meel,
tegen
de naamloze vennootschap
FRIESLAND BANK N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
procureur: mr. J. de Goede,
advocaat: mr. P.E. Mazel.
PROCESGANG
De zaak is bij dagvaarding van 24 januari 2000 aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
* conclusie van eis van de zijde van eiseres (in het vervolg: Stam);
* conclusie van antwoord van de zijde van gedaagde (verder: Friesland Bank);
* conclusie van repliek van de zijde van Stam;
* conclusie van dupliek van de zijde van Friesland Bank;
* akte uitlating produkties van de zijde van Stam;
* akte van depot van de zijde van Stam;
* akte naar aanleiding van depot van de zijde van Friesland Bank.
Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd. De rechtbank wijst vonnis op het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De vordering
De vordering van Stam strekt ertoe dat de rechtbank, bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de Friesland Bank veroordeelt aan Stam bij wege van schadevergoeding te betalen een bedrag groot ƒ 30.000,00 (13.613,41 euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 februari 1999 tot de dag der voldoening, met veroordeling van de Friesland Bank in de kosten van het geding.
Bij conclusie van antwoord heeft de Friesland Bank verweer gevoerd en geconcludeerd dat de rechtbank, bij vonnis geheel en al uitvoerbaar bij voorraad, de vorderingen van Stam afwijst, althans haar daarin niet ontvankelijk verklaart en haar veroordeelt in de kosten van het geding.
2. Vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist en op grond van de inhoud van de overgelegde bescheiden, voor zover niet bestreden, staat het volgende tussen partijen vast:
2.1 Tussen Stam en de Friesland Bank bestond op of omstreeks 7 februari 1999 een bankrelatie middels het filiaalkantoor van de Friesland Bank te Alkmaar.
2.2 Op de rechtsbetrekking tussen partijen zijn de Algemene Bankvoorwaarden (hierna: ABV) toepasselijk.
2.3 De voorwaarden bevatten onder meer de volgende artikelen.
Artikel 2: Zorgplicht van de Bank
De bank dient bij haar dienstverlening de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen.
Zij zal daarbij naar beste vermogen met de belangen van de cliënt rekening houden, met dien verstande dat zij niet gehouden is gebruik te maken van haar bekende niet openbare informatie, waaronder koersgevoelige informatie.
Artikel 14: Verlies etc. van formulieren
De cliënt dient de door de bank aan hem ter beschikking gestelde formulieren, informatiedragers en communicatiemiddelen zorgvuldig te bewaren en te behandelen.
Indien de cliënt enige onregelmatigheid zoals verlies, diefstal of misbruik met betrekking tot die formulieren, informatiedragers of communicatiemiddelen constateert, dient hij daarvan terstond mededeling te doen aan de bank. Tot het moment waarop de bank deze mededeling ontvangt, zijn de gevolgen van het gebruik van die formulieren, informatiedragers of communicatiemiddelen voor rekening en risico van de cliënt, tenzij die cliënt aantoont dat de bank schuld te verwijten is. Daarna zijn de gevolgen voor rekening en risico van de bank, tenzij de bank aantoont, dat cliënt opzet of grove schuld te verwijten is.
2.4 In de aanhef van de voorwaarden is de volgende zinsnede vermeld:
"In overleg met de Consumentenbond is evenwel wederzijds benadrukt, dat de zorgplicht van de Bank zoals neergelegd in artikel 2 van de voorwaarden te allen tijde voorop staat en dat clausules die aansprakelijkheid beperken, daaraan geen afbreuk doen."
2.5 Op 7 februari 1999 heeft Stam omstreeks 15.00 uur een van haar bedrijfslogo voorziene enveloppe met een drietal verzameloverschrijvingsformulieren, die in totaal zesentwintig overschrijvingen bevatte, naar het kantoor van de Friesland Bank te Alkmaar gestuurd.
2.6 Stam heeft deze enveloppe verzonden via de PTT. De brievenbus waarin Stam zijn opdracht heeft gedeponeerd is een brievenbus op het bedrijventerrein Boekelermeer te Alkmaar.
2.7 Op of omstreeks 10 februari 1999 is Stam door de heer [I.], werkzaam op het hoofdkantoor van de Rabobank, gevestigd te Diemen, gebeld. [I.] heeft Stam gevraagd of hij een bedrag van ruim ƒ 200.000,00 had overgemaakt naar de Make Up academie, ten name van [naam + adres] Stam heeft daarop aan [I.] medegedeeld dat een dergelijke overschrijving onjuist was. De rekening van de begunstigde is vervolgens geblokkeerd. Op dat moment was reeds ƒ 30.000,00 (13.613,41 euro) in contanten opgenomen.
2.8 Na deze mededeling van [I.] heeft tussen Stam en de heer [K.] van de Friesland Bank overleg plaatsgevonden. Tijdens dit overleg kwam naar voren dat bij twee van de zesentwintig overschrijvingen het bedrag, het rekeningnummer en de naam van begunstigde met behulp van correctievloeistof waren gewijzigd. De bedragen waren verhoogd, respectievelijk van ƒ 20.088,30 naar ƒ 220.088,30 en van ƒ 1.915,71 naar
ƒ 201.915,71, terwijl ook het totaalbedrag was aangepast. De namen [namen] waren veranderd in respectievelijk [namen]
2.9 Op 11 februari 1999 heeft Stam bij de Politie te Alkmaar aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en het aannemen van een valse naam.
2.10 Behoudens het bedrag van ƒ 30.000,00 (13.613,41 euro) zijn de foutief overgeboekte bedragen teruggestort ten gunste van Stam.
2.11 Stam heeft de Friesland Bank gesommeerd het bedrag van ƒ 30.000,00 ( 13.613,41 euro) aan hem te vergoeden. De Friesland Bank heeft hieraan geen gevolg gegeven.
Het geschil en de beoordeling daarvan
3. Stam baseert haar vordering hierop dat de Friesland Bank met het overboeken van de hiervoor bedoelde bedragen jegens haar toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen. Stam had immers geen opdracht gegeven voor de overboekingen. Bovendien heeft de Friesland Bank - aldus Stam - onvoldoende zorgvuldigheid in de zin van artikel 2 ABV betracht nu zij voormelde overschrijvingsformulieren heeft verwerkt, terwijl de oorspronkelijke rekeningnummers, bedragen en namen van de begunstigden duidelijk zichtbaar door middel van correctievloeistof waren gemaskeerd en vervolgens veranderd. Stam stelt zich voorts op het standpunt dat zij niet onzorgvuldig heeft gehandeld met het versturen van de opdrachten via een brievenbus van PTT Post.
4. De Friesland Bank betwist dat zij schadeplichtig is jegens Stam. Zij stelt daartoe dat de wijze van invullen van de opdrachtformulieren - en het gebruik van correctievloeistof daarbij - niet zo opvallend was dat een nader onderzoek op zijn plaats was en dat zij zich ter zake van haar inspanningsverplichting heeft gekweten. De Friesland Bank beroept zich voorts op artikel 14 ABV. Door de overschrijvingsformulieren te verzenden via een brievenbus van PTT Post heeft Stam, volgens de Friesland Bank, niet de in deze bepaling vereiste zorgvuldigheid in acht genomen.
5. Als vaststaand kan worden aangenomen dat Stam geen opdracht heeft gegeven tot bedoelde betalingen, zodat uitgangspunt dient te zijn dat de Friesland Bank met de overboeking van bedoelde bedragen toerekenbaar tekortgeschoten is jegens Stam en hem de geleden schade dient te vergoeden. Indien de Friesland Bank - conform haar stelling - voldoende zorgvuldigheid in acht heeft genomen bij het uitvoeren van bedoelde opdrachten en in redelijkheid mocht aannemen dat de opdrachten van Stam afkomstig waren, zou evenwel anders geoordeeld moeten worden. De rechtbank ziet hiervoor echter geen aanleiding. Zij overweegt daartoe als volgt.
6. Naar het oordeel van de rechtbank brengt het betrachten van voldoende zorgvuldigheid bij het uitvoeren van betalingsopdrachten met zich mee dat, zodra er sprake is van (duidelijk) opvallende bijzonderheden die twijfel kunnen doen rijzen ten aanzien van de juistheid van de opdracht, de bank bij de cliënt nagaat of de verstrekte opdracht correct is. Niet valt in te zin dat een dergelijk nader onderzoek ontwrichting van het betalingsverkeer met zich mee zou brengen. Handtekeningen worden immers om dezelfde reden ook gecontroleerd. Of het betreffende saldo al dan niet toereikend is - zoals de Friesland Bank heeft aangevoerd - om de betalingen uit te voeren, wordt daarbij niet van belang geacht.
7. Geoordeeld wordt dat in het onderhavige geval voldoende aanleiding was om over te gaan tot een dergelijk nader onderzoek. Vast staat immers dat op de formulieren met correctievloeistof wijzigingen zijn aangebracht. Uit het proces-verbaal van documentenonderzoek van de politie Noord-Holland d.d. 10 maart 1999 volgt dat dit op duidelijk zichtbare wijze is gebeurd en dat bovendien de plaats van de gewijzigde bedragen niet overeenkomt met de gebruikte kantlijn op het verzameloverschrijvingsformulier. Daarbij komt dat is gebleken dat juist de gewijzigde bedragen - met name gelet op de aard en de omvang van het bedrijf en de gewoonlijk door haar verrichte betalingen en de verhouding tot de overige op de overschrijvingsformulieren vermelde bedragen - aanzienlijk zijn. De rechtbank oordeelt dat zeker nu in het onderhavige geding geen sprake is van een enkele verschrijving, maar zowel het bedrag, als het rekeningnummer en de naam van de begunstigde zijn gewijzigd, de Friesland Bank contact met Stam had moeten opnemen alvorens de betreffende overschrijvingen uit te voeren. Door dit niet te doen heeft de Friesland Bank naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet gehandeld zoals van een zorgvuldig handelend bank mag worden verwacht.
8. De rechtbank oordeelt voorts dat de Friesland Bank ter zake geen beroep toekomt op artikel 14 ABV. Het verzenden van betalingsopdrachten via een brievenbus van PTT Post moet in Nederland als zeer gebruikelijk worden aangemerkt. In ieder geval brengt deze wijze van verzenden normaliter niet dusdanige risico's met zich mee dat Stam op frauduleus handelen bedacht diende te zijn. Overigens is van belang dat de wijze van verzending de eigen verplichting van de bank onverlet laat. Dat geldt in dit geval temeer, gelet op de aanhef bij de algemene voorwaarden, zoals vermeld onder rechtsoverweging 2.4.
9. Gelet op het voorgaande zal de gevorderde hoofdsom worden toegewezen. De gevorderde wettelijk rente is evenzeer toewijsbaar, zulks ingevolge artikel 6:83 sub b Burgerlijk Wetboek vanaf 8 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening.
10. De Friesland Bank zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
BESLISSING
De rechtbank:
veroordeelt de Friesland Bank om aan Stam te betalen een bedrag van 13.613,41 euro, te vermeerderen met wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 februari 1999 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de Friesland Bank in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van Stam begroot op 286,67 euro aan verschotten en op 780,50 euro aan salaris van de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 8 mei 2002.