ECLI:NL:RBLEE:2002:AE2311

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
24 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/686 GEMWT
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om invalidenparkeerkaart en de gevolgen van medische adviezen

In deze zaak heeft eiseres, wonende te [woonplaats eiseres], een verzoek ingediend om een invalidenparkeerkaart, welke eerder aan haar was verstrekt, te verlengen. Het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen heeft dit verzoek op 10 november 2000 afgewezen, met als argument dat eiseres zich zelfstandig over een afstand van meer dan 500 tot 750 meter kan voortbewegen, zoals blijkt uit een advies van Zorgvoorzieningen Nederland. Eiseres heeft hiertegen bezwaar aangetekend, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de hoorzitting heeft eiseres aangevoerd dat haar gezondheid sinds het eerdere advies aanzienlijk is verslechterd. De commissie bezwaarschriften heeft daarop een aanvullend advies gevraagd aan Argonaut, maar dit advies leidde niet tot een wijziging van het eerdere besluit. De rechtbank heeft de zaak op 2 april 2002 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Heerenveen niet gerechtigd was om eiseres opnieuw aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen, aangezien er geen nieuwe medische gegevens beschikbaar waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de gemeente op om een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de overwegingen in deze uitspraak. Tevens werd de gemeente veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector Bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 01/686 GEMWT
Inzake het geding tussen
[naam eiseres], wonende te [woonplaats eiseres], eiseres,
gemachtigde: mr. A. Atema, werkzaam bij het Buro voor Rechtshulp te Leeuwarden,
en
het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen, verweerder,
gemachtigde: A.D. de Grave, werkzaam bij verweerders gemeente.
Procesverloop
Bij brief van 20 juni 2001, verzonden op 26 juni 2001, heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het besluit van 10 november 2000, waarbij afwijzend is beschikt op haar verzoek om een invalidenparkeerkaart te verstrekken, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit is namens eiseres op 31 juli 2001 beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 2 april 2002. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
Motivering
De rechtbank baseert zich bij haar oordeelsvorming op de volgende feiten.
Eiseres heeft in verband met het verstrijken van de geldigheidsduur van de haar bij besluit van 5 september 1995 verstrekte invalidenparkeerkaart op 1 september 2000 om een nieuwe kaart verzocht.
Bij besluit van 10 november 2000 heeft verweerder afwijzend op dit verzoek beschikt, aangezien uit een naar aanleiding van het verzoek door Zorgvoorzieningen Nederland uitgebracht advies is gebleken, dat eiseres zich zelfstandig over een afstand van meer dan 500 tot 750 meter te voet kan voortbewegen.
Tegen dit besluit heeft eiseres op 20 november 2000 een bezwaarschrift ingediend. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit bezwaarschrift -overeenkomstig het advies van de commissie bezwaarschriften (hierna: de commissie)- ongegrond verklaard. Daartoe is overwogen dat eiseres ter hoorzitting van de commissie heeft gesteld dat haar gezondheid sinds het advies van Zorgvoorzieningen Nederland flink achteruit is gegaan en dat de commissie daarop aan deze instantie, inmiddels Argonaut genaamd, een aanvullend advies heeft gevraagd. Blijkens dit aanvullende advies is er geen reden om het oorspronkelijke advies over de invalidenparkeerplaats te wijzigen. Noch het lichamelijk onderzoek, noch de ingewonnen informatie leveren een verklaring op voor de verslechtering van de gezondheidstoestand van eiseres. Het is aannemelijk dat de ernst van de beperkingen in hoge mate afhankelijk is van haar psycho-emotionele toestand.
Eiseres kan zich met het besluit van verweerder niet verenigen. Zij heeft daartoe onder meer aangevoerd dat zij zwaarder gehandicapt is dan door de betreffende artsen is aangenomen. Zij is niet in staat zich redelijkerwijs zonder hulp van een ander over een lange afstand te voet voort te bewegen. Bovendien ziet eiseres niet in waarom haar voorheen wel een invalidenparkeerkaart is verstrekt. Haar toestand is namelijk sindsdien in negatieve zin gewijzigd. Voorts is aangevoerd dat het door de commissie gevraagde nieuwe medische advies enkel ter kennisname is verzonden aan eiseres. Eiseres is evenwel niet in de gelegenheid gesteld om op dit advies te reageren en een tweede hoorzitting is niet vastgesteld. Deze handelswijze is strijdig met art. 7:9 Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het zorgvuldigheidsbeginsel.
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge art. 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) kan aan een invalide die zich niet of nauwelijks te voet kan bewegen door de raad of, krachtens besluit van de raad, door burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens is ingeschreven een invalidenparkeerkaart worden verstrekt. Ingevolge art. 53 worden bij ministeriële regeling voorschriften vastgesteld omtrent onder meer de afgifte van invalidenparkeerkaarten.
Ingevolge art. 1 van de regeling als vervat in de beschikking van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 1 oktober 1991, nr. RVR 103389 (Besluit invalidenparkeerkaart), kunnen onder meer personen die voor verplaatsingen buitenshuis zijn aangewezen op vervoer door een ander, voor een invalidenparkeerkaart in aanmerking komen, indien zij ten gevolge van invaliditeit met een permanent of progressief karakter, zonder hulpmiddelen en zonder hulp van een ander, zich redelijkerwijs niet of nauwelijks te voet kunnen voortbewegen. Voorts wordt ingevolge art. 2 lid 1 Besluit invalidenparkeerkaart een invalidenparkeerkaart niet afgegeven alvorens een geneeskundig onderzoek heeft plaatsgehad met betrekking tot de invaliditeit van de aanvrager. Ingevolge art. 2 lid 2 Besluit invalidenparkeerkaart wordt een geneeskundig onderzoek niettemin achterwege gelaten, indien de aanvrager eerder een invalidenparkeerkaart is verstrekt en op grond van het laatste onderzoek dat de invalide in verband met de afgifte van een invalidenparkeerkaart heeft ondergaan, moet worden aangenomen dat hij nog steeds voldoet aan de criteria omschreven in art. 1 Besluit invalidenparkeerkaart.
Vast staat dat eiseres in ieder geval sinds 1995 de beschikking heeft over een door verweerder afgegeven invalidenparkeerkaart. Uit de stukken en het ter zitting verhandelde komt voorts naar voren dat thans bij verweerder geen medische gegevens meer voorhanden zijn die verband houden met de eiseres eerder verstrekte invalidenparkeerkaart, terwijl door verweerder geen argumenten naar voren zijn gebracht die het ontbreken van deze gegevens zouden kunnen billijken. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de strekking van voornoemd art. 2 lid 2 Besluit invalidenparkeerkaart, inhoudende dat alleen dan een nieuw medisch onderzoek kan worden ingesteld indien uit de gegevens die redelijkerwijs beschikbaar behoren te zijn op enigerlei wijze blijkt dat dit geïndiceerd is, verweerder in dit geval eiseres niet opnieuw aan een geneeskundig onderzoek had mogen onderwerpen. De rechtbank verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juni 1994, Justexnummer G03930069.
Het beroep dient gegrond te worden verklaard.
De rechtbank merkt nog op dat het voorgaande meebrengt dat aan de grief van eiseres dat in strijd is gehandeld met art. 7:9 Awb kan worden voorbijgegaan. Ter zitting is in dit verband impliciet aangegeven dat deze grief als vervallen kan worden beschouwd, indien de inhoudelijke beoordeling van de zaak door de rechtbank zou leiden tot een gegrond beroep.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:74 Awb dient de gemeente Heerenveen het gestorte griffierecht van € 102,10 aan eiseres te vergoeden.
Op grond van art. 8:75 Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht bedragen de proceskosten van eiseres € 644,00 ter zake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (beroepschrift 1 punt; verschijnen ter zitting 1 punt; gewicht van de zaak: gemiddeld, waarde per punt € 322,00). De rechtbank wijst de gemeente Heerenveen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit op bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat de gemeente Heerenveen het betaalde griffierecht van € 102,10 aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,00, aan eiseres te vergoeden door de gemeente Heerenveen.
Aldus gegeven door mr. K. Post, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 24 april 2002 in tegenwoordigheid van mr. T. Hoekstra als griffier.
w.g. T. Hoekstra
w.g. K. Post
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 24 april 2002