ECLI:NL:RBLEE:2002:AE0652
Rechtbank Leeuwarden
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake goedkeuring nevenvestiging hoger hotelonderwijs
In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 14 maart 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De Stichting Christelijke Hogeschool Noord-Nederland (CHN) had een verzoek ingediend om het besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen van 31 mei 2001 te schorsen. Dit besluit betrof de goedkeuring voor de Hotelschool Den Haag (HDH) om een nevenvestiging te starten voor een opleiding hoger hotelonderwijs in Amsterdam. De CHN vreesde dat deze nevenvestiging negatieve gevolgen zou hebben voor haar studentenaanbod.
Tijdens de zitting op 8 maart 2002 is de zaak behandeld. De voorzieningenrechter overwoog dat er geen beletselen waren om de CHN ontvankelijk te verklaren in haar verzoek. Echter, de voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende spoedeisend belang was om het bestreden besluit te schorsen. De CHN had aangegeven dat het aantal aanmeldingen voor het komende studiejaar aanzienlijk groter zou zijn dan het aantal beschikbare plaatsen, waardoor de vestiging van de HDH in Amsterdam geen invloed zou hebben op de studenteninstroom van de CHN.
De voorzieningenrechter concludeerde dat de realisatie van de vestiging in Amsterdam voor eigen risico van de HDH was en dat de beoordeling van de hoofdzaak losstond van de al dan niet gerealiseerde vestiging. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter achtte geen termen aanwezig om een partij te veroordelen in de proceskosten. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door mr. D.J. Keur, in aanwezigheid van griffier mr. M.R. Molenaar.