ECLI:NL:RBLEE:2002:AD9345

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
13 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
32315 HAZA 98-1132
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake winstafdracht door Bouwbedrijf Siemensma B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 13 februari 2002 vonnis gewezen in een geschil tussen eiser en de besloten vennootschap Bouwbedrijf Siemensma B.V. Eiser vorderde winstafdracht van Siemensma, die hij stelde te hebben genoten uit een bouwproject. In een eerder tussenvonnis van 14 februari 2001 was al een bedrag van ƒ 3.525,00 aan eiser toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente. Eiser heeft zijn eis gewijzigd en vorderde nu een bedrag van ƒ 11.896,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding. Siemensma voerde aan dat op de brutowinst bedrijfskosten in mindering moesten worden gebracht, welke kosten door haar op 6% van de totale bouwsom werden vastgesteld. Eiser betwistte dit en stelde dat de variabele kostprijsberekeningsmethode de meest geschikte methode was om tot een reële winstbegroting te komen.

De rechtbank heeft de processtukken opnieuw bekeken, inclusief het tussenvonnis, en oordeelde dat de bedrijfskosten van Siemensma in mindering moesten worden gebracht op de brutowinst. De rechtbank achtte het redelijk om een aftrek toe te passen ter grootte van het gebruikelijke percentage van 6% van de bouwsom. Na aftrek van de bedrijfskosten resteerde er een negatief bedrag, wat betekende dat er geen winst was genoten door Siemensma. Hierdoor kon de vordering van eiser tot winstafdracht niet worden toegewezen, en werd deze afgewezen.

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat Siemensma als grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De kosten van het geding werden begroot op 496,89 euro voor salaris procureur, en de veroordeling werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Het vonnis werd openbaar uitgesproken door de rolrechter op 13 februari 2002.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector handelsrecht
Uitspraak: 13 februari 2002
Zaak-/Rolnummer: 32315 HAZA 98/1132
VONNIS
van de meervoudige handelskamer in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats eiser],
eiser,
procureur: mr. V.M.J. Both,
tegen
de besloten vennootschap
BOUWBEDRIJF SIEMENSMA B.V.,
gevestigd te Surhuisterveen,
gedaagde,
procureur: mr. W. Voorthuijsen.
PROCESGANG
Bij tussenvonnis van 14 februari 2001 - hierna: het tussenvonnis - is een comparitie van partijen bevolen. Deze heeft plaatsgevonden op 20 april 2001, waarvan proces-verbaal is opgemaakt. [eiser] heeft vervolgens een akte na comparitie houdende wijziging van eis genomen, gevolgd door een antwoordakte van de zijde van Siemensma.
Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd. De rechtbank wijst heden vonnis op het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden.
RECHTSOVERWEGINGEN
Het geschil en de beoordeling daarvan
1. De rechtbank heeft opnieuw kennis genomen van de processtukken waaronder ook het vonnis van deze rechtbank van 14 februari 2001, waarvan de inhoud als hier ingevoegd wordt beschouwd.
De rechtbank neemt over hetgeen in voormeld vonnis is overwogen en beslist.
2. In het tussenvonnis zijn Siemensma en [T.] - destijds gedaagde sub 1 - hoofdelijk veroordeeld om aan [eiser] te betalen een bedrag van ƒ 3.525,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 maart 1994. Tevens zijn Siemsensma en [T.] veroordeeld in de tot die uitspraak begrote proceskosten.
3. Bij akte na comparitie houdende wijziging van eis heeft [eiser] zijn eis zodanig gewijzigd, dat hij thans - naast hetgeen reeds in het tussenvonnis is toegewezen - vordert dat Siemensma wordt veroordeeld, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, om aan [eiser] ten titel van winstafdracht te betalen een bedrag van ƒ 11.896,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding.
Omdat Siemensma bij antwoordakte geen bezwaar heeft gemaakt tegen deze wijziging van eis, zal de rechtbank recht doen op de gewijzigde eis.
4. Zoals in het tussenvonnis is overwogen, dient thans een oordeel te worden gegeven over de vraag of de door Siemensma genoten winst het reeds toegewezen bedrag ad ƒ 3.525,00 te boven gaat. Slechts indien en voorzover de door Siemensma genoten winst deze schadevergoeding te boven gaat, dient Siemensma deze winst aan [eiser] af te dragen.
5. Siemensma heeft aangevoerd dat zijn brutowinst ƒ 11.896,00 bedraagt, hetgeen door [eiser] is erkend. De rechtbank zal dus uitgaan van de juistheid van dit bedrag.
6.1. Siemensma heeft onder meer aangevoerd, dat op de brutowinst van ƒ 11.896,00 haar bedrijfskosten in mindering dienen te worden gebracht. Deze bedrijfskosten zijn door Siemensma vastgesteld op 6% van de totale bouwsom van ƒ 212.025,00, derhalve een bedrag van ƒ 12.721,00.
6.2. [eiser] heeft - kort samengevat - betwist dat de algemene bedrijfskosten in mindering dienen te worden gebracht op de brutowinst. De variabele kostprijsberekeningsmethode is de geschiktste methode om tot een reële winstbegroting te komen, aldus [eiser]. Op grond van deze variabele kostprijsberekeningsmethode dient volgens [eiser] uitgegaan te worden van een winst van ƒ 11.896,00.
6.3. Met Siemensma is de rechtbank van oordeel dat op de brutowinst van ƒ 11.896,00 de bedrijfskosten van Siemensma in mindering dienen te worden gebracht. Omtrent de berekening van de genoten winst houdt de Auteurswet geen bepalingen in. Om tot een reële winstberekening te komen, acht de rechtbank het echter redelijk om een aftrek toe te passen ter grootte van het in de desbetreffende branche gebruikelijke percentage van de bouwsom ter bestrijding van bedrijfskosten. Deze kosten worden immers toegerekend aan de verschillende projecten van een aannemer. Niet valt in te zien dat die toerekening in een geval als dit achterwege zou behoren te blijven. [eiser] heeft niet betwist dat in de onderhavige branche een percentage van 6% van de bouwsom gebruikelijk is, zodat daarvan zal worden uitgegaan. Na aftrek van deze bedrijfskosten ad ƒ 12.721,00 - afgezien van de eveneens door Siemensma opgevoerde loonkosten - resteert dus een negatief bedrag. Omdat door Siemensma geen winst is genoten, kan afdracht daarvan niet aan de orde zijn. Naast het in het tussenvonnis reeds toegewezen bedrag van ƒ 3.525,00, zal de vordering van [eiser] dus worden afgewezen.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige verweren van Siemensma geen behandeling meer.
8. Zoals reeds in het tussenvonnis is overwogen, dient Siemensma als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van het geding. Omdat Siemensma in het tussenvonnis reeds is veroordeeld in de proceskosten die tot dat moment - 14 februari 2001 - waren gemaakt, zal thans volstaan worden met een veroordeling in de proceskosten die nadien zijn gemaakt.
BESLISSING
De rechtbank:
1. veroordeelt Siemensma in de kosten van het geding, vanaf het moment van het wijzen van het tussenvonnis tot deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op 496,89 euro voor salaris procureur;
2. verklaart de veroordeling sub 1 uitvoerbaar bij voorraad;
3. wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechters mr. U. van Houten, voorzitter, mr. A.T. Vos en mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 13 februari 2002.