ECLI:NL:RBLEE:2002:AD9317

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
15 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01/1007 Wrb
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak inzake rechtsbijstand en administratief beroep

Op 15 februari 2002 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser mr. R. van Asperen en de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden als verweerder. De zaak betreft een administratief beroep dat eiser had ingesteld tegen een besluit van verweerder van 18 september 2001, waarin een vergoeding voor rechtsbijstand werd afgewezen. Eiser had eerder een toevoeging voor rechtsbijstand ontvangen, maar verweerder stelde dat de rechtsbijstand niet was verleend op basis van een geldige toevoeging. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en het beroep is behandeld op 1 februari 2002.

De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit van verweerder in strijd was met artikel 7:25 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat verweerder in twee fasen had beslist op het administratief beroep, wat niet in overeenstemming is met de wet. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder binnen vier weken na de uitspraak een nieuw besluit op het administratief beroep moest nemen, rekening houdend met de overwegingen in de uitspraak. Tevens werd bepaald dat verweerder het betaalde griffierecht van € 102,10 aan eiser moest vergoeden.

De uitspraak benadrukt het belang van een correcte procedurele afhandeling van administratief beroep en de verplichting van de bestuursorganen om tijdig en op de juiste wijze te beslissen. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken, maar heeft wel de verplichting tot vergoeding van het griffierecht opgelegd. Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open, en andere belanghebbenden kunnen ook in beroep gaan, mits zij zich houden aan de wettelijke termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector bestuursrecht
Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht
Reg.nr.: 01/1007 Wrb
Inzake het geding tussen:
mr. R van Asperen, gevestigd te Groningen, eiser
en
de raad voor rechtsbijstand te Leeuwarden, verweerder,
gemachtigde: mr. P.T. Huisman, werkzaam bij verweerder.
Procesverloop
Bij brief van 27 september 2001 is eiser door verweerder in kennis gesteld van een besluit op administratief beroep van 18 september 2001 met betrekking tot de toepassing van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb).
Tegen dit besluit heeft eiser op 27 september 2001 bezwaar (bedoeld zal zijn: administratief beroep) ingesteld bij verweerder, die dit beroepschrift ter verdere behandeling aan de rechtbank heeft verzonden.
Verweerder heeft de op het beroep betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 1 februari 2002. Eiser is in persoon verschenen, terwijl verweerder bij gemachtigde is verschenen.
Motivering
Op 11 januari 2000 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening (hierna verder het bureau te noemen) op naam van eiser een toevoeging civiel verstrekt (met nummer 5AR1945) voor het verlenen van rechtsbijstand aan [naam cliënt] in verband met het instellen van beroep wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar in een verblijfsvergunningsprocedure.
Op verzoek van eiser heeft het bureau in het kader van de onder deze toevoeging verleende rechtsbijstand bij besluit van 13 april 2000 een vergoeding vastgesteld van f 1.518,10 waarop in mindering is gebracht een bedrag van f 355,= wegens vergoeding kosten rechtsbijstand. Hiertegen heeft eiser op 11 mei 2000 bezwaar (bedoeld is : administratief beroep) ingesteld.
Bij schrijven van 15 augustus 2000 heeft eiser bij de rechtbank beroep aangetekend tegen het uitblijven van een beslissing op administratief beroep. Dit beroep is door de rechtbank bij uitspraak van 21 september 2001 gegrond verklaard.
Het bureau heeft bij besluit van 1 september 2000 voormeld vergoedingsbesluit ingetrokken en bij besluit van dezelfde dag het verzoek om vergoeding afgewezen met de overweging dat gebleken was dat de rechtsbijstand niet was verleend op grond van een toevoeging.
Het administratief beroep van eiser is op 31 augustus 2001 behandeld door de commissie van bezwaar en beroep van verweerder. Vervolgens heeft verweerder het administratief beroep bij besluit van 18 september 2001 gegrond verklaard en het bestreden (herziene) besluit vernietigd en besloten dat een nieuw besluit op de aanvraag wordt genomen, inhoudende dat op grond van art. 4:48 lid 1 sub b, c en d Algemene wet bestuursrecht (Awb) de subsidie wordt gewijzigd, omdat niet is voldaan aan de verplichting die aan de subsidie is verbonden, te weten het op grond van art. 29 Wrb overleggen van de toevoeging aan de rechter.
Het bureau heeft bij besluit van 26 september 2001 opnieuw een vergoeding vastgesteld welke gelijk is aan de bij besluit van 13 april 2000 vastgestelde vergoeding, maar waarvan de motivering deze keer is gebaseerd op art. 4:48 lid 1 sub b, c en d Awb, op grond waarvan de forfaitaire vergoeding, die op basis van de Wrb en daarop gebaseerde regelgeving is vastgesteld, is verminderd met de proceskostenveroordeling voor zover het het salaris procureur betreft onder aftrek van de opgelegde eigen bijdrage.
In beroep heeft eiser het bestreden besluit betwist en ter zitting aangevoerd dat een vergoeding voor rechtsbijstand niet kan worden gelijkgesteld met een subsidie als bedoeld in hoofdstuk 4 van de Awb.
De rechtbank overweegt als volgt.
In art. 7:25 Awb wordt bepaald dat, voor zover het beroepsorgaan het beroep ontvankelijk en gegrond acht, het het bestreden besluit vernietigt en voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit neemt.
Bij het bestreden besluit van 18 september 2001 is het administratief beroep gegrond verklaard en de bestreden (herziene) beslissing vernietigd. Tevens is in het bestreden besluit overwogen dat een nieuw besluit wordt genomen in die zin dat de subsidie wordt gewijzigd. In het besluit wordt evenwel niet aangegeven welke consequenties dat in concreto heeft voor de vergoeding voor de door eiser verleende rechtsbijstand. Dat is pas gebeurd bij afzonderlijk besluit van 26 september 2001, waarbij het bureau de bedoelde vergoeding definitief heeft vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de wijze waarop aldus is beslist op het administratief beroep van eiser in strijd met art. 7:25 Awb. In feite is op deze manier in twee fasen een besluit op het administratief beroep genomen, hetgeen op zichzelf reeds in strijd moet worden geacht met art. 7:25 Awb. Immers, verweerder heeft verzuimd om in het besluit van 18 september 2001 terstond te beslissen op het verzoek om vergoeding van eiser. Deze beslissing is eerst op 26 september 2001 door het bureau genomen. Een dergelijk besluit in twee fasen is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met art. 7:25 Awb.
Daarbij komt dat het eveneens in strijd met art. 7:25 Awb moet worden geacht wanneer het nieuwe besluit (of een deel daarvan) door het orgaan wordt genomen dat ook het primaire besluit heeft genomen waartegen administratief beroep is ingesteld. In dit geval heeft het bureau de vergoeding vastgesteld, terwijl dit door verweerder als administratieve beroepsinstantie diende te gebeuren.
Dit betekent dat het beroep reeds om deze reden gegrond is en dat het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking komt. Verweerder zal binnen de hierna gestelde termijn een nieuw besluit op administratief beroep moeten nemen en daarbij rekening moeten houden met hetgeen in deze uitspraak is overwogen. De andere argumenten van partijen behoeven geen beoordeling meer.
Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:74 lid 1 Awb, dient verweerder het door eiser gestorte griffierecht van € euro 102,10 (f 225,=) te vergoeden. De rechtbank acht geen termen aanwezig voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder met inachtneming van deze uitspraak binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak een nieuw besluit op administratief beroep moet nemen;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht ten bedrage van euro€ 102,10 aan eiser vergoedt.
Aldus gegeven door mr. D.J. Keur, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op
in tegenwoordigheid van mr. B.M. van der Doef als griffier.
w.g. B.M. van der Doef w.g. D.J. Keur
Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb.
Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan:
de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA Den Haag
In het beroepschrift vermeldt u waarom u de uitspraak niet juist vindt.
Afschrift verzonden op: 15 februari 2002