2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
[eiser] is sedert 1984 in dienst bij Arbeidsvoorziening, de rechtsvoorganger van Vakopleiding.
In het kader van een reorganisatie van Arbeidsvoorziening heeft [eiser] op 28 oktober 2000 van de algemeen directeur mr. P.P.W. Swildens het besluit ontvangen dat voor zover hier van belang vermeldt:
Tot mijn spijt moet ik u meedelen dat voor u geen uitwisselbare functie en ook geen passende functie beschikbaar was en dat u daarom wordt aangemerkt als herplaatser.
[eiser] heeft op 7 november 2000 bezwaar gemaakt tegen dit besluit bij de Beroepscommissie CAO Arbeidsvoorzieningsorganisatie. In zijn bezwaarschrift wijst [eiser] er onder meer op dat hij in zijn brief van 12 juli 2000 tijdig voorkeur voor bepaalde functies heeft kenbaar gemaakt.
In haar bindend advies van 28 mei 2001 overweegt de Beroepscommissie onder meer:
Met betrekking tot de derde grond van bezwaar overweegt de Bijzondere Kamer dat, in tegenstelling tot hetgeen de werkgever in zijn reactie op de gestelde vragen heeft gesteld, belanghebbende in zijn brief van 12 juli 2000 zowel een alternatief voor de oude functie heeft voorgedragen als uitwisselbare en/of passende functies heeft voorgesteld. Voorts heeft belanghebbende de voorkeur uitgesproken voor de functie van Medewerker Verkoop Ondersteuning dan wel de functie van Medewerker Bedrijfsbureau. Of de door belanghebbende aangegeven functies ook uitwisselbaar of passende zijn kan de Bijzondere Kamer niet beoordelen. Dit is mede afhankelijk van de vraag of de oude functie correct is vastgesteld.
Naar aanleiding van de bezwaarprocedure en het bindend advies van de Beroepscommissie stuurt de algemeen directeur mr. P.P.W. Swildens op 24 juli 2001 de beslissing op het bezwaarschrift aan [eiser]. Dit besluit luidt voor zover van belang als volgt:
Ik volg het advies van de Bijzondere Kamer van de Beroepscommissie en ik verklaar uw bezwaarschrift gegrond voor de overige gronden en ongegrond voor wat betreft de eerste grond. Derhalve zult u alsnog met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2000 worden geplaatst in de functie van Medewerker Bedrijfsbureau (met aangepaste taken) bij het Centrum Vakopleiding Noord.
De beslissing op het bezwaarschrift is gezonden aan de directie van Centrum Vakopleiding met het verzoek om voor effectuering zorg te dragen. Van regiodirecteur J.M. van der Kamp ontvangt [eiser] de brief van 22 augustus 2001 waarin onder meer staat:
Eind juli heeft u bericht ontvangen van Arbeidsvoorziening Concern over de beslissing op uw bezwaarschrift. een kopie van dit besluit is aan de regio gestuurd. (....) Met terugwerkende kracht bent u vanaf 1 oktober 2000 geplaatst in de regio. In de beslissing op het bezwaarschrift is tevens aangegeven in welke functie dit is.
Bij brieven van 29 augustus 2001 van algemeen directeur P. Smit, 1 oktober 2001 van algemeen directeur P. Smit en 1 oktober 2001 van directeur Centrum Vakopleiding drs. ing. M. Geersing wordt [eiser] meegedeeld dat hij wordt geplaatst in respectievelijk de functie van Administratief Medewerker Bedrijfsbureau (met aangepaste taken), Administratief Medewerker en Medewerker Receptie/Administratie. In de brief van 1 oktober 2001 wordt de volgende uitleg gegeven:
Tot mijn spijt bent u eerder geïnformeerd over mijn besluiten die bij nadere beschouwing niet in stand konden blijven.
Na een verzoek om opheldering zijdens [eiser] heeft de advocaat van [eiser] de brief van 8 november 2001 van algemeen directeur P. Smit ontvangen waarin als verklaring staat:
Zoals in mijn laatste brief van 1 oktober 2001 reeds is aangegeven, spijt het mij dat er omtrent de beslissing ten aanzien van een nieuw plaatsingsbesluit voor uw cliënt onduidelijkheid is ontstaan.