ECLI:NL:RBLEE:2002:AD9310

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 februari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
103535 /CV EXPL 02-408
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R.Tj. Terpstra
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over rechtsgeldigheid proeftijdbeding en ontslag

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. B.J. Souman van het Gereformeerd Maatschappelijk Verbond te Zwolle, een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap ESTATE B.V. De zaak betreft een geschil over de rechtsgeldigheid van een proeftijdbeding en de daaropvolgende opzegging van de arbeidsovereenkomst. Eiser stelt dat er geen schriftelijk overeengekomen proeftijdbeding bestaat, terwijl gedaagde, ESTATE B.V., aanvoert dat er wel degelijk een proeftijd is overeengekomen. Eiser heeft van 11 december 2000 tot medio 2001 gewerkt bij Brandaris B.V., een zusterbedrijf van ESTATE, en stelt dat zijn arbeidsovereenkomst op 24 september 2001 is opgezegd, na afloop van een eventuele proeftijd.

De kantonrechter heeft op 7 februari 2002 de mondelinge behandeling gehouden en op basis van de ingediende stukken vonnis gewezen. De rechter oordeelt dat volgens artikel 7:652 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek een proeftijd schriftelijk moet worden overeengekomen. Aangezien er geen schriftelijk proeftijdbeding is, is het ontslag van eiser in strijd met de voor opzegging geldende bepalingen. De kantonrechter heeft de vordering van eiser tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding toegewezen, evenals de proceskosten aan de zijde van eiser.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat ESTATE B.V. wordt veroordeeld tot betaling van € 3.985,47 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van ontslag. Tevens is ESTATE B.V. veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 450,00 voor salaris en € 229,56 voor verschotten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 februari 2002.

Uitspraak

Rechtbank Leeuwarden
Sector Kanton
Locatie Leeuwarden
VONNIS in kort geding
103535 /CV EXPL 02-408
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
gemachtigde: mr. B.J. Souman, Gereformeerd Maatschappelijk Verbond te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap ESTATE B.V.,
gevestigd te (8933 BS) Leeuwarden, Emmaplein 6,
gedaagde,
procederende in persoon bij monde van haar statutair directeur O.W. de Boer.
OVERWEGINGEN
Procesverloop
1. Op de bij dagvaarding vermelde gronden heeft eisende partij, hierna te noemen [eiser], bij wege van voorlopige voorziening gevorderd om gedaagde partij, hierna te noemen Estate, te veroordelen tot betaling van €euro 3.985,47 met rente en kosten.
Estate heeft bij mondeling antwoord de vordering betwist.
Na de mondelinge behandeling op 7 februari 2002 is vonnis bepaald op de stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
De feiten
2. Als gesteld en erkend, dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de in zoverre onbetwiste inhoud der overgelegde producties staat het volgende vast.
[eiser] heeft van 11 december 2000 tot medio 2001 gewerkt bij een zusterbedrijf van Estate, Brandaris B.V. Brandaris B.V. heeft als onderneming een scheepstimmerbedrijf, terwijl de onderneming van Estate als onderaannemer in de woningbouw doende is. Estate schakelt wel werknemers in dienst bij Brandaris B.V. in voor haar werkzaamheden.
Tussen [eiser] en Estate bestaat geen schriftelijk overeengekomen proeftijdbeding.
De standpunten van partijen
3. [eiser] stelt dat er niet rechtsgeldig een proeftijd is overeengekomen. Verder werkt hij al sinds 11 juni 2001 voor Estate en heeft Estate de overeenkomst op 24 september opgezegd, derhalve na afloop van een eventuele proeftijd van acht weken. Het ontslag is in strijd met de voor opzegging geldende bepalingen.
4. Het verweer van Estate is dat er een proeftijd is overeengekomen en dat [eiser] heeft toegezegd de arbeidsovereenkomst getekend te retourneren. [eiser] is op 13 augustus 2001 in dienst gekomen zodat Estate zich bij het ontslag op 24 september 2001 tijdig op het proeftijdbeding beroept.
De beoordeling van het geschil
5. Op grond van artikel 7:652 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) moet de proeftijd schriftelijk worden overeengekomen. Dit vereiste is per 1 januari 1999 in de wet opgenomen en is van dwingend recht hetgeen betekent dat zonder schriftelijk proeftijdbeding er geen proeftijd geacht wordt te zijn overeengekomen.
6. Het door Estate aan [eiser] gegeven ontslag met de brief van 24 september 2001 is gebaseerd enkel op het door Estate vermeende proeftijdbeding. Bij afwezigheid van een rechtsgeldig proeftijdbeding oordeelt de kantonrechter dit gegeven ontslag in strijd met de voor opzegging geldende bepalingen. De door [eiser] op grond daarvan gevorderde gefixeerde schadevergoeding op grond van artikel 7:677 lid 4 BW zal worden toegewezen.
7. Wat er ook zij van het door Estate gevoerde betoog dat [eiser] een getekend arbeidscontract zou retourneren, het weerlegt niet de stelling van [eiser] dat hij het arbeidscontract (nog) niet tekende omdat daarin evenals in het arbeidscontract met Brandaris B.V. een proeftijdbeding stond, naast andere bezwaren van [eiser] tegen de inhoud van het arbeidscontract.
8. Als in het ongelijk gestelde partij zal Estate worden veroordeeld in de proceskosten gevallen aan de zijde van [eiser].
BESLISSING in kort geding
De kantonrechter:
veroordeelt Estate tot betaling aan [eiser] van een bedrag groot €euro 3.985,47 (zegge: drieduizendnegenhonderdvijfentachtig euro 47 cent), te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 7:680 lid 7 BW vanaf 24 september 2001 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Estate in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op euro€ 450,00 wegens salaris en op €euro 229,56 wegens verschotten.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. R.Tj. Terpstra, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 februari 2002 (bij vervroeging) in tegenwoordigheid van de griffier.