Rechtbank Leeuwarden
Sector handelsrecht
Uitspraak: 30 januari 2002
Zaak-/Rolnummer: 42942 / HA ZA 00-896
VONNIS
van de meervoudige handelskamer in de zaak van:
de besloten vennootschap
DE BESLOTEN VENNOOTSCHAP B. MOHRMANN & CO. B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseres,
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mr. T.J. Dorhout Mees te Zwolle,
DE GEMEENTE LEEUWARDEN,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde,
procureur: mr. G. Kaaij,
advocaat: mr. F.M. Bus te Utrecht.
De zaak is bij dagvaarding van 26 september 2000 aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
* conclusie van eis van de zijde van eiseres (in het vervolg: Mohrmann);
* conclusie van antwoord van de zijde van gedaagde (verder: de gemeente);
* conclusie van repliek van de zijde van Mohrmann;
* conclusie van dupliek van de zijde van de gemeente;
Vervolgens hebben partijen op 6 december 2001 hun zaak door hun advocaten aan de hand van pleitnotities doen bepleiten. Partijen hebben producties overgelegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd. De rechtbank wijst vonnis op het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden.
1.1 De vordering van Mohrmann strekt er - na wijziging van eis - toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. De gemeente veroordeelt tot vergoeding van de door Mohrman geleden schade ter hoogte van ƒ 1.955.275,20, althans van een zodanig bedrag als de Rechtbank in goede justitie gerechtvaardigd acht;
II. De gemeente veroordeelt tot voldoening van de wettelijke rente over de hiervoor onder onderdeel I genoemde schadevergoeding vanaf 29 juni 1999 tot aan de dag der algehele voldoening der vordering door gedaagde;
III. De gemeente veroordeelt in de kosten van deze procedure.
1.2 De gemeente heeft tegen de vordering verweer gevoerd met conclusie Mohrman niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van Mohrmann in de kosten van het geding.
2.1 Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast.
2.2 De gemeente heeft aan de aannemerscombinatie Vermeer/ Draisma opdracht verstrekt tot de bouw van een nieuwe stadsschouwburg te Leeuwarden. Mohrmann heeft in 1994 als onderaannemer de glazen gevels geïnstalleerd in de stadsschouwburg.
2.3 Op verzoek van de gemeente heeft het onderzoeksbureau "Oranjewoud" in 1997 een rapport opgemaakt over de meerjaren-onderhoudsplanning van de schouwburg. Dit rapport is in maart 1997 aan de gemeente uitgebracht. Dit rapport bevat onder meer de volgende passages:
" (...) Onmiddellijk onderzoek door een deskundige, bijvoorbeeld TNO - Delft, naar de ruiten in de glazen gevelpuien en afhankelijk van de bevindingen een vervangingsprogramma opzetten. (...) Noot: nader onderzoek door een deskundige naar de gevaarlijke situatie van de gevelpuien; daarna een vervangingsprogramma opstellen met bijv. brandwerende beglazing. (...) Doordat in het bouwproces voor onjuiste beglazing is gekozen in de glazen gevelpuien, is een gevaarlijke situatie ontstaan, die onmiddellijk dient te worden onderzocht en te worden opgelost. (...)"
2.4 Bij brief van 14 april 1997 heeft de gemeente onder meer aan TNO - Delft, ten name van de heer J.C.A. van de Weijgert, geschreven:
" (...) Zoals maandag 14 april j.l. met u is besproken verzoek ik u een onderzoek te verrichten naar de kwaliteit van de glasgevels (noord- en westzijde) van de stadsschouwburg 'de Harmonie' te Leeuwarden. Volgens uw opgave zou dit onderzoek kunnen plaatsvinden op donderdag 17 april a.s., voor een bedrag van f 2.200,- (exclusief BTW). (...) De aanleiding tot dit onderzoek is de verontrustende conclusie van het ingenieursbureau 'Oranjewoud' in haar inspectierapport ten behoeve van de meerjaren-onderhoudsplanning van het gebouw: de soort en kwaliteit van de glasruiten zowel als de toegepaste bevestigingsconstructie voldoet niet aan het bouwbesluit. Hierdoor kunnen vermoedelijk al snel ongelijke spanningen en dus glasbreuk ontstaan, met alle gevaarlijke gevolgen van dien. U zult begrijpen dat de gemeente Leeuwarden als eigenaar van de schouwburg het grootste belang heeft bij het voorkomen c.q. opheffen van een mogelijk onveilige situatie. Afhankelijk van uw bevindingen zal dan ook zo spoedig mogelijk een vervangingsprogramma worden opgezet. (...) "
2.5 Op 18 april 1997 heeft de gemeente een persconferentie gehouden. Na afloop van deze persconferentie heeft wethouder A. Timmermans volgens de transcriptie van de uitzending van Omrop Fryslân op 18 april 1997 onder meer verklaard:
" (...) De constructie is dus niet goed. Het betekent dat er speling tussen het kozijn als ik het zo mag noemen, het raam en het glas komt, dat komt los te zitten, dat gaat wapperen bij wind en er komt spanning op de ruit en dan voor dat je het weet, kan een ruit naar beneden vallen. (...) "
2.6 TNO heeft op 24 september 1997 schriftelijk rapportage gedaan van haar onderzoek. Daarbij komt TNO onder meer tot de volgende conclusie:
" (...) Bij het onderzoek zijn geen aanwijzingen gevonden voor structurele gebreken aan de gevels. Gezien de bij de inspectie aangetroffen detailleringen en de beschikbaar gestelde tekeningen, zal de gevel qua samenstelling voldoen aan de ten tijde van de bouw geldende bouwregelgeving (Model Bouw Verordening). (...) "
3. Het standpunt van Mohrmann
3.1 Naar aanleiding van de persconferentie hebben onder meer Omrop Fryslân, de Leeuwarder Courant en het vakblad CoBouw zeer veel publiciteit gegeven aan de zogenaamd gevaarlijke glaspui. Vervolgens heeft Mohrmann herhaaldelijk gepoogd contact te krijgen met de gemeente om de gemeente te vragen of het door Oranjewoud geadviseerde "nader onderzoek door een deskundige" al was uitgevoerd, en om de gemeente te wijzen op de mogelijkheid van een onjuiste interpretatie van het rapport van Oranjewoud. De gemeente heeft nooit gereageerd op Mohrmann's pogingen tot contact en overleg. Gezien de voorzichtige bewoordingen in het rapport van Oranjewoud, waarin de gemeente geadviseerd wordt nader onderzoek te laten doen door een deskundige naar de mogelijke gevaren van de glazen gevelwand, zijn de uitlatingen die de gemeente op 18 april 1997 heeft gedaan, alsmede haar handelswijze na 18 april 1997, onrechtmatig jegens Mohrmann. De gemeente heeft Mohrmann blootgesteld aan uiterst lichtvaardige verdachtmakingen, die niet gerechtvaardigd werden door de ernst van de situatie en het beschikbare feitenmateriaal. Wethouder Timmermans heeft zeer tendentieus bericht over het rapport van Oranjewoud en over het gevaar dat de gevelpui zou vormen, en heeft zelfs een persconferentie belegd om de vermeende risico's publiek te maken. De inhoud van het rapport van Oranjewoud rechtvaardigt deze vergaande maatregelen geenszins. Mohrmann heeft hierdoor zeer negatieve publiciteit gekregen, hetgeen een te voorzien gevolg was. Hiermee heeft de gemeente de belangen van Mohrmann veronachtzaamd en heeft zij onrechtmatig jegens Mohrmann gehandeld.
3.2 Door de grote publiciteit die de persconferentie teweeg heeft gebracht, is bij een groot publiek, met name in de aannemersbranche, bekend geworden dat de glazen pui in de schouwburg uiterst gevaarlijk zou zijn ten gevolge van installatiefouten. De gemeente is een overheidsorgaan en op haar rust derhalve een zwaardere plicht om de belangen van alle partijen zorgvuldig in acht te nemen bij haar wijze van handelen. Door de negatieve publiciteit heeft Mohrmann zeer aanzienlijke schade geleden en de gemeente is hiervoor aansprakelijk.
4. Het standpunt van de gemeente
4.1 Op basis van het rapport van Oranjewoud heeft de gemeente onmiddellijk een opdracht verstrekt aan TNO Delft tot het uitvoeren van een nadere technische inspectie. Op 17 april 1997 heeft TNO, in de persoon van de heer J.C.A. van de Weijgert, een inspectie verricht. Nog dezelfde avond heeft TNO telefonisch aan de gemeente, vooruitlopend op het officiële inspectierapport, laten weten dat niet kon worden uitgesloten dat de vermoedens van Oranjewoud juist zouden kunnen zijn.
4.2 Nadat aldus ook van de zijde van TNO was bevestigd dat mogelijk een gevaarlijke situatie aanwezig was, heeft de gemeente zich genoodzaakt gevoeld ter voorkoming van ieder risico hekken te plaatsen om te voorkomen dat iemand onder de gevel zou lopen en mogelijk enig risico op letsel zou kunnen ondervinden. Juist omdat het om een in het oog springend project gaat, heeft de gemeente besloten de maatregelen op een persconferentie toe te lichten, zoals het een transparant overheidsorgaan betaamt.
4.3 De gemeente betwist dat zij met het houden van een persconferentie en haar uitlatingen op en rond de persconferentie onrechtmatig jegens Mohrmann heeft gehandeld. Er was voor de gemeente aanleiding tot het treffen van maatregelen nadat de gemeente het rapport van Oranjewoud heeft ontvangen en de telefonische bevestiging van dit rapport door TNO. Een gemeente dient actie te ondernemen indien één van haar adviseurs rapporteert dat er mogelijk sprake is van een gevaarlijke situatie. De gemeente betwist dat zij op voorhand heeft moeten inzien dat er geen sprake was van een werkelijk gevaarlijke situatie. Na het plaatsen van de hekken was het houden van een persconferentie onvermijdelijk .
Beoordeling van het geschil
5. Bij procesbesluit van 16 oktober 2000 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente, daartoe op grond van een delegatiebesluit bevoegd, besloten om verweer te voeren tegen de vordering van Mohrmann.
6. Partijen twisten over de vraag of de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens Mohrmann. De rechtbank dient bij de beantwoording van deze vraag tevens een afweging te maken tussen enerzijds het belang van Mohrmann dat zij door publicaties in de pers niet wordt blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen, en anderzijds het belang van de gemeente dat zij de gemeenteraad, de burgers en andere betrokken partijen adequaat moet kunnen informeren over relevante ontwikkelingen en/of misstanden in de gemeente. Deze belangenafweging hangt af van de concrete omstandigheden van het geval. Hiertoe overweegt de rechtbank het volgende. De gemeente heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij, naar aanleiding van de aanbevelingen in het rapport van Oranjewoud, TNO heeft ingeschakeld. Vervolgens heeft TNO de stadsschouwburg geïnspecteerd, en het rapport van Oranjewoud op hoofdlijnen voorlopig (mondeling) bevestigd. Deze stellingen van de gemeente zijn door Mohrmann onvoldoende gemotiveerd betwist.
7. De rechtbank is van oordeel dat, op grond van het rapport van Oranjewoud en de voorlopige (mondelinge) bevestiging van dit rapport door TNO, het plaatsen van hekken door de gemeente op grond van veiligheidsoverwegingen is te rechtvaardigen. De gemeente heeft het nodig geacht dit besluit toe te lichten op een persconferentie, omdat het een in het oog springend project betrof en de veiligheid van personen mogelijk gevaar zou lopen. De gemeente had weliswaar kunnen kiezen voor een minder vergaand middel dan een persconferentie, maar onder de gegeven omstandigheden is het houden van een persconferentie geen onjuist middel geweest. De rechtbank is van oordeel dat het houden van de persconferentie als zodanig derhalve niet onrechtmatig jegens Mohrmann is geweest.
8. Over de uitlatingen die op en rond de persconferentie door de gemeente zijn gedaan, overweegt de rechtbank het volgende. Vooraf kan vaak onvoldoende zekerheid worden verkregen of de publicatie van voor derden schadelijke beschuldigingen en verdenkingen geoorloofd is. Dat kan tot gevolg hebben dat van publicatie wordt afgezien in gevallen waarin publicatie rechtmatig zou zijn, uit vrees voor de gevolgen van onrechtmatig-verklaring achteraf op grond van een niet geheel voorspelbare afweging van factoren. Dit is onwenselijk en de rechtbank zal derhalve bij haar toetsing terughoudendheid moeten betrachten, omwille van de vrijheid van meningsuiting, en slechts in sprekende gevallen tot onrecht-matigverklaring moeten komen. Voor het doen van uitlatingen is het van belang dat de geuite beschuldiging of verdenking steun vindt in het ten tijde van de publicatie beschikbare feitenmateriaal. Uit het rapport van Oranjewoud is gebleken dat de situatie rond de schouwburg mogelijk gevaar zou kunnen opleveren en uit de bewoordingen van het rapport blijkt dat de gemeente onmiddellijk nader onderzoek diende te verrichten. Nadat TNO het rapport van Oranjewoud voorlopig (mondeling) had bevestigd, heeft de gemeente de publiciteit gezocht. Timmermans heeft namens de gemeente op de persconferentie gesproken. De letterlijke bewoordingen die Timmermans op de persconferentie heeft gebezigd, zijn niet overgelegd. Enkel de woorden die hij tegenover Omrop Fryslân op 18 april 1997 na afloop van de persconferentie heeft gesproken, gelden, gelet op de overgelegde transcriptie, als een vaststaand feit tussen partijen. De rechtbank is van oordeel dat uit de overgelegde transcriptie van deze uitzending niet blijkt dat Timmermans de bevindingen en conclusies uit het rapport van Oranjewoud heeft aangedikt. De gemeente mocht haar uitlatingen doen op basis van het rapport van Oranjewoud en de voorlopige (mondelinge) bevestiging daarvan door TNO. De gemeente heeft voldoende zorgvuldigheid betracht jegens Mohrmann door TNO in te schakelen, zoals in het rapport van Oranjewoud is aanbevolen. Nu verder noch door Mohrmann is gesteld, noch anderszins is gebleken dat de gemeente op andere wijze uitlatingen heeft gedaan die Mohrmann betreffen, is de rechtbank van oordeel dat de gemeente middels de uitlatingen na afloop van de persconferentie niet onrechtmatig jegens Mohrmann heeft gehandeld. De overgelegde berichten in de pers schetsen een minder genuanceerd beeld van de kennelijk door de gemeente gedane uitlatingen op de persconferentie. Dit feit ziet op de wijze waarop de pers verslag doet van de persconferentie en valt de gemeente niet aan te rekenen.
9. Daarnaast overweegt de rechtbank ten overvloede nog het volgende. Mohrmann wist in een vroeg stadium van het bestaan van het rapport van Oranjewoud, dat door de advocaat van de gemeente ook ter beschikking was gesteld aan de hoofdaannemer bij fax van 18 april 1997. Mohrmann stelt dat zij herhaaldelijk gepoogd heeft contact te krijgen met de gemeente met de vraag of het door Oranjewoud geadviseerde "nader onderzoek door een deskundige" al was uitgevoerd, om er op aan te dringen dat dit snel zou gebeuren en om de gemeente te wijzen op de mogelijkheid van een onjuiste interpretatie van het rapport van Oranjewoud. Mohrmann stelt dat de gemeente niet heeft gereageerd op Mohrmann's pogingen tot contact en overleg. Ter terechtzitting heeft de heer H.H. Plantinga, directeur van Mohrmann, gezegd dat hij, nadat hij de verantwoordelijke ambtenaar niet heeft kunnen bereiken, besloten heeft het er bij te laten zitten, en om er op terug te komen zodra het definitieve rapport van TNO zou worden uitgebracht. De rechtbank is van oordeel dat als het voor Mohrmann zo belangrijk was om haar visie te geven op het rapport van Oranjewoud, Mohrmann in ieder geval de gemeente schriftelijk op de hoogte had kunnen en behoren te brengen van haar standpunt. Het had op de weg van Mohrmann gelegen een actievere houding aan te nemen, nu zij van de inhoud van het rapport van Oranjewoud kennis had genomen en de conclusies uit dit rapport betwistte. Mohrmann heeft niet gesteld, dat zij de gemeente schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van haar visie, noch is anderszins gebleken dat zij aan de gemeente haar visie kenbaar heeft gemaakt. Los van het hiervoor onder rechtsoverweging 8 gegeven oordeel is de rechtbank daarnaast derhalve van oordeel dat nu Mohrmann dat heeft nagelaten, zij thans de gemeente niet in rechte kan aanspreken haar eventuele schade te vergoeden.
10. De rechtbank is op grond van het bovenstaande van oordeel dat niet is gebleken dat de gemeente onrechtmatig jegens Mohrmann heeft gehandeld. De vordering van Mohrmann zal derhalve worden afgewezen.
11. Mohrmann zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
veroordeelt Mohrmann in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente begroot op €3.396,54 euro aan verschotten en€ 8.894,08 euro aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door de rechters mr. R. Giltay, voorzitter, mr. A.T. Vos en
mr. H.K. Scholtens en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 30 januari 2002.