ECLI:NL:RBLEE:2001:AD8758

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
10 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
41583 HAZA 00-0669
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een bedrag en aansprakelijkheid in het kader van een opdracht voor schetsen en ontwerpen

In deze zaak, die op 10 januari 2001 door de Rechtbank Leeuwarden is behandeld, heeft de besloten vennootschap Bonnema Borren Staalenhoef B.V. (hierna: Bonnema) een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap Hotel-Café-Restaurant Hardegarijp Exploitatie (hierna: Hardegarijp) en een tweede gedaagde, [gedaagde sub 2]. De vordering betreft een bedrag van f 19.516,00, vermeerderd met wettelijke rente, alsmede de kosten van het geding. Bonnema stelt dat Hardegarijp in augustus 1999 opdracht heeft gegeven voor het maken van schetsen voor de uitbreiding van het hotel, maar Hardegarijp betwist dat er een opdracht is verstrekt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de zaak is aangebracht via een dagvaarding van 17 juli 2000 en dat partijen zijn verschenen. Na een comparitie van partijen op 27 november 2000 en het wisselen van processtukken, heeft de rechtbank op basis van het griffiedossier vonnis gewezen. Bonnema heeft aangevoerd dat [gedaagde sub 2] namens Hardegarijp de opdracht heeft gegeven, maar Hardegarijp heeft betwist dat [gedaagde sub 2] daartoe bevoegd was. De rechtbank heeft geoordeeld dat Bonnema moet bewijzen dat er daadwerkelijk een opdracht is verstrekt door [gedaagde sub 2].

De rechtbank heeft verder geoordeeld dat, indien Bonnema in haar bewijs slaagt, Hardegarijp aansprakelijk kan zijn op grond van artikel 6:170 van het Burgerlijk Wetboek, indien [gedaagde sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen zijn opgeschort. De rechtbank heeft bepaald dat hoger beroep tegen dit vonnis niet kan worden ingesteld voordat het eindvonnis is gewezen.

Uitspraak

Uitspraak: 10 januari 2001
Rolnummer: H 00/669 (VR)
VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige handelskamer, in de zaak van:
de besloten vennootschap
BONNEMA BORREN STAALENHOEF B.V.,
gevestigd te Hardegarijp,
eiseres,
procureur: mr. P. Tuinman,
tegen
1. de besloten vennootschap
HOTEL-CAFÉ-RESTAURANT HARDEGARIJP EXPLOITATIE,
gevestigd te Hardegarijp,
2. [gedaagde sub 2],
wonende te Hardegarijp,
gedaagden,
procureur: mr. P. van Schravendijk.
PROCESGANG
De zaak is bij dagvaarding van 17 juli 2000 in het versneld regime aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
- conclusie van eis van de zijde van eiseres (in het vervolg: Bonnema);
- conclusie van antwoord van de zijde van gedaagden (verder: Hardegarijp en [gedaagde sub 2]).
Bij tussenvonnis van 20 september 2000 is een comparitie van partijen bevolen. Deze heeft plaatsgevonden op 27 november 2000, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Partijen hebben producties overgelegd.
Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd. De rechtbank wijst heden vonnis op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden.
RECHTSOVERWEGINGEN
De vordering
1.1. De vordering van Bonnema strekt er toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- primair: Hardegarijp zal veroordelen om aan Bonnema te betalen een bedrag van f 19.516,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- Hardegarijp zal veroordelen in de kosten van het geding.
- subsidiair: [gedaagde sub 2] zal veroordelen om aan Bonnema te betalen een bedrag van f 19.516,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
- [gedaagde sub 2] zal veroordelen in de kosten van het geding.
1.2. Hardegarijp en [gedaagde sub 2] hebben tegen de vordering verweer gevoerd en geconcludeerd Bonnema niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering, althans haar deze te ontzeggen, met veroordeling van Bonnema in de kosten van het geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
De vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
2.1. Hardegarijp exploiteert een hotel/café/restaurant - hierna: het hotel - aan de Rijksstraatweg te Hardegarijp. Hardegarijp is voornemens het hotel uit te breiden. In dat kader wil Hardegarijp een stuk grond aankopen van de gemeente Tytjerksteradiel.
2.2. [gedaagde sub 2] werkt in het hotel en geeft daarbij leiding aan overige medewerkers van het hotel.
2.3. De heer Bonnema - één van de directeuren/architecten van Bonnema - woont in de buurt van het hotel. De heer Bonnema is regelmatig te gast in het hotel.
Het geschil en de beoordeling daarvan
3. Bonnema heeft omtrent de feiten het navolgende aangevoerd. [gedaagde sub 2] heeft in augustus 1999 namens Hardegarijp aan Bonnema - vertegenwoordigd door de heer Bonnema - opdracht gegeven om schetsen (een voorlopig ontwerp) te maken op basis van tekeningen (van Westeind) die [gedaagde sub 2] aan Bonnema ter beschikking heeft gesteld. Bonnema heeft deze schetsen vervolgens gemaakt en aan [gedaagde sub 2] ter beschikking gesteld. Bonnema is met deze schetsen ook naar de gemeente gegaan. Tevens heeft Bonnema aan [gedaagde sub 2] een maquette ter beschikking gesteld. Bonnema en [gedaagde sub 2] hebben niet over het honorarium van Bonnema gesproken, hetgeen ook niet gebruikelijk is; dat gebeurt alleen als de opdrachtgever daarnaar vraagt. Op 23 september 1999 is vervolgens afgesproken dat Bonnema contact zou opnemen met de gemeente terzake van de grond en het bestemmingsplan, hetgeen ook daadwerkelijk is geschied. Bonnema heeft [gedaagde sub 2] daarvan de dag erna - 24 september 1999 - op de hoogte gesteld. Op 15 oktober 1999 heeft er een gesprek plaatsgevonden met [gedaagde sub 2] en zijn vrouw. Daarbij is door [gedaagde sub 2] aangegeven dat de bouwsom ongeveer f 100.000,00 per hotelkamer zou mogen bedragen. Op 22 oktober 1999 heeft er wederom een gesprek met [gedaagde sub 2] en zijn vrouw plaatsgevonden. Toen is er door [gedaagde sub 2] gevraagd om een opgave van het honorarium van Bonnema. Ook is er toen onder meer over balkons gesproken. Omdat [gedaagde sub 2] daarna heeft aangegeven dat er problemen waren met de financiering, vond Bonnema het niet galant om meteen met een opgave van haar honorarium te komen. Op 13 maart 2000 heeft Bonnema [gedaagde sub 2] de opgave toegestuurd, waarbij Bonnema haar brief begint met de woorden: "zoals overeen gekomen (...)". Op 27 april 2000 heeft Bonnema een voorschotnota van f 14.000,00 gestuurd. Het voorlopig ontwerp was toen nog niet helemaal gereed.
De contacten met [gedaagde sub 2] hebben volgens Bonnema hoofdzakelijk met de architect Borren plaatsgevonden.
4. Hardegarijp en [gedaagde sub 2] hebben omtrent de feiten het navolgende aangevoerd. De achtertuin van Bonnema grenst aan het perceel waar de nieuwbouw van Hardegarijp zou gaan plaatsvinden. Bonnema wilde graag invloed hebben op het ontwerp. Bonnema was ongeveer 1 keer per week in het hotel. [gedaagde sub 2] praat altijd een beetje met de gasten. Op een keer zei Bonnema toen hij klaar was met het eten: "ik moet met jou even praten". Hij vroeg of het hotel interesse had in grond. [gedaagde sub 2] zei dat dat het geval was maar dat ze nog niet zoveel wisten. Bonnema zei toen dat hij het allemaal wel zou regelen. [gedaagde sub 2] heeft Bonnema nooit gevraagd schetsen te maken. [gedaagde sub 2] heeft nooit een opdracht verstrekt aan Bonnema om schetsen (een voorlopig ontwerp) te maken. Bonnema vertelde dat hij geïnteresseerd was in ontwerpen van collega-hotels. [gedaagde sub 2] heeft hem verteld dat hij een schets had van Westeind, welke schets [gedaagde sub 2] vervolgens aan Bonnema heeft gegeven. [gedaagde sub 2] heeft alleen de situatietekening ontvangen die als productie 1 bij conclusie van antwoord is overgelegd, alsmede de maquette. De maquette bestaat slechts uit 3 blokjes van piepschuim en wat strookjes karton. Hieraan mag niet de zin worden gegeven die Bonnema daaraan geeft, te weten een serieuze opdracht. De schetsen die als productie 1 bij conclusie van eis zijn overgelegd, heeft [gedaagde sub 2] pas gezien in het kader van deze procedure.
Niet afgesproken is dat Bonnema contact zou opnemen met de gemeente. Bonnema heeft dat uit zichzelf gedaan. Op 15 en 22 oktober 1999 hebben er gesprekken plaatsgevonden tussen [gedaagde sub 2] en zijn vrouw en architect Borren. Laatstbedoelde kwam langs namens Bonnema. Tijdens het koffie drinken vroeg hij wat het hotel wilde. [gedaagde sub 2] heeft hem dat verteld. Dat was niet in het kader van wat Bonnema zou moeten gaan doen. [gedaagde sub 2] of zijn vrouw hebben nooit gevraagd om een opgave van het honorarium. Borren heeft gevraagd wat het mocht kosten als er zou worden gebouwd. [gedaagde sub 2] heeft toen gezegd ongeveer f 100.000,00 per kamer.
Bonnema heeft in dit geval niet overeenkomstig de SR 1997 - de door Bonnema gehanteerde algemene voorwaarden - gehandeld, hetgeen er op duidt dat er geen opdracht is verstrekt. Bonnema heeft namelijk geen concept-opdracht opgesteld, die vervolgens door de opdrachtnemer voor akkoord dient te worden ondertekend. In deze concept-opdracht zou bijvoorbeeld moeten staan hoe het honorarium zal worden berekend (een vast bedrag, een percentage van de bouwsom of op basis van uren). Ook in de kostenraming van de bouw is geen bedrag opgenomen terzake van het honorarium van Bonnema.
5.1. Primair heeft Bonnema zijn vordering gebaseerd op de stelling dat [gedaagde sub 2] in augustus 1999 aan Bonnema - vertegenwoordigd door de heer Bonnema - opdracht heeft gegeven om schetsen (een voorlopig ontwerp) te maken op basis van tekeningen (van Westeind) die [gedaagde sub 2] aan Bonnema ter beschikking had gesteld. [gedaagde sub 2] handelde daarbij namens Hardegarijp, aldus Bonnema, zodat Hardegarijp verplicht is om de werkzaamheden van Bonnema te betalen.
5.2. Nog afgezien van het verweer van [gedaagde sub 2] en Hardegarijp dat [gedaagde sub 2] geen opdracht heeft gegeven aan Bonnema om werkzaamheden te verrichten, heeft Hardegarijp hiertegen aangevoerd dat [gedaagde sub 2] niet bevoegd was om namens Hardegarijp te handelen. De rechtbank constateert dat uit een door Hardegarijp als productie 3 bij conclusie van antwoord overgelegd uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel Friesland blijkt dat Wohrmann Holding B.V. bestuurder is van Hardegarijp. Omdat gesteld noch gebleken is dat [gedaagde sub 2] krachtens een bijzondere volmacht bevoegd was Hardegarijp in de onderhavige kwestie te vertegenwoordigen, moet geoordeeld worden dat [gedaagde sub 2] niet bevoegd was om namens Hardegarijp een overeenkomst met Bonnema te sluiten. Ook is gesteld noch gebleken dat uit gedragingen van Hardegarijp zou mogen worden afgeleid dat [gedaagde sub 2] bevoegd was om de onderhavige (beweerdelijke) opdracht aan Bonnema te geven. De vordering tegen Hardegarijp is dus niet op deze grond toewijsbaar.
6.1. Subsidiair - voor het geval wordt geoordeeld dat [gedaagde sub 2] onbevoegd was om namens Hardegarijp te handelen - heeft Bonnema aangevoerd dat [gedaagde sub 2] aansprakelijk is voor de schade, die Bonnema lijdt en wel op grond van artikel 3:70 en 3:78 Burgerlijk Wetboek. [gedaagde sub 2] dient volgens Bonnema in te staan voor de omvang van zijn bevoegdheid om Hardegarijp te vertegenwoordigen.
6.2. [gedaagde sub 2] en Hardegarijp hebben hiertegen aangevoerd dat hij geen opdracht heeft gegeven aan Bonnema om werkzaamheden te verrichten. Bij gebreke aan een opdracht kan er dus ook geen sprake zijn van enige vertegenwoordiging. Indien Bonnema van mening was dat er sprake was van een opdracht, had het op zijn weg gelegen om [gedaagde sub 2] te vragen naar zijn bevoegdheid, danwel het Handelsregister van de Kamer van Koophandel te raadplegen, aldus [gedaagde sub 2] en Hardegarijp.
6.3. Geoordeeld moet worden dat indien de stelling van Bonnema juist is dat [gedaagde sub 2] namens Hardegarijp aan Bonnema opdracht heeft gegeven om schetsen (een voorlopig ontwerp) te maken, [gedaagde sub 2] aansprakelijk is voor de door Bonnema geleden schade omdat [gedaagde sub 2] daartoe - gelet op hetgeen hiervoor sub 5.2 is overwogen - niet bevoegd was. Door namens Hardegarijp een dergelijke opdracht aan Bonnema te geven, heeft [gedaagde sub 2] in dat geval immers gepretendeerd dat Hardegarijp hem bevoegdheid heeft verleend om in haar naam deze opdracht te geven. [gedaagde sub 2] wordt daarmee geacht aan Bonnema te hebben gegarandeerd dat de door [gedaagde sub 2] namens Hardegarijp verstrekte opdracht ertoe zal leiden dat Hardegarijp door de rechtshandeling gebonden wordt, hetgeen - zoals hiervoor sub 5.2 is overwogen - niet is geschied. Gelet op deze garantie kan [gedaagde sub 2] Bonnema in dat geval niet tegenwerpen dat Bonnema door raadpleging van het handelsregister had kunnen weten dat de gepretendeerde bevoegdheid niet bestond of niet toereikend was. Ook overigens is gesteld noch gebleken dat Bonnema wist of behoorde te weten dat [gedaagde sub 2] niet bevoegd was om namens Hardegarijp de onderhavige opdracht aan Bonnema te geven.
6.4. Omdat [gedaagde sub 2] gemotiveerd heeft betwist dat hij - namens Hardegarijp - een opdracht aan Bonnema heeft gegeven, ligt het op de weg van Bonnema om haar stelling te bewijzen. Het beroep door Bonnema op HR 23-04-1976, RvdW 1976, 47 - waaruit volgens Bonnema zou blijken dat de bewijslast terzake op [gedaagde sub 2] rust - gaat niet op. Uit dit arrest volgt - kort gezegd - dat het verstrekken van een opdracht door de (beweerde) opdrachtnemer (hier: Bonnema) dient te worden bewezen en dat indien de aanwezigheid van een opdracht bewezen is - hetgeen in het onderhavige geval niet het geval is - vervolgens niet door de opdrachtnemer behoeft te worden bewezen dat de werkzaamheden ook voor rekening van de opdrachtgever zouden worden verricht. Indien de aanwezigheid van een opdracht vaststaat, is de opdrachtgever dus verplicht tot betaling, ook indien partijen daaromtrent niets hebben afgesproken.
De rechtbank zal Bonnema toelaten tot het bewijs van haar stelling.
7.1. Voorts heeft Bonnema aangevoerd dat de vordering tegen Hardegarijp toewijsbaar is, ook in het geval [gedaagde sub 2] niet bevoegd was om Hardegarijp te vertegenwoordigen, omdat [gedaagde sub 2] een ondergeschikte is van Hardegarijp in de zin van artikel 6:170 Burgerlijk Wetboek. Hardegarijp is op deze grond mede-aansprakelijk voor de schade, die [gedaagde sub 2] door zijn handelen heeft toegebracht, aldus Bonnema.
7.2. Hardegarijp heeft hiertegen aangevoerd dat een onrechtmatige daad van [gedaagde sub 2] zich hier niet voordoet omdat er geen sprake is van een door [gedaagde sub 2] verstrekte opdracht aan Bonnema en omdat [gedaagde sub 2] zich ook niet als vertegenwoordiger van Hardegarijp heeft geprofileerd.
7.3. Geoordeeld wordt als volgt. Indien Bonnema slaagt in het hiervoor sub 6.4 bedoelde bewijs, is Hardegarijp slechts dan op grond van artikel 6:170 Burgerlijk Wetboek aansprakelijk voor de door Bonnema geleden schade, indien [gedaagde sub 2] onrechtmatig jegens Bonnema heeft gehandeld. Hieromtrent zal in een later stadium van het geding - namelijk na de getuigenverhoren - een oordeel worden gegeven. Dit oordeel hangt nauw samen met de omstandigheden van het geval.
8. De rechtbank ziet aanleiding te bepalen dat hoger beroep tegen dit vonnis niet dan gelijktijdig met dat tegen het eindvonnis zal kunnen worden ingesteld.
9. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing - waaronder de hoogte van het gevorderde bedrag - aangehouden.
BESLISSING
De rechtbank
1. laat Bonnema toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waarop kan worden gebaseerd:
dat [gedaagde sub 2] in augustus 1999 namens Hardegarijp aan Bonnema - vertegenwoordigd door de heer Bonnema - opdracht heeft gegeven om ten behoeve van de uitbreiding van het hotel van Hardegarijp schetsen (een voorlopig ontwerp) te maken op basis van tekeningen (van Westeind) die [gedaagde sub 2] aan Bonnema ter beschikking had gesteld.
2. bepaalt dat indien bewijs wordt aangedragen door getuigen het verhoor van de getuigen zal plaatsvinden ten overstaan van de rechter mr. R. Giltay, op een door deze nader te bepalen dag en uur in een van de zalen van het Gerechtsgebouw, Zaailand 102 te Leeuwarden;
3. verwijst de zaak naar de rol van 24 januari 2001 voor opgave verhinderdata van de procureurs, respectievelijk de advocaten van partijen, partijen en in geval van getuigenverhoor van de op te roepen getuigen, zulks conform artikel 9.2 van het landelijk rolreglement;
4. bepaalt dat hoger beroep tegen dit vonnis niet dan gelijktijdig met dat tegen het eindvonnis zal kunnen worden ingesteld;
5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 10 januari 2001
fn 82.