ECLI:NL:RBLEE:2001:AD7531

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
20 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01-346
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van koopovereenkomst en oplegging van dwangsommen in faillissement

In deze zaak heeft de curator van de failliete besloten vennootschap [S.O.] Onroerend Goed B.V. en [S.O.] Afvalsturing Friesland N.V. in kort geding gedagvaard. De curator vorderde dat Afvalsturing zou verschijnen voor notaris mr. H.W. Vellinga te Gorredijk om medewerking te verlenen aan de overdracht van percelen grond, inclusief de daarop rustende vergunningen. De vordering was gebaseerd op een inschrijving van Afvalsturing op 29 november 2001, waarbij zij biedingen had gedaan op verschillende percelen, waaronder perceel I, II en V. De curator stelde dat er een koopovereenkomst tot stand was gekomen, terwijl Afvalsturing betwistte dat zij op de afzonderlijke percelen had willen bieden en stelde dat er geen wilsovereenstemming was.

De president van de rechtbank oordeelde dat het inschrijvingsformulier van Afvalsturing niet anders kon worden uitgelegd dan als biedingen op de afzonderlijke percelen. De president wees de vordering van de curator toe, waarbij Afvalsturing werd veroordeeld om binnen twee werkdagen na betekening van het vonnis te verschijnen voor de notaris en de koopsommen te betalen. Tevens werd een dwangsom van ƒ 50.000,00 per dag opgelegd voor het geval Afvalsturing niet aan de veroordeling voldeed, met een maximum van ƒ 1.500.000,00. De reconventionele vordering van Afvalsturing werd afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

De president concludeerde dat de curator op basis van de inschrijving van Afvalsturing de percelen I, II en V aan haar had kunnen gunnen, ondanks dat Afvalsturing had aangegeven niet mee te willen werken aan de overdracht van deze afzonderlijke percelen. De president oordeelde dat de curator gerechtigd was om de percelen afzonderlijk in koop toe te wijzen, en dat de voorwaarden van de inschrijving duidelijk waren, waardoor Afvalsturing niet kon terugkomen op haar biedingen.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Korte Gedingen
Uitspraak: 20 december 2001
Kort-geding-nummer: 01-346
VONNIS
van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
Mr. Robert VERDONK, in deze handelende in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen van de besloten vennootschap [S.O.] Onroerend Goed B.V. en in die van [S.O.],
wonende te Heerenveen,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. A.C. Zillinger-Molenaar
tegen
de naamloze vennootschap
AFVALSTURING FRIESLAND N.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
procureur: mr. V.M.J. Both,
advocaat: mr. S.K. Schreurs te Amsterdam.
PROCESGANG
De curator heeft Afvalsturing in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 18 december 2001.
De curator heeft toen op de bij dagvaarding geformuleerde gronden gevorderd dat de president bij vonnis, zo veel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- Afvalsturing zal veroordelen om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis te verschijnen voor notaris mr. H.W. Vellinga te Gorredijk teneinde aldaar haar volledige medewerking te verlenen aan overdracht en aanvaarding van de percelen I, II en V onder gelijktijdige afstorting onder de notaris van de respectievelijke koopsommen k.k. als nader omschreven in het door Afvalsturing ondertekende inschrijvingsformulier van 29 november 2001, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van ƒ 50.000,00 voor iedere dag dat Afvalsturing daartoe in gebreke blijft tot een maximum van ƒ 2.500.000,00;
- Afvalsturing zal veroordelen in de kosten van het geding.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten nader doen toelichten door hun procureur respectievelijk advocaat, die beiden mede aan de hand van pleitnotities het woord hebben gevoerd. Daarbij heeft Afvalsturing in conventie geconcludeerd tot afwijzing van de vordering van de curator. In voorwaardelijke reconventie heeft Afvalsturing, voor het geval rechtens zou moeten worden geoordeeld dat Afvalsturing jegens de curator (precontractuele) verplichtingen heeft uit hoofde van de inschrijving die zij heeft gedaan, gevorderd dat de president bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, de curator zal gelasten dat hij in onderhandeling treedt met Afvalsturing over de totstandkoming van verbintenissen die erin voorzien dat de percelen I tot en met V aan Afvalsturing, dan wel, voor wat betreft de percelen III en IV, aan een derde worden gegund, zulks met inachtneming van enerzijds de belangen van Afvalsturing, in die zin dat te goeder trouw moet worden nagegaan met betrokkenheid van andere belanghebbende partijen, zoals de provincie Fryslân en de (boedel)crediteuren, of dergelijke verbintenissen (voor wat betreft de percelen III en IV) tot stand kunnen worden gebracht zonder dat (uitsluitend) Afvalsturing haar totale bieding behoeft te verhogen, en anderzijds met inachtneming van de rechtens beschermde belangen zoals deze voortvloeien uit de onderhavige faillissementssituatie in combinatie met de faillissementswetgeving en daarbij zal bepalen dat indien een zodanig overleg niet binnen redelijke termijn tot een zodanige aanvaardbare totaaloplossing leidt, de curator en Afvalsturing jegens elkaar geen verplichtingen zullen hebben.
De curator heeft geconcludeerd tot afwijzing van de voorwaardelijke reconventionele vordering, met veroordeling van Afvalsturing in de kosten van het geding, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De president doet heden uitspraak op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
RECHTSOVERWEGINGEN
Vaststaande feiten
In conventie en in voorwaardelijke reconventie:
1. Voorshands kunnen de navolgende feiten als vaststaand worden aangenomen:
1.1. Bij vonnissen van deze rechtbank van 4 en 9 augustus 2000 zijn respectievelijk de besloten vennootschap [S.O.] Onroerend Goed B.V. en [S.O.] in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. R. Verdonk tot curator.
1.2. Tot de activa van [S.O.] Onroerend Goed B.V. behoren een drietal percelen gelegen aan de Newtonweg 5, alle kadastraal bekend gemeente Huizum, sectie E, te weten:
- nummer 2116 in erfpacht, verder aan te duiden als: perceel I;
- nummer 2115 in eigendom, verder aan te duiden als: perceel II;
- nummer 2158 in eigendom, verder aan te duiden als: perceel III.
1.3. Tot de activa van [S.O.] in persoon behoort onder meer een perceel, kadastraal bekend [gemeentenaam], sectie E, te weten:
- nummer 2185 (gedeeltelijk) in eigendom, verder aan te duiden als: perceel IV.
1.4. Bij notariële akte van 10 januari 2000 heeft [S.O.] verkocht en geleverd aan een zekere [naam] een perceel, kadastraal bekend [gemeentenaam], sectie E, te weten:
- nummer 2185 (gedeeltelijk) in eigendom en nummer 2242 in eigendom, verder tezamen aan te duiden als: perceel V.
In deze notariële akte is een verplichting tot terugkoop/teruglevering opgenomen. Op grond hiervan is [S.O.] (thans: de curator) verplicht om voor 10 januari 2002 perceel V terug te kopen voor een bedrag van ƒ 600.000,00 op straffe van een terstond opeisbare boete van ƒ 500.000,00.
1.5. Door de Provincie Fryslân is bij beschikking van 11 augustus 1999 een vergunning verleend als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid van de Wet milieubeheer voor het in werking hebben van een inrichting voor het inzamelen, opslaan, sorteren, bewerken van bouw- en sloopafval en bedrijfsafval en het uitvoeren van overslagactiviteiten voor derden op de percelen III en IV voor een periode van 10 jaar.
Bij beschikking van 9 september 1999 is een vergunning verleend als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid van de Wet milieubeheer voor het in werking hebben van een inrichting voor het inzamelen, bewerken en opslaan en verhandelen van accu's, alsmede de overslag van diverse stoffen voor derden, op de percelen I en II voor een periode van 10 jaren.
Er is niet overeenkomstig deze vergunningen gehandeld door [S.O.] Onroerend Goed B.V. en [S.O.]. Met name op de percelen III en IV zijn grote hoeveelheden (illegaal) afval aanwezig.
1.6. Bij brief van 31 oktober 2001 heeft notaris mr. H.W. Vellinga te Gorredijk namens de curator aan belangstellenden de percelen I tot en met V middels (onderhandse) verkoop bij inschrijving aangeboden. Bij deze brief was een gegevensformulier "Verkoop bij inschrijving van Newtonweg 5 te Leeuwarden", alsmede een inschrijvingsformulier gevoegd. In deze brief staat voorts onder meer het volgende vermeld:
"(...)
U dient te letten op het volgende:
- U dient op ieder perceel te bieden. Dus alle rubrieken A tot en met D dienen te worden ingevuld;
(...)"
1.7. Uit het gegevensformulier "verkoop bij inschrijving van Newtonweg 5 te Leeuwarden" blijkt dat de curator bij de verkoop bij inschrijving optreedt als curator in de beide faillissementen, alsmede als onherroepelijk gevolmachtigde van [naam]. Tevens staat in dit formulier onder meer het navolgende vermeld:
"(...)
HOOFDSTUK III
MILIEU
De verkoper bedingt ten behoeve van de Provinsje Fryslân en ten laste van iedere koper dat uiterlijk binnen twaalf maanden na de levering, de aangeduide overtredingen (bedoeld wordt de overtredingen zoals hiervoor sub 1.5 vermeld) geheel worden beëindigd, en ongedaan gemaakt bij gebreke waarvan de koper aanvaardt dat de Provinsje Fryslân gerechtigd is om de betreffende overtreding op kosten van de koper ongedaan te maken, één en ander onverminderd de overigens aan de Provinsje Fryslân terzake toekomende bevoegdheden.
(...)
De koper dient een plan van aanpak te overleggen tegelijk met de inschrijving voor het aanpassen van de inrichting en het ongedaan maken van de (...) overtredingen. Er dient zowel een plan van aanpak voor de percelen I en II (metaal) als de percelen III en IV (sorteer) te worden ingediend.
(...)
HOOFDSTUK IV
BEPALINGEN INSCHRIJVING
Wijze van inschrijving
Artikel 1
(...)
3. Het inschrijvingsbiljet dient volledig te zijn ingevuld.
4. (...)
Voor de geldigheid van het inschrijvingsbiljet is onder meer vereist dat in ieder geval alle rubrieken worden ingevuld. Het totaal van de biedingen op de afzonderlijke percelen dient ten minste gelijk te zijn aan de bieding op het geheel, (de notaris mag te zijner beoordeling het inschrijvingsbiljet toch goedkeuren ook al is niet aan het vorenstaande voldaan).
(...)
Het bod
Artikel 2
1. Elk bod dient onvoorwaardelijk, onherroepelijk en zonder enig voorbehoud te zijn. Een bod in strijd hiermee is ongeldig.
(...)
3. Elke bieder blijft aan zijn bod, ook al is dit niet het hoogst, gebonden, totdat:
- de verkoper gunt aan een ander; of
- vaststaat dat niet wordt gegund; of
- de termijn waarbinnen de verkoper tot gunning kan overgaan is verstreken zonder dat is gegund; of
- de verkoop bij inschrijving wordt afgelast.
(...)
Gunning
Artikel 5
1. De verkoper hoeft niet te gunnen aan de hoogste bieder. Dit geldt ook voorzover op de cumulatie van de percelen hoger is geboden dan op de afzonderlijke percelen.
2. De gunning door de verkoper geschiedt uiterlijk voor 15 december 2001
(...)
5. De verkoper mag geen andere combinaties van de percelen gunnen dan op het inschrijvingsbiljet is opgenomen, doch is gerechtigd de percelen afzonderlijk in koop toe te wijzen.
HOOFDSTUK V
BEPALINGEN KOOPOVEREENKOMST
Door de gunning komt er tussen de verkoper en de bieder met betrekking tot de aan de desbetreffende bieder gegunde percelen een koopovereenkomst tot stand, met als koopsom de door de desbetreffende bieder geboden som, (...)"
1.8. Afvalsturing - een bedrijf waarvan alle 31 Friese gemeenten aandeelhouder zijn - was één van de belangstellenden voor de onderhavige percelen. Achteraf blijkt Afvalsturing uiteindelijk de enige serieuze bieder te zijn geweest.
Het door Afvalsturing op 29 november 2001 ingevulde inschrijvingsformulier luidt als volgt, waarbij hetgeen door Afvalsturing is ingevuld, cursief is gedrukt:
"(...)
Brengt het navolgende bod (in guldens!) uit op het navolgende registergoed, te weten:
A1 PERCEEL I
(...)
Bedrag in cijfers: ƒ 44.000,= (alleen in combinatie met A2)
(...)
A2 PERCEEL II
(...)
Bedrag in cijfers: ƒ 613.000,= (alleen in combinatie met A1)
(...)
B1 PERCEEL III
(...)
Bedrag in cijfers: ƒ 29.198,= (alleen in combinatie met B2)
(...)
B2 PERCEEL IV
(...)
Bedrag in cijfers: ƒ 1.242.050,= negatief (alleen in combinatie met B1)
(...)
C. PERCEEL V
(...)
Bedrag in cijfers: ƒ 640.000,=
(...)
D. Combinatie van alle percelen
En/of
Brengt een bod uit op alle percelen tezamen van:
Bedrag in cijfers: ƒ 334.648,=
(...)
Bepalingen
Alleen volledig ingevulde formulieren worden in behandeling genomen, voorzien van de handtekening van de bieder.
(...)"
De som van de afzonderlijke biedingen van Afvalsturing - daarbij rekening houdende met het negatieve bod op perceel IV - bedraagt ƒ 84.148,00. Afvalsturing heeft derhalve op de combinatie van percelen (ƒ 334.648,00 - ƒ 84.148,00 =) ƒ 250.500,00 extra geboden.
1.9. Op 29 november 2001 - de dag der inschrijving - heeft de curator telefonisch contact opgenomen met Afvalsturing. Daarbij heeft de curator medegedeeld dat hij overwoog om de percelen I, II en V (afzonderlijk) aan Afvalsturing te gunnen. Tevens heeft de curator toen medegedeeld dat indien Afvalsturing het gehele complex in handen wenste te krijgen, haar bod op perceel III in ieder geval verhoogd moest worden tot een bedrag van ƒ 75.000,00 en dat op perceel IV in ieder geval nul of één gulden zou moeten worden geboden; een negatief bod kon niet worden geaccepteerd.
Afvalsturing heeft deze mededelingen voor kennisgeving aangenomen.
1.10. Na nog één of twee telefoongesprekken met Afvalsturing, heeft de curator op 7 december 2001 een brief van de advocaat van Afvalsturing ontvangen. Daaruit blijkt dat Afvalsturing niet wenst mee te werken aan de overdracht van (slechts) de percelen I, II en V.
1.11. Bij faxbericht van 12 december 2001 heeft de curator de percelen I, II en V aan Afvalsturing, als hoogste bieder van deze percelen, gegund.
Het geschil en de beoordeling daarvan
In conventie:
2. Volgens de curator is er tussen partijen een koopovereenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de percelen I, II en V. Afvalsturing heeft immers op 29 november 2001 (onder meer) een bod gedaan op deze afzonderlijke percelen, waarna de curator deze percelen aan Afvalsturing heeft gegund. De curator vordert thans nakoming van de koopovereenkomst.
3. Afvalsturing heeft betwist dat de curator een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Omdat de curator een aanzienlijke boete zal verbeuren aan [naam] indien perceel V niet voor 10 januari 2002 is verkocht en geleverd, is de president van oordeel dat de curator een voldoende spoedeisend belang heeft bij zijn vordering tot nakoming van de beweerde koopovereenkomst.
4.1. Volgens Afvalsturing is tussen partijen geen koopovereenkomst tot stand gekomen bij gebrek aan wilsovereenstemming tussen partijen. Afvalsturing heeft namelijk geen bieding gedaan, althans Afvalsturing heeft geen bieding willen doen op de percelen I, II en V afzonderlijk, doch slechts op het terrein in zijn geheel. Het stond de curator dan ook niet vrij om de percelen afzonderlijk aan Afvalsturing te gunnen, aldus Afvalsturing. Afvalsturing heeft altijd een integrale aanpak van de milieuproblemen op het onderhavige terrein voor ogen gestaan, zodat verwerving van met name perceel IV noodzakelijk was. Volgens Afvalsturing was de curator er ook van op de hoogte dat Afvalsturing het gehele terrein wenste te verwerven, zodat een eventueel beroep door de curator op artikel 3:35 Burgerlijk Wetboek niet opgaat. Uit het door Afvalsturing opgestelde plan van aanpak, kon reeds worden afgeleid dat Afvalsturing slechts het gehele terrein wenste te verwerven. Dit plan van aanpak behelsde namelijk een integrale saneringsaanpak. Ook uit de omstandigheid dat de totaalbieding van Afvalsturing hoger was dan de optelsom van de afzonderlijke percelen, kan volgens Afvalsturing worden afgeleid dat zij het gehele terrein wenste te verwerven.
4.2. De president is voorshands van oordeel dat het op 29 november 2001 door Afvalsturing ingevulde inschrijvingsformulier niet anders kan worden uitgelegd, dan als een zestal biedingen, te weten één bieding op elk van de vijf percelen en één bieding op die percelen tezamen. Het verweer van Afvalsturing dat zij geen bieding heeft gedaan op de afzonderlijke percelen, gaat dan ook niet op.
4.3. Afvalsturing beroept zich voorts op het ontbreken van haar wil ten aanzien van de biedingen die door haar zijn uitgebracht op de afzonderlijke percelen. Hoewel zij wellicht heeft verklaard (door middel van het inschrijvingsformulier) dat zij biedingen op de afzonderlijke percelen uitbracht, heeft zij dit volgens haar niet gewild.
In het kader van dit kort geding is niet aannemelijk geworden dat Afvalsturing ten tijde van het invullen van het inschrijvingsformulier slechts een bieding op het gehele terrein beoogde uit te brengen. Niet aannemelijk is dus geworden dat de wil van Afvalsturing niet overeenstemde met haar verklaring op het inschrijvingsformulier. Daartoe wordt het navolgende overwogen.
4.4. Afvalsturing heeft aangevoerd dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij louter om administratieve redenen prijzen voor de afzonderlijke percelen diende te vermelden op het inschrijvingsformulier en dat de door haar genoemde prijzen voor de afzonderlijke percelen dus geen biedingen betroffen. Ter zitting heeft Afvalsturing echter niet duidelijk kunnen maken waarom de optelsom van de prijzen voor de afzonderlijke percelen niet overeenkomt met haar bieding voor het geheel, hetgeen voor de hand zou hebben gelegen indien zij de afzonderlijke percelen slechts om administratieve redenen van de afzonderlijke prijs had willen voorzien.
4.5. Ook uit de brief van notaris mr. Vellinga van 31 oktober 2001, het gegevensformulier, alsmede het inschrijvingsformulier blijkt duidelijk dat belangstellenden worden verzocht om op elk afzonderlijk perceel een bieding te doen. In artikel 5 lid 5 van het gegevensformulier is uitdrukkelijk opgenomen dat de curator gerechtigd is de percelen afzonderlijk in koop toe te wijzen.
4.6. Bovendien heeft Afvalsturing zelf bij het uitbrengen van een aantal van haar biedingen op de afzonderlijke percelen aangegeven dat een bieding alleen in combinatie met een ander perceel zou gelden. Indien Afvalsturing er vanuit zou zijn gegaan dat zij door het invullen van het inschrijvingsformulier slechts een bod op het gehele terrein uitbracht, zou een dergelijke vermelding overbodig zijn geweest.
4.7. Op grond van het voorgaande is dus niet aannemelijk geworden dat de wil van Afvalsturing afweek van haar verklaring, zoals vermeld op het inschrijvingsformulier (te weten: het uitbrengen van een zestal biedingen). Weliswaar zal het ongetwijfeld zo zijn dat Afvalsturing de voorkeur had voor verwerving van het gehele terrein, doch dit laat onverlet dat zij niettemin op de afzonderlijke percelen heeft geboden en kennelijk heeft willen bieden. Ook indien de stelling van Afvalsturing echter juist zou zijn, dat zij slechts een bieding heeft willen uitbrengen op het gehele terrein, is er naar het voorlopige oordeel van de president niettemin een overeenkomst tussen partijen tot stand gekomen. De curator mocht op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, het door Afvalsturing ingevulde inschrijvingsformulier opvatten als een bieding op het gehele terrein, alsmede op biedingen op afzonderlijke percelen. Weliswaar heeft Afvalsturing aangevoerd dat de curator ervan op de hoogte was dat zij slechts een bieding beoogde uit te brengen op het gehele terrein, doch Afvalsturing heeft deze stelling onvoldoende aannemelijk gemaakt. De inhoud van het door Afvalsturing opgestelde plan van aanpak, alsmede de omstandigheid dat de totaalbieding van Afvalsturing hoger was dan de optelsom van de afzonderlijke percelen, zijn hiertoe onvoldoende.
4.8. Omdat de uitgebrachte biedingen blijkens de inschrijvingsvoorwaarden onherroepelijk waren, kon daarop niet meer worden terugkomen. De curator heeft de percelen I, II en V dan ook aan Afvalsturing kunnen gunnen, ondanks het feit dat hij er op dat moment reeds van op de hoogte was gebracht (middels de brief van de advocaat van Afvalsturing van 7 december 2001) dat Afvalsturing niet wenste mee te werken aan overdracht van (slechts) deze afzonderlijke percelen.
De president is dus van oordeel dat op het moment van de gunning van de percelen I, II en V door de curator aan Afvalsturing, tussen partijen een koopovereenkomst tot stand is gekomen ter zake van de percelen I, II en V.
5.1. Afvalsturing heeft voorts aangevoerd dat de overeenkomst tussen partijen dient te worden vernietigd op grond van dwaling.
5.2. Volgens Afvalsturing heeft zij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gedwaald omtrent de consequenties die zouden kunnen worden verbonden aan haar vermelding op het inschrijvingsformulier van prijzen voor afzonderlijke percelen. Afvalsturing stelt te hebben verkeerd in de veronderstelling dat deze afzonderlijke vermelding slechts een administratieve handeling betrof.
5.3. De president is van oordeel dat het beroep op vernietiging van de overeenkomst op deze grond niet toewijsbaar is. Zoals hiervoor is overwogen blijkt uit de brief van notaris mr. Vellinga van 31 oktober 2001, het gegevensformulier, alsmede het inschrijvingsformulier duidelijk dat belangstellenden worden verzocht om op ieder afzonderlijk perceel een bieding te doen. Bovendien is in artikel 5 lid 5 van het gegevensformulier uitdrukkelijk opgenomen dat de curator gerechtigd is de percelen afzonderlijk in koop toe te wijzen. Alhoewel de voorwaarden waaronder de inschrijving zou plaatsvinden een zeker risico voor de bieders meebracht dat aan hen niet het perceel/percelen zou(den) worden gegund, die zij beoogden te verwerven, zijn de voorwaarden wel duidelijk. Van dwaling kan dan ook geen sprake zijn.
5.4. Ook op een ander punt stelt Afvalsturing te hebben gedwaald. Afvalsturing is er van uit gegaan dat indien haar bieding op het gehele terrein hoger was dan de optelsom van de biedingen op de afzonderlijke percelen tezamen, de bieding op het gehele terrein zou worden geaccepteerd. Afvalsturing was niet op de hoogte van de complicerende factor dat de terreinen aan verschillende eigenaren toebehoorden, zodat de negatieve waarde van het ene perceel niet gecompenseerd kon worden met de positieve waarde van andere percelen. Gelet hierop dient de overeenkomst volgens Afvalsturing in ieder geval zonder gevolgen te blijven op grond van de redelijkheid en billijkheid, alsmede op grond van onvoorziene omstandigheden.
5.5. De president is voorshands van oordeel dat het beroep op dwaling, dan wel de redelijkheid en billijkheid, dan wel onvoorziene omstandigheden ook op deze grond niet opgaat. Gelet op de omstandigheid dat in artikel 5 lid 5 van het gegevensformulier uitdrukkelijk is opgenomen dat de curator gerechtigd is de percelen afzonderlijk in koop toe te wijzen, mocht Afvalsturing er niet op vertrouwen dat een negatieve waarde van het ene perceel gecompenseerd kon worden met de positieve waarde van andere percelen. Overigens blijkt uit het gegevensformulier duidelijk dat de curator bij de inschrijving optrad als curator in de beide faillissementen, alsmede als onherroepelijk gevolmachtigde van [naam]. Afvalsturing had er dan ook rekening mee moeten houden dat de percelen aan verschillende eigenaren toebehoorden, welke omstandigheid uiteraard een complicerende factor kan zijn.
6. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de vordering toewijsbaar is.
De omstandigheid dat Afvalsturing slechts in staat is om een einde te maken aan de maatschappelijk onverantwoorde situatie die bestaat op het terrein, indien zij het gehele terrein verwerft, kan hieraan niet afdoen. De curator heeft ter zitting aangegeven dat hij op een andere wijze een einde wenst te maken aan deze maatschappelijk onverantwoorde situatie, namelijk door de Provincie Fryslân te verzoeken (wederom) bestuursdwang op deze percelen toe te passen.
Ook de omstandigheid dat de aan Afvalsturing gegunde percelen omringd worden door sterk vervuilde terreinen, kan niet aan toewijzing van de vordering in de weg staan. Afvalsturing was van de vervuiling van de percelen III en IV op de hoogte. Uit de voorwaarden waaronder de inschrijving plaatsvond, blijkt bovendien duidelijk dat het risico bestaat dat slechts een afzonderlijk perceel wordt gegund. De onderhavige situatie was dan ook te voorzien.
7. Ook de gevorderde oplegging van dwangsommen zal worden toegewezen.
De president zal een maximum aan de te verbeuren dwangsommen verbinden, zoals na te melden. Dit laat uiteraard onverlet, dat bij voortgaande overtreding van dit kort-geding-vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen.
Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
8. Afvalsturing zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
In voorwaardelijke reconventie:
9. Omdat in conventie is geoordeeld dat Afvalsturing jegens de curator verplichtingen heeft uit hoofde van de inschrijving van 29 november 2001, is aan de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld voldaan. De president zal dan ook overgaan tot een beoordeling van deze reconventionele vordering.
10. De curator heeft de percelen I, II en V aan Afvalsturing gegund. De percelen III en IV heeft de curator niet aan Afvalsturing gegund, hetgeen hem vrij stond. De reconventionele vordering strekt ertoe dat de curator met Afvalsturing in onderhandeling treedt omtrent de percelen III en IV. Naar het voorlopig oordeel van de president is er geen enkele grond aanwezig voor toewijzing van deze vordering. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
11. Afvalsturing zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
BESLISSING
De president, rechtdoende in kort geding:
In conventie:
1. veroordeelt Afvalsturing om binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis te verschijnen voor notaris mr. H.W. Vellinga te Gorredijk teneinde aldaar haar volledige medewerking te verlenen aan overdracht en aanvaarding van de ten processe bedoelde percelen I, II en V, te weten de percelen grond, inclusief de daarop rustende vergunningen aan de Newtonweg 5 te Leeuwarden, kadastraal bekend gemeente Huizum, sectie E nummer 2116 (perceel I), nummer 2115, (perceel II) en nummer 2185 deels, voorzover staande ten name van [naam], alsmede nummer 2242, (tezamen perceel V), onder gelijktijdige afstorting onder de notaris van de respectievelijke koopsommen van ƒ 44.000,00, ƒ 613.000,00 en ƒ 640.000,00 kosten koper;
2. bepaalt dat Afvalsturing een dwangsom aan de curator verbeurt van ƒ 50.000,00 voor iedere dag dat Afvalsturing niet aan de sub 1 genoemde veroordeling voldoet;
3. verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van ƒ 1.500.000,00;
4. veroordeelt Afvalsturing in de kosten van het geding, aan de zijde van de curator begroot op ƒ 567,53 aan verschotten en op ƒ 1.550,00 aan salaris procureur;
5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6. wijst af het anders of meer gevorderde;
In reconventie:
7. wijst de vordering af;
8. veroordeelt Afvalsturing in de kosten van het geding, aan de zijde van de curator begroot op ƒ 775,00 aan salaris procureur;
9. verklaart de veroordeling sub 8 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. U. van Houten, fungerend president, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 december 2001.