Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 29 november 2001
Parketnummer: 17/080206-01
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 november 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.A. Schütz, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De verdachte moet van het onder 1. telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank niet bewezen acht hetgeen omtrent de bijdrage van verdachte aan het strafbare feit is telastegelegd en ook overigens niet van zijn betrokkenheid/aandeel is gebleken.
De rechtbank acht het onder 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 18 augustus 2001 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een portemonnaie met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het tezamen en in vereniging opzettelijk
- naar de grond werken van die [slachtoffer] en
- vervolgens schoppen/trappen tegen het lichaam van die [slachtoffer] en
- met een mes op korte afstand en duidelijk zichtbaar voor die [slachtoffer]
stekende bewegingen in de richting van die [slachtoffer] maken en
- die [slachtoffer] bij het lichaam vasthouden (zulks terwijl die [slachtoffer] op de
grond lag).
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op het misdrijf:
2.
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1. en 2. telastegelegde tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, alsmede een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Het slachtoffer van de bewezenverklaarde diefstal met geweld verkeerde evenals verdachte - in ieder geval op het moment van de diefstal - in het drugscircuit. Verdachte wilde zijn geld terug of dope, zoals hij zelf ter zitting meedeelde, en hij meende met anderen dat geld of die dope te kunnen bemachtigen bij het slachtoffer. Toen het slachtoffer op de grond lag is hij geschopt, er is met een mes gedreigd en verdachte heeft hem bij de schouders vastgehouden. De beurs van het slachtoffer is tijdens deze handelingen weggenomen door een mededader. Op een dergelijk delict, of dit nu in het drugscircuit wordt gepleegd of niet, behoort een forse vrijheidsstraf te volgen.
Verdachte is een bekende bij justitie onder andere met betrekking tot de Opiumwet en ook ten aanzien van geweldsdelicten. Echter de laatste twee á drie jaren heeft hij het vrij goed gedaan. Hij heeft meegedaan aan het project drang op maat in 1998 en hij verbleef met zijn toenmalige partner in de Herberg. Hij heeft, in tegenstelling tot deze partner, dit project geheel afgerond en nadien is hij met zijn twee kinderen in een beschermd woonproject gaan wonen. Aanvankelijk heeft hij geprobeerd om de terugval, die hij heeft gehad en in welke periode het onderhavige delict plaatsvond, te bagatelliseren. Wellicht deed hij dit mede om zo spoedig mogelijk zijn kinderen weer te kunnen gaan verzorgen, want deze werden ten gevolge van deze terugval in drugsgebruik door verdachte in een pleeggezin geplaatst. Ter zitting en uit het rapport van de reclassering blijkt wel dat verdachte de ernst van zijn situatie uiteindelijk heeft ingezien.Verdachte heeft de kans gekregen om zich te herstellen. Zijn voorlopige hechtenis is geschorst en hij heeft in het IMC verbleven om vandaar uit zijn leven weer op de rails te kunnen zetten. Met zijn kinderen heeft hij een huurwoning betrokken en in samenwerking met de Kuno van Dijkstichting is een programma gestart. Verdachte onderwerpt zich tweewekelijks aan urinecontroles, hij heeft zeer regelmatig hulpverleningsgesprekken zowel over zijn eigen problematiek als met betrekking tot de zaken, die met de opvoeding van zijn kinderen te maken hebben. Hij lijkt zich zeer goed te realiseren dat een nieuwe terugval zijn positie fataal kan beschadigen.
Deze laatste overwegingen wil de rechtbank zwaar laten wegen bij het bepalen van de straf. Zij zal de reclassering volgen, waar deze een straf bepleit die het hulpverleningsplan rond verdachte niet in gevaar zal brengen. De rechtbank zal een forse werkstraf en daarnaast een voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen. Aan de voorwaardelijke straf zal reclasseringstoezicht door de Kuno van Dijkstichting worden gekoppeld. Een waarborg om verdachte op het goede spoor te houden, waarvan verdachte heeft aangegeven deze ook te wensen.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 160 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 80 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling/voorlopige hechtenis.
Een gevangenisstraf voor de duur van VIER MAANDEN.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde:
- zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de Dr. Kuno van Dijk Stichting te Leeuwarden;
- ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling.
Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E.M. Daan-van Brink, voorzitter, mr. A.H.M. Dölle en mr. S.M. van der Schenk, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 november 2001.
Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT PROCES-VERBAAL TERECHTZITTING
Parketnummer: 17/080206-01
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde arrondissementsrechtbank op 15 november 2001.
Tegenwoordig:
mr. C.E.M. Daan-van Brink, voorzitter,
mr. A.H.M. Dölle en mr. S.M. van der Schenk, rechters,
mr. O.F. Brouwer, officier van justitie
en D.P. Postma-Westerhof, griffier.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de voorzitter te zijn genaamd:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Als raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig mr. R.A. Schütz, advocaat te Leeuwarden.
Ter terechtzitting is tevens verschenen de heer J. Dijkstra van de Dr. Kuno van Dijk Stichting.
De voorzitter verklaart het onderzoek gesloten en deelt mede, dat volgens de beslissing van de rechtbank de uitspraak zal plaats vinden ter terechtzitting van 29 november 2001 te 13:30 uur.
Waarvan proces-verbaal, vastgesteld en ondertekend door de voorzitter en de griffier.