ECLI:NL:RBLEE:2001:AD5271

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
17 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
47250
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van curator voor geestelijk gehandicapte zuster

Op 17 oktober 2001 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de benoeming van een curator voor een geestelijk gehandicapte zuster. Verzoeksters, [verzoekster 1] en [verzoekster 2], wonende te Leeuwarden en Dronrijp, hadden verzocht om gezamenlijk tot curator over hun zuster te worden benoemd. De rechtbank overwoog dat volgens artikel 1:383 van het Burgerlijk Wetboek slechts één curator kan worden benoemd, om onenigheid tussen curatoren te voorkomen, wat nadelig zou zijn voor de curandus. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Hoge Raad, waarin een uitzondering op deze regel was gemaakt voor ouders van een verstandelijk gehandicapt kind. De rechtbank oordeelde echter dat de relatie tussen zusters niet gelijkgesteld kan worden aan die tussen ouders en kind, omdat de formele verantwoordelijkheidsverhouding ontbreekt. De rechtbank concludeerde dat de benoeming van twee curatoren niet toelaatbaar was, maar ging wel over tot de benoeming van [verzoekster 1] als curatrice, gezien de subsidiaire wens van de verzoeksters. De curanda, [naam curanda], werd onder curatele gesteld op grond van een geestelijke stoornis, waardoor zij niet in staat was haar belangen behoorlijk waar te nemen. De rechtbank bepaalde dat de uitspraak bekendgemaakt moest worden in de Nederlandse Staatscourant en andere lokale kranten, en dat de kosten van publicatie voor rekening van de verzoekers kwamen. De beschikking werd uitgesproken ter openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE LEEUWARDEN
sector familie en jeugdrecht
Uitspraak 17 oktober 2001
Rekestnummer 1186/01
Zaaknummer 47250
CURATELE
BESCHIKKING
van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer, in de zaak van:
[verzoekster 1] en
[verzoekster 2],
wonende te Leeuwarden en te Dronrijp,
procureur mr M.D. Kalmijn.
PROCESGANG
Op 20 juni 2001 is bij deze rechtbank ingediend een verzoekschrift met bijlagen, strekkende tot ondercuratelestelling van [naam curanda], curanda, met benoeming [verzoekster 1] en [verzoekster 2] beiden tot curatrice.
Voorts bevindt zich bij de stukken een medische verklaring met betrekking tot de curanda.
De curanda is op 6 augustus 2001 gehoord.
Behandeling vond plaats ter terechtzitting met gesloten deuren van deze enkelvoudige kamer op 20 september 2001.
RECHTSOVERWEGINGEN
Uit de stukken is genoegzaam gebleken, dat curanda voornoemd wegens een geestelijke stoornis niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen.
De rechtbank acht het verzoek voor wat betreft de ondercuratelestelling, gelet op het voorgaande, op de stukken en op het ter zitting verhandelde, als op de wet gegrond en voldoende toegelicht, voor inwilliging vatbaar, zodat zij zal beslissen als na te melden.
Ten aanzien van het verzoek van verzoeksters om tezamen tot curator over hun beider zuster te worden benoemd overweegt de rechtbank het volgende.
Uitgangspunt is de regel in art. 1:383 BW dat slechts één curator kan worden benoemd. Achtergrond daarvan is dat onenigheid tussen curatoren, die slechts ten nadele van de curandus zou kunnen werken, moet worden voorkomen. In zijn uitspraak van 1 december 2000 heeft de Hoge Raad op grond van art. 8 EVRM een uitzondering op deze regel toegelaten in een geval waarin ouders via curatele hun ouderlijke verantwoordelijkheid over hun verstandelijk gehandicapte kind wilden laten voortduren. Verzoeksters beroepen zich kennelijk impliciet op deze uitspraak. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter de relatie van zusters onderling niet gelijkgesteld worden aan de relatie tussen ouders en kind, welke laatstbedoelde relatie immers gedurende de minderjarigheid van een kind niet alleen de gevoelsmatige maar ook de formele verantwoordelijkheid van de ouders voor het kind omvat. Hoezeer een relatie tussen zusters ook gevoelsmatige verantwoordelijkheid voor de gehandicapte zuster kan inhouden, rechtens valt zij niet met die tussen ouders en kind te vergelijken nu de formele
verantwoordelijkheidsverhouding daarin ontbreekt.
Voorzover dan ook toepassing van de regel van art. 1:383 BW een inmenging in het familieleven van verzoeksters en curanda inhoudt kan de rechtbank niet tot het oordeel komen dat die inmenging in dit geval, gezien bovengenoemde achtergrond van de regel dat slechts één curator wordt benoemd, ongerechtvaardigd is. Derhalve acht de rechtbank in dit geval de benoeming van twee personen tot curator niet toelaatbaar. Gelet op de subsidiair door verzoeksters uitgesproken wens om dan verzoekster [verzoekster 1] tot curatrice te benoemen zal de rechtbank daartoe overgaan.
BESLISSING
De rechtbank:
stelt [naam curanda], geboren op [geboortedatum curanda],
onder curatele op grond van een geestelijke stoornis, waardoor zij niet in staat is haar belangen behoorlijk waar te nemen;
benoemt tot curatrice [naam verzoekster 1] wonende te [adres verzoekster 1];
bepaalt dat deze uitspraak bekend moet worden gemaakt in de Nederlandse Staatscourant, de Leeuwarder Courant en het Friesch Dagblad;
verstaat dat de kosten van de voorgeschreven publicaties van deze beschikking ten laste komen van verzoeker, ook indien deze publicaties door de rechtbank worden verzorgd;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr J.D.S.L. Bosch, lid van de kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.