ECLI:NL:RBLEE:2001:AD4684

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
18 oktober 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/085943-00vev
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding in discotheek met geldboete en voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 18 oktober 2001 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanranding van twee vrouwen in een discotheek op 5 november 2000. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M.J. van Rooij, werd geconfronteerd met de ernstige gevolgen van zijn daden, die de slachtoffers in een onveilige situatie hebben gebracht. De rechtbank heeft de aard en ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan, en de persoon van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

De officier van justitie had een geldboete van ƒ 1.000, waarvan ƒ 500 voorwaardelijk, geëist. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte ook een voorwaardelijke gevangenisstraf moest krijgen om hem te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De rechtbank achtte het primair telastegelegde bewezen, namelijk feitelijke aanranding van de eerbaarheid, en sprak de verdachte vrij van andere beschuldigingen die niet bewezen konden worden.

De uiteindelijke uitspraak was een geldboete van ƒ 1.000, te vervangen door twintig dagen hechtenis bij gebreke van betaling, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte de impact van zedendelicten op de slachtoffers en de noodzaak om de verdachte te straffen om herhaling te voorkomen. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar en is een belangrijke uitspraak in het kader van de bescherming van de persoonlijke integriteit van slachtoffers van zedendelicten.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 18 oktober 2001
Parketnummer: 17/085943-00
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[naam],
geboren op [geboortedatum] 1967 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 4 oktober 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J. van Rooij, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
hij op 5 november 2000 te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, door geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het met kracht vastpakken/betasten van de borst van die [slachtoffer 1] en het vastpakken/vasthouden van het middel van die [slachtoffer 1] en het bij de billen vastpakken/vasthouden van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheid uit het met kracht vasthouden/vastpakken van die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] en aldus een dermate overrompelende situatie voor die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] te creëren, dat die [slachtoffer 1] en die [slachtoffer 2] niet in staat waren om zich tijdig te onttrekken aan voornoemde ontuchtige handelingen.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op het misdrijf:
primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van het gepleegde feit;
- de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het subsidiair telastegelegde tot een geldboete ten bedrage van ƒ 1.000,=, waarvan ƒ 500,= voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Verdachte [naam verdachte] heeft twee vrouwen aangerand in een discotheek. Ze waren daardoor ontdaan en erg kwaad. Algemeen bekend is dat zedendelicten ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor het verdere persoonlijke leven van de slachtoffers.
Door deze gebeurtenissen voelen vrouwen zich niet meer veilig en prettig in openbare gelegenheden. Uiteraard is dit een betreurenswaardige en ongewenste situatie.
[Naam verdachte] is voor strafbare feiten als het onderhavige nog niet eerder met justitie in aanraking gekomen.
In zijn eis gaat de officier van justitie uit van het subsidiair telastegelegde. De rechtbank baseert de op te leggen straf echter op bewezenverklaring van het primair telastegelegde. Alles overwegende zal de rechtbank naast een onvoorwaardelijke geldboete een voorwaardelijke vrijheidsstraf opleggen, teneinde [naam verdachte] in de toekomst van het plegen van strafbare feiten te weerhouden.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het primair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
- Betaling van een geldboete ten bedrage van ƒ 1.000,= (zegge: duizend gulden), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door twintig dagen hechtenis.
- Een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Wegener Sleeswijk, voorzitter, mr. I.M. Dölle en mr. S.M. van der Schenk, rechters, bijgestaan door mr. H.A. Attema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 oktober 2001.