Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 13 september 2001
Parketnummer: 17/085029-01
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1949 te [geboortegemeente],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 30 augustus 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Kalmijn, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in haar belangen geschaad.
De verdachte moet van het onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
De rechtbank acht het onder 4 en 5 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
zij in de periode van 28 september 2000 tot en met 22 november 2000 te Minnertsga, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een brief aan die [slachtoffer] gestuurd met daarin de woorden (zakelijk weergegeven): "Hoeveel cocktailbommen wil je door het raam hebben sukkel en Leuk he zo brandje in je schuur sukkel en Dat is nog maar het begin en wij gaan zo door dat je er niet meer bent sukkel en We gaan je vermoorden sukkel en als je naar de politie gaat dan ben je niet meer veilig want wij zijn met meer mensen dan ga je er aan sukkel" en heeft verdachte telefonisch (ondermeer) aan die [slachtoffer] de woorden toegevoegd (zakelijk weergegeven): "Ze zijn van plan om die hele keet van jou in de hens te steken met jou erbij want je hebt hele rare dingen op het politiebureau gezegd en Als je ligt te slapen dan zullen ze cocktailbommen door de ramen heen gooien en Ze doen het vandaag misschien niet maar wel onverwachts".
zij op 10 juli 1991 te Leeuwarden tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een aldaar aan de Brandemeer gelegen wijkgebouw "De Meenthe", immers hebben verdachte en haar mededader toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid papier tegen een houten wand van voormeld wijkgebouw gelegd en vervolgens deze hoeveelheid papier aangestoken, ten gevolge waarvan een wand en een plafond en de inventaris van voormeld wijkgebouw geheel of gedeeltelijk zijn verbrand en gesmolten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten was.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
4. Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
5. Medeplegen van opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit de psychiatrische-, psychologische en voorlichtingsrapportage en het uittreksel uit het algemeen documentatieregister;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2 primair, 3, 4 en 5 telastegelegde tot 18 maanden gevangenisstraf waarvan 6 maanden gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, wat mede kan inhouden een opname in de FPK te Assen dan wel een vergelijkbare kliniek en niet ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij.
Verdachte heeft een kennis zowel telefonisch als schriftelijk bedreigd. Tevens heeft zij ongeveer tien jaar geleden samen met een ander brand gesticht in een wijkgebouw.
Zij heeft door de bedreiging bij het slachtoffer veel angst teweeggebracht. Zij lijkt dit zelf
-mede gelet op haar uitlatingen ter zitting- niet te beseffen.
Met betrekking tot verdachte zijn drie rapporten opgemaakt. De psycholoog concludeert tot licht verminderde toerekeningsvatbaarheid. De psychiater is van oordeel dat de feiten verminderd kunnen worden toegerekend. Tijdens het milieuonderzoek is verdachte overgekomen als een vrouw die zelfstandig in het leven staat en haar hele leven voor zichzelf heeft moeten zorgen. Er zijn aanwijzingen dat verdachte problemen met alcoholgebruik heeft of heeft gehad.
De rechtbank is van oordeel dat -nu verdachte van drie van de vijf telastegelegde feiten wordt vrijgesproken en de brandstichting reeds tien jaar geleden heeft plaatsgevonden- kan worden volstaan met een aantal uren werkstraf en een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf gelijk aan het aantal dagen dat verdachte in verzekering en bewaring heeft doorgebracht.
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 3 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in diens vordering, nu verdachte wordt vrijgesproken van het onder 3 telastegelegde.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 24c, 47, 57, 157 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 3 is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 en 5 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
1. Een gevangenisstraf voor de duur van ZEVENTIEN DAGEN.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
2. Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 120 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
BESLISSING OP DE VORDERING VAN DE BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer]:
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme en mr. I.M. Dölle, rechters, bijgestaan door A. van Dijk, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 september 2001.