Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 9 augustus 2001
Parketnummer: 17/080048-01
Ad informandum gevoegd parketnummer 17/080048-01.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling parketnummer 17/032132-00.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [...] 1972 te [geboortegemeente],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in PI De Wieling, locatie De Marwei, te Leeuwarden.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 30 juli 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Kalmijn, advocaat te Leeuwarden.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De verdachte moet van het onder 8, 9, 10, 11 en 13 telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht.
De rechtbank acht het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 12 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 19 januari 2001 tot en met 22 januari 2001, te Hoogkerk, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een in aanbouw zijnde school te weten de nieuwe Vensterschool heeft weggenomen verwarmingsketels van het merk Nefit en type Turbo HR 45, toebehorende aan de gemeente Groningen, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
(proces-verbaal zaak 1)
2.
hij in de periode van 19 januari 2001 tot en met 21 januari 2001, te Hoogkerk, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een in aanbouw zijnd kinderdagverblijf heeft weggenomen bouwlampen en gasflessen en gaskachels en een petroleum heteluchtkanon, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
(proces-verbaal zaak 29)
3.
hij in de periode van 2 februari 2001 tot en met 3 februari 2001, te Zuidbroek, in de gemeente Menterwolde, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een bouwkeet heeft weggenomen een betontrilapparaat en een betonmolen en een zaagmachine en een electriciteitskast en betonplaten en underlaymentplaten en een trap/ladder, toebehorende aan het bedrijf Benus BV, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
(proces-verbaal zaak 2)
4.
hij in de periode van 1 februari 2001 tot en met 5 februari 2001, te Zuidbroek, in de gemeente Menterwolde, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een zeecontainer heeft weggenomen een trilplaat en een zandtriller en een haspel en een waterpas, toebehorende aan het bedrijf Verlaat Vestiging Noord, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft
door middel van braak;
(proces-verbaal zaak 3)
5.
hij in de periode van 2 februari 2001 tot en met 3 februari 2001, te Hoogkerk, in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een in aanbouw zijnd kinderdagverblijf weg te nemen bouwmaterialen en gereedschappen en/of andere goederen van hun gading, toebehorende aan [slachtoffer 1] en zich daarbij de toegang tot dat kinderdagverblijf te verschaffen door middel van braak en inklimming, met zijn mededaders het raam van dat kinderdagverblijf heeft geforceerd en dat kinderdagverblijf heeft betreden en binnen in dat kinderdagverblijf heeft gezocht naar bouwmaterialen en gereedschappen en/of andere goederen van hun gading, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(proces-verbaal zaak 4)
6.
hij op 3 februari 2001, te Hoogkerk, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een sporthal heeft weggenomen een kassa met inhoud en een magnetron en een tosti-apparaat en etenswaren en drinkwaren, toebehorende aan de gemeente Groningen, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
(proces-verbaal zaak 5)
7.
hij in de periode van 2 februari 2001 tot en met 3 februari 2001, te Hoogkerk, in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een in aanbouw zijnde school te weten de nieuwe Vensterschool heeft weggenomen een bouwzaag en een afschotlaser en een motorzuiger en een compressor en een afkortzaag en aanrechtbladen en koelkasten, toebehorende aan het bedrijf IBC Mestenmaker, waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
(proces-verbaal zaak 19)
12.
hij in de periode van 1 november 2000 tot en met 19 februari 2001, te Suwald en te Ryptsjerk, in de gemeente Tytsjerksteradiel, en te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en andere personen te weten (onder meer) [naam mededader 1] en [naam mededader 2] en [naam mededader 3] en [naam mededader 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het stelen van onder meer bouwmaterialen en gereedschappen en cv-ketels en kachels, als bedoeld in artikel 311 lid 1 onder 4 en/of 5 van het Wetboek van Strafrecht en het vervolgens verkopen en/of voorhanden hebben van die gestolen goederen als bedoeld in artikel 417 en/of 416 van het Wetboek van Strafrecht.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braaken inklimming.
2. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
3. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
4. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5. Poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
6. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
7. Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
12. Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken, met uitzondering van het onder punt 3 opgenomen ad informandum gevoegde feit nu verdachte dit feit ontkent, derhalve hiermee zijn afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 en 12 telastegelegde tot gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Ten laste van verdachte heeft de rechtbank bewezen geacht het plegen van zeven bedrijfsinbraken, het in dat verband deelnemen aan een criminele organisatie en een vijftal ad informandum gevoegde feiten van diverse aard, waaronder vuurwapen en ander wapenbezit.
Opvallend is met betrekking tot de bedrijfsinbraken dat verdachte en zijn mededaders zich op professionele wijze hoofdzakelijk hadden gespecialiseerd in het stelen van goederen die in de bouw bruikbaar waren. Het ging hen om nieuwe althans vrijwel nieuwe materialen die zij dan ook bij voorkeur wegnamen uit nog in aanbouw zijnde gebouwen. Zij beschikten kennelijk over de voor deze modus operandi benodigde know-how en goede afzetkanalen. Voor tussenopslag was de schuur van een grote Friese boederij beschikbaar.
Verdachte heeft met de zijnen enorme schade toegebracht aan een groot aantal bedrijven.
De rechtbank neemt verdachtes handelen hoog op, niet in de laatste plaats omdat verdachte niet de indruk wekt ook maar enigszins te zitten met hetgeen hij heeft aangericht.
Al met al ziet de rechtbank geen aanleiding tot een voorwaardelijk strafdeel en zal zij een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van aanmerkelijke duur, zij het mede door de vrijspraak van enige telastegelegde feiten van enigszins kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen GSM telefoon pocketline met oplader vatbaar voor verbeurdverklaring nu met behulp van dit voorwep een strafbaar feit is begaan of voorbereid en deze toebehoort aan verdachte.
De rechtbank acht het inbeslaggenomen busje traangas vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot dit voorwerp een strafbaar feit is begaan en zij van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
De rechtbank acht de aan verdachte toebehorende inbeslaggenomen bivakmuts met ooggaten vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu zij bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten is aangetroffen en zij kan dienen tot het begaan van soortgelijke feiten terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen bivakmuts zonder ingeknipte ooggaten vatbaar voor teruggave aan verdachte nu het belang van strafvordering zich hiertegen niet verzet.
De gemeente Groningen, gemachtigde [naam gemachtigde], heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van f 12.560,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering tot dit bedrag bij wijze van voorschot gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren nu dit niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding. De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen.
[Slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van f 5.036,75 (bestaande uit 2 bouwlampen, 1 stuks gasfleskachel nr 215, 1 stuks gasfleskachel nr 250, 1 stuks infraroodheater, 1 stuks uitzetijzer AXA en montagekosten uitzetijzer) voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering tot dit bedrag gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank zal de vordering hoofdelijk toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van het meer gevorderde niet ontvankelijk verklaren nu dit niet van zo eenvoudige aard is dat het zich leent voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank acht oplegging van de schadevergoedingsmaatregel voor het toegewezen bedrag aangewezen.
[Slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 5 telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering niet voldoende duidelijk is en niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
[Slachtoffer 2], Casalux bv, de Bethelkerk, Koopmans Schilders en Bouwbedrijf Lont bv hebben zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partijen in het strafproces gevoegd door middel van indiening van de voorgeschreven formulieren bevattende de opgave van vorderingen tot vergoeding van door hen geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 8 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Nu verdachte vrijgesproken wordt van het onder 8 telastegelegde feit zullen de benadeelde partijen niet ontvankelijk worden verklaard.
[Slachtoffer 3] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 11 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Nu verdachte vrijgesproken wordt van het onder 11 telastegelegde feit zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard.
[Slachtoffer 4] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 13 telastegelegde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
Nu verdachte vrijgesproken wordt van het onder 13 telastegelegde feit zal de benadeelde partij niet ontvankelijk worden verklaard.
VORDERING NA VOORWAARDELIJKE VEROORDELING
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 20 september 2000, gewezen door de politierechter van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, is de verdachte veroordeeld tot -voor zover hier van belang- een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 5 oktober 2000. Bij vordering d.d. 23 mei 2001 heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf.
De hiervoor onder parketnummer 17/080048-01 bewezenverklaarde feiten zijn door verdachte begaan voor het einde van de bij voormeld vonnis gestelde proeftijd. De rechtbank zal op grond daarvan de tenuitvoerlegging gelasten van de aan verdachte bij voornoemd vonnis van 20 september 2000 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14g (oud), 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 36f, 45, 57, 140, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 8, 9, 10, 11 en 13 is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 12 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen GSM telefoon pocketline met oplader.
Verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen busje traangas en de bivakmuts met ooggaten.
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven bivakmuts zonder ingeknipte ooggaten.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij de gemeente Groningen, gemachtigde [naam gemachtigde], gevestigd aan de Kreupelstraat 1, 9712 HW Groningen, bij wijze van voorschot toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van f 12.560,00 (zegge: twaalfduizend vijfhonderdzestig gulden), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer de gemeente Groningen, te betalen een som geld ten bedrage van f 4.186,66 (zegge: vierduizend eenhonderdzesentachtig gulden en zesenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 45 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van f 4.186,66 ten behoeve van het slachtoffer de gemeente Groningen, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag van f 12.560,00 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het opgelegde bedrag van f 4.186,66 komt te vervallen.
Wijst de vordering, met betrekking tot het onder 2 telastegelegde feit, van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], wonende te [adres], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van f 5.036,75 (zegge: vijfduizendzesendertig gulden en vijfenzeventig cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van f 1.678,91 (zegge: eenduizend zeshonderdachtenzeventig gulden en eenennegentig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 30 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van f 1.678,91 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag van f 5.036,75 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het opgelegde bedrag van f 1.678,91 komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1], ten aanzien van de vordering met betrekking tot het onder 5 telastegelegde feit, niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Bepaalt dat de benadeelde partijen [slachtoffer 2], Casalux bv, de Bethelkerk, Koopmans Schilders en Bouwbedrijf Lont bv niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partijen en verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 4] niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 17/032132-00
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, voorzover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te Leeuwarden d.d. 20 september 2000, te weten:
een gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Wegener Sleeswijk, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. I.M. Dölle, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2001.
Mr. Meijer-Campfens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.