Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
Uitspraak: 9 augustus 2001
Parketnummer: 17/080047-01
Ad informandum gevoegd parketnummer 17/080047-01.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[naam],
geboren op [...] 1952 te [geboortegemeente],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 30 juli 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Joure.
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
De rechtbank acht het onder 1 primair, 2 en 3 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. primair
hij in de periode van 10 juni 2000 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel in de provincie Friesland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het opzettelijk plegen van opzetheling, immers hebben verdachte en zijn mededader(s) op na te noemen tijdstippen, op na te noemen plaatsen, na te noemen van diefstal afkomstige goederen voorhanden gehad,
- in de periode van 19 januari 2001 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel, 3 verwarmingsketels van het merk Nefit en type Turbo HR 45
(proces-verbaal zaak 1)
- in de periode van 3 februari 2001 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel, een kassa
(proces-verbaal zaak 5)
- in de periode van 3 januari 2001 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel, 25 gaskachels en een palletwagen
(proces-verbaal zaak 9)
- in de periode van 19 januari 2001 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytstjerksteradiel, een motorboot van het merk Stingray en type 551 en een buitenboordmotor van het merk Evinrude en type 40 PK ELT en een boottrailer van het merk Pega
(proces-verbaal zaak 17)
- in de periode van 2 februari 2001 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel, een tandemasser aanhangwagen van het merk Hapert
(proces-verbaal zaak 35)
- in de periode van 6 februari 2001 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel, een zelfgemaakte aanhangwagen op een onderstel van een caravan
(proces-verbaal zaak 39)
- in de periode van 10 juni 2000 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel, 6 kozijnen
(proces-verbaal zaak 43)
- in de periode van 13 september 2000 tot en met 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel, een aggregaat van het merk Denyo
(proces-verbaal zaak 44)
terwijl verdachte en zijn mededader(s) ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist(en) dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
2.
hij in de periode van 1 november 2000 tot en met 19 februari 2001, te Suwald en te Ryptsjerk, in de gemeente Tytsjerksteradiel, en te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden en elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en andere personen te weten (onder meer) [naam mededader 1] en [naam mededader 2] en [naam mededader 3] en [naam mededader 4], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het stelen van onder meer bouwmaterialen en gereedschappen en cv-ketels en kachels, als bedoeld in artikel 311 lid 1 onder 4 en/of 5 van het Wetboek van Strafrecht en het vervolgens verkopen en/of voorhanden hebben van die gestolen goederen als bedoeld in artikel 417 en/of 416 van het Wetboek van Strafrecht;
3.
hij op 19 februari 2001, te Suwald, in de gemeente Tytsjerksteradiel, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 178 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
(proces-verbaal zaak 22)
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. primair Een gewoonte maken van het plegen van opzetheling.
2. Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
3. Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, het voorlichtingsrapport en het voorlichtingsrapport in het kader van elektronisch toezicht;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de overige op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1 primair, 2 en 3 telastegelegde tot gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.
Ten laste van verdachte heeft de rechtbank bewezen geacht het plegen van gewoonteheling van voornamelijk van bedrijfsinbraken afkomstige bouwmaterialen, het in dat verband deelnemen aan een criminele organisatie, het in het bezit hebben van een niet geringe hoeveelheid cocaïne en ad informandum gevoegd een drietal zaken van vuurwapenbezit alsmede het bezit van een grotere hoeveelheid hennep.
Opvallend is met betrekking tot de gewoonteheling dat verdachte en zijn medeverdachten zich op professionele wijze hoofdzakelijk hadden gespecialiseerd in het helen respectievelijk stelen van goederen die in de bouw bruikbaar waren. Het ging hen om nieuwe althans vrijwel nieuwe materialen die dan ook bij voorkeur werden weggenomen uit nog in aanbouw zijnde gebouwen. Zij beschikten kennelijk over de voor deze modus operandi benodigde know-how en goede afzetkanalen. Onmisbaar was daarbij het door verdachte beschikbaar stellen voor tussenopslag van de schuur van zijn grote Friese boederij.
Mede door zijn handelen is enorme schade toegebracht aan een groot aantal bedrijven.
De rechtbank neemt verdachtes handelen hoog op, niet in de laatste plaats omdat verdachte het ontoelaatbare van zijn handelen in het geheel niet wil inzien en hij zijn rol voortdurend tracht te minimaliseren.
Met betrekking tot de bepaling van de strafmaat neemt de rechtbank in haar overwegingen uitdrukkelijk mee dat verdachtes persoonlijke omstandigheden door een buitengewoon ernstig hem overkomen ongeluk verre van rooskleurig zijn. Verdachte zal nog langdurig onder zware medische behandeling blijven en ernstig gehandicapt door het leven moeten gaan.
Niettemin ziet de rechtbank alles afwegend geen aanleiding om een gedeeltelijk voorwaardelijke straf op te leggen en zal zij een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen van aanmerkelijke duur, zij het mede door de hiervoor gereleveerde persoonlijke omstandigheden van enigszins kortere duur dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank acht de inbeslaggenomen oefenprojectiel, 13 stuks voorschakelapparatuur, 9 assimilatielampen, 1 bouwlamp, 2 losse assimilatielampen, 3 ventilators, 1 plastic zak met electrische kabels, 2 groene tonnen met 13 assimilatielampen en 1 ventilator op poot vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met betrekking tot deze voorwerpen strafbare feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
[Slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1 primair, proces-verbaal zaak 9, telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering, die wordt betwist, niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b, 36c, 57, 140, 416 en 417 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen oefenprojectiel, 13 stuks voorschakelapparatuur, 9 assimilatielampen, 1 bouwlamp, 2 losse assimilatielampen, 3 ventilators, 1 plastic zak met electrische kabels, 2 groene tonnen met 13 assimilatielampen en 1 ventilator op poot.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1]niet ontvankelijk is in de vordering en dat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Bepaalt dat deze benadeelde partij en verdachte ieder de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.S. Wegener Sleeswijk, voorzitter, mr. G.M. Meijer-Campfens en mr. I.M. Dölle, rechters, bijgestaan door mr. P.T.M. van der Lelie, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 augustus 2001.
Mr. Meijer-Campfens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.