3. In het deskundigenbericht - het onderdeel dat opgesteld is door Prof. mr. A. van Hall - staat onder meer het volgende vermeld:
"(...)
Tussenconclusie
7. Ik sluit mijn inleidende deel met een enkele conclusie af. Allereerst deze: het volgen van de peilen van een (voorlopig) peilbesluit alleen ontslaat de waterbeheerder er niet van zich de nadelige gevolgen van dat beheer jegens bepaalde burgers of bedrijven aan te trekken (zie AB 1996, 166 en veel eerder AB 1990, 335). Vervolgens: de onrechtmatigheid kan liggen in een - gezien het stelsel van de Awb - incompleet peilbesluit, of in een op grond van een op zich rechtmatig peilbesluit onzorgvuldig feitelijk handelen. Water gedraagt zich meestal nogal voorspelbaar (zeker in polders) en beheerders mogen erop worden aangesproken, dat ze zich de gerechtvaardigde belangen van burgers en bedrijven aantrekken. De onderhavige casus gaat niet om noodsituaties van vernatting (vaak overmacht) en ook niet om de natuurlijk klink (wat daarvan qua aansprakelijkheid ook zij.) Deze casus gaat om een te grote drooglegging (uiteindelijk ten gunste van het landbouwbelang), waarbij schade aan gebouwen onvoldoende is meegewogen, althans te weinig heeft geleid tot efficiënte compenserende waterstaatkundige maatregelen.
(...)
De casus Waterschap - [eiser]: technische feiten
8. (...)
De feiten waarvan ik uitga, zijn hiervoor door collega Van den Akker beschreven. Algemene conclusie van zijn bevindingen is:
- dat de funderingspalen droog staan, in een bandbreedte zoals ook beschreven in het onderzoeksrapport van dr. ir. J. van de Graaf (TUD)
(...)
Juridische kwalificatie van de feiten
9. (...)
Gelezen hetgeen ik hierboven stelde kan iets gezegd worden over het standpunt van [eiser] (pag. 2 vonnis d.d. 18.8.1999).
- 3.3. : niet te weerleggen stelling (juridisch correct derhalve)
- 3.4. : idem: juridisch correct
- 3.10 : geen resultaatsverplichting
- 3.11 : hoefde [eiser] ook niet
- 3.12 : * geen pseudo-aansprakelijkheid
* twee momenten voor actie waterschap:
1) bij voorbereiding peilbesluit (art. 3:2 Awb)
2) na klacht: onderzoek en alsnog maatregelen (art. 40 Wwh of art. 162 BW: zie Kaagman 1999)
Hoe is de beoordeling van het standpunt van het waterschap:
- 4.2 : maatregelen vergaand onvoldoende, risico voor waterschap (stelling waterschap dus onjuist)
- 4.3. : watersysteembeheer impliceert feitelijke beïnvloeding grondwaterpeil (idem)
* kade-aanleg kan wel degelijk waterschapstaak zijn als compenserende maatregel
* peilbesluit hoeft niet onrechtmatig te zijn, zolang waterschap zich de gerechtvaardigde belangen van burgers voldoende aantrekt
- 4.6 : op zich correct, maar inspanningen gaan inmiddels verder dan vóór 1990
- 4.12 : is het waterschap zelf ooit onder de woning gaan waarnemen: ik heb daar twijfels over (onvolledig onderzoek: zie AB 1997, 332).
Conclusie: het waterschap heeft jegens [eiser] onrechtmatig gehandeld hetgeen deze overheid - gezien het feitencomplex - toegerekend kan worden. Het causaal verband is evident aanwezig. Het waterschap is aansprakelijk voor de door [eiser] geleden schade. De mate van onzorgvuldigheid is, zowel vanuit bestuursrechtelijk als uit civielrechtelijk oogpunt bezien, groot. Ondanks herhaalde uitingen aan de zijde van [eiser] dat de schade toenam, is hierop onvoldoende gereageerd door het waterschap. Dat nalaten van corrigerend of mitigerend optreden aan de zijde van het waterschap, mag hem worden toegerekend. Ik zie, gelezen de ontwikkelingen in regelgeving en jurisprudentie, geen aanleiding voor de opvatting van het waterschap dat er geen aansprakelijkheid zou bestaan, omdat er een geldig peilbesluit was en er een (in de praktijk gebleken niet werkend!) hoogwatercircuit is aangelegd. Ik zie, gezien de opstelling van [eiser], geen aanleiding voor de stelling dat een deel van de schade bij [eiser] zou moeten blijven liggen. De rechtbank zou zich - bij bewezen geachte onrechtmatigheid - kunnen buigen over de vraag in hoeverre [eiser] genoegen moet nemen met een waterstaatkundige oplossing. Die neemt risico's voor verdere rotting weg, mits het (grond)waterpeil adequaat beheerd wordt. De te weinig daadkrachtige houding van het waterschap, waardoor het voor de woning van [eiser] nadelinge proces sluipenderwijs door kon gaan (voorzover [eiser]'s ingrijpen dat niet heeft voorkomen), zou evenzeer de stelling kunnen opleveren dat de compensatie in een (overigens veel kostbaarder) bouwkundige - en definitieve - oplossing gezocht moet worden. Overigens is het de vraag of er zo'n "subjectivering naar boven" in het aansprakelijkheidsrecht bruikbare motieven kunnen worden gevonden.
(...)
Beantwoording van de vragen
10. Vraag h: naar mijn oordeel is het waterschap vergaand onzorgvuldig opgetreden.
(...)
Eindconclusie
11. In deze specifieke zaak is het waterschap technisch en - als gevolg daarvan ook - juridisch onvoldoende adequaat opgetreden. Ik laat in het midden of het waterschap alleen moet instaan voor een afdoende (en ten eeuwigendage voortdurende) waterstaatstechnische oplossing of ook voor een bouwkundige ingreep bij en onder de fundamenten. In ieder geval lijkt mij dat geleden en mogelijk nog te lijden schade, bij staat en na taxatie op te maken, door het waterschap moet worden vergoed. Mij lijkt het tevens niet wel denkbaar dat de deskundigenkosten c.a. die [eiser] door de jaren heen heeft gemaakt, voor zijn rekening blijven."