Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector handelsrecht
Uitspraak: 4 april 2001
Zaaknummer: 35627 HA/ZA 99/568
VONNIS
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
de besloten vennootschap
INTERLANDEN SPREIGROEP B.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur: mr. D.K. Greveling
[gedaagde],
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur: mr. J. Winnips.
De zaak is bij dagvaarding van 6 juli 1999 aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
conclusie van eis van de zijde van eiseres (in het vervolg: Interlanden);
conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie van de zijde van gedaagde (verder, tevens als eiser: [gedaagde]);
conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie van de zijde van Interlanden;
conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie van de zijde van [gedaagde];
conclusie van dupliek in reconventie van de zijde van Interlanden.
Partijen hebben producties overlegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd. De rechtbank wijst vonnis op het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden.
In conventie en reconventie
1. De vordering van Interlanden in conventie strekt er toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde] zal veroordelen tot betaling van een bedrag ad ƒ 53.554,03, met rente en kosten;
2. [Gedaagde] heeft tegen de vordering in conventie verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van Interlanden in de kosten van het geding en tevens bij conclusie van eis in reconventie gevorderd, dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
de tussen partijen gesloten overeenkomst met betrekking tot het bezorgen van bladen te ontbinden respectievelijk ontbonden te verklaren;
Interlanden te veroordelen tot betaling van een bedrag ad ƒ 54.931,25, met rente en kosten.
3. Interland heeft tegen de vordering in reconventie verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
4. Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
4.1.Interlanden heeft in de maanden maart tot en met oktober 1998 in opdracht en voor rekening van [gedaagde] het blad “De Noordwesthoek” bezorgd in diverse plaatsen.
Het standpunt van Interlanden
5. Interlanden stelt uit hoofde van genoemde bezorging een bedrag ad ƒ 47.037,38 te vorderen te hebben, zijnde het totaal aan openstaande facturen over voormelde periode. Op grond van toepasselijke algemene voorwaarden dient dit bedrag vermeerderd te worden met de vervallen wettelijke rente vanaf 14 dagen na de factuurdatum tot 18 juni 1999, zijnde een bedrag ad ƒ 2.480,=, alsmede met een bedrag aan buitengerechtelijke kosten ad ƒ 4.035,90. Interlanden betwist dat klachten van [gedaagde] over de bezorging ontbinding van de overeenkomst zouden rechtvaardigen.
Zij verweert zich voorts tegen de tegenvordering van [gedaagde] door te stellen, dat zij niet is tekortgeschoten in de nakoming van haar verbintenissen en dat aansprakelijkheid volgens tussen partijen geldende algemene voorwaarden is uitgesloten, dan wel uit dien hoofde bestaande vorderingen zijn verjaard.
Het standpunt van [gedaagde]
6. [Gedaagde] stelt dat de bezorging door Interlanden vanaf het begin slecht is uitgevoerd en dat, ondanks dat [gedaagde] daartoe gelegenheid heeft gegeven, verbetering niet is opgetreden. Interlanden is dusdanig tekort geschoten in de nakoming van de verbintenis dat de tussen partijen bestaande overeenkomst dient te worden ontbonden. [Gedaagde] stelt door de tekortkomingen van Interlanden een schade van ƒ 49.937,50 te hebben geleden, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten ad ƒ 4.993,75.
Beoordeling van het geschil
7. [Gedaagde] heeft ter illustratie van de tekortkomingen van Interlanden niet meer dan een overzicht van bezorgklachten overgelegd die betrekking heeft op week 34 van het jaar 1997. Deze week valt echter buiten de periode waar deze procedure betrekking op heeft.
Ook de klacht van [gedaagde] over onjuiste facturering door Interlanden betreft het jaar 1997 en valt dus buiten deze procedure.
De stelling van Interlanden, dat zij op 1.452.000 bezorgingen in de eerste 44 weken van het jaar 1998 slechts 140 klachten heeft ontvangen, is niet dan wel onvoldoende weersproken. [Gedaagde] heeft hiertegenover zijn stelling slechts herhaald en opnieuw verwezen naar het reeds overgelegde overzicht van klachten met betrekking tot week 34 van 1997.
Bij repliek in conventie/antwoord in reconventie heeft Interlanden een brief d.d. 26 maart 1998 van Interlanden aan [gedaagde] overgelegd, waarin voor zover van belang het volgende staat te lezen:
“Net als in week 12 jl. ontvingen wij wederom het bericht van onze chauffeur dat u te weinig kranten heeft laten drukken bij het Friesch dagblad in Leeuwarden voor deze week. (13) Op 17 maart jl. hebben wij u een schrijven doen toekomen waarin de te drukken aantallen worden vermeld, er zijn echter 400 te weinig kranten gedrukt derhalve is onze chauffeur niet in staat geweest om Wanswerd en een gedeelte van Birdaard aan te leveren, (…)
Voorts heeft Interlanden bij dezelfde conclusie een brief d.d. 16 april 1998 van Interlanden aan [gedaagde] overgelegd, waarin voor zover van belang het volgende staat te lezen:
“Wederom zijn er controles uitgevoerd omtrent de bezorging van de Noordwesthoek. (…) De controles zijn positief op de Breggeleane 72 en 64 na, deze bezorger heeft een ernstige waarschuwing gekregen. Daar wij van u geen klachten omtrent de bezorging hebben ontvangen en doordat de controles positief zijn gaan wij ervanuit de verspreiding correct verloopt.”
De inhoud van deze brieven zijn van de zijde van [gedaagde] niet weersproken, noch van enig commentaar voorzien.
8. Gelet op hetgeen hiervoor onder 7. is overwogen, komt de rechtbank tot het oordeel, dat in het licht van hetgeen Interlanden in deze procedure heeft aangevoerd, [gedaagde] zijn standpunt omtrent de tekortkomingen van Interlanden en de daardoor geleden schade onvoldoende heeft onderbouwd. Bovendien heeft [gedaagde] van de aan zijn verweer en vorderingen ten grondslag gelegde, maar door Interlanden weersproken stellingen onvoldoende specifiek bewijs aangeboden. Het algemene bewijsaanbod aan het slot van zijn conclusies acht de rechtbank als zodanig onvoldoende.
9. Aldus komt de rechtbank tot het oordeel, dat de vordering in conventie van Interlanden als onvoldoende gemotiveerd bestreden voor toewijzing vatbaar is, inclusief de rente, en voorts, dat de vorderingen in reconventie van [gedaagde] als onvoldoende onderbouwd dienen te worden afgewezen.
10. Onweersproken is dat Interlanden incassokosten heeft gemaakt. Het gevorderde bedrag zal de rechtbank echter ambtshalve matigen tot een bedrag ad ƒ 2.200,= (overeenkomstig het bedrag behorende bij 2 punten volgens het geldende liquidatietarief), nu gesteld noch gebleken is, dat de door Interlanden gemaakte kosten hoger zijn.
11. [Gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
veroordeelt [gedaagde] tegen kwijting aan Interlanden te betalen ƒ 51.718,13 (zegge: eenenvijftigduizend zevenhonderdachttien gulden en dertien cent), vermeerderd met wettelijke rente over ƒ 47.037,38 vanaf 18 juni 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Interlanden begroot op ƒ 1.145,90 aan verschotten en ƒ 2.200,= aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Interlanden begroot op ƒ 1.100,= aan salaris procureur;
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. F. Koster en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 4 april 2001.