ECLI:NL:RBLEE:2001:AB0911

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
28 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
42499 HA/ZA 00-823 (VR)
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling en opheffing van conservatoire beslagen in een huurgeschil

In deze zaak, die voor de Rechtbank Leeuwarden is behandeld, hebben de besloten vennootschappen Beheer en Beleggingsmaatschappij Schikro B.V. en Kooistra's Kledinghuis Leeuwarden Dokkum B.V. een vordering ingesteld tegen twee gedaagden in het kader van een huurgeschil. De eiseressen vorderen betaling van een bedrag van € 81.257,27, vermeerderd met wettelijke rente, alsook de proceskosten. De gedaagden hebben verweer gevoerd en in reconventie gevorderd de opheffing van conservatoire beslagen die op hun roerende zaken zijn gelegd. De zaak is aanhangig gemaakt na beslaglegging op 31 augustus 2000 en partijen zijn verschenen voor de rechtbank. Tijdens de procedure zijn verschillende processtukken gewisseld, waaronder conclusies van eis en antwoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseressen hun vordering baseren op een overeenkomst tot huurbeëindiging en betalingen die zijn gedaan aan de gedaagden. De gedaagden betwisten echter dat zij enige betalingen hebben ontvangen en stellen dat de conservatoire beslagen ten onrechte zijn gelegd. De rechtbank heeft de eiseressen toegelaten tot bewijslevering van de gestelde betalingen en heeft bepaald dat het verhoor van getuigen zal plaatsvinden voor rechter mr. R. Giltay. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor opgave van verhinderdata van de betrokken partijen en getuigen.

De rechtbank heeft in afwachting van de bewijslevering iedere verdere beslissing aangehouden en bepaald dat hoger beroep tegen dit vonnis niet eerder kan worden ingesteld dan tegelijk met het hoger beroep tegen het eindvonnis. Dit vonnis is gewezen op 28 maart 2001 en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter.

Uitspraak

Uitspraak: 28 maart 2001
Zaaknummer: 42499 HA/ZA 00-823 (VR)
VONNIS
van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige handelskamer, in de zaak van:
1. de besloten vennootschap
BEHEER EN BELEGGINGSMAATSCHAPPIJ SCHIKRO B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOOISTRA'S KLEDINGHUIS LEEUWARDEN DOKKUM B.V.,
gevestigd te Leeuwarden,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
procureur: mr. O.A. van Oorschot,
tegen
1. [gedaagde 1],
wonende te [woonplaats],
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
procureur: mr. P.R. van den Elst,
advocaat: mr. J. Smit te Groningen.
PROCESGANG
De zaak is na beslaglegging bij dagvaarding van 31 augustus 2000 in het versneld regime aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
- conclusie van eis aan de zijde van eisers (ook aan te duiden als: Schikro en Kooistra's);
- conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie aan de zijde van gedaagden (ook aan de duiden als: [gedaagden]).
Bij vonnis van 22 november 2000 is vervolgens een comparitie bepaald. Deze heeft op verzoek van partijen geen doorgang gevonden. Schikro en Kooistra's hebben vervolgens een akte overlegging producties en vermeerdering van eis genomen, tevens conclusie van antwoord in reconventie. [gedaagden] hebben een antwoord-akte genomen.
Schikro en Kooistra's hebben producties overgelegd. Partijen hebben vonnis gevraagd. Op basis van het griffiedossier (de inhoud daarvan dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd) wordt vonnis gewezen.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De vordering.
1.1. De vordering van Schikro en Kooistra's strekt er -na vermeerdering van eis- toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagden] veroordeelt, des dat de één betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan Schikro en Kooistra's tegen deugdelijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van ¦ 81.257,27, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 1999 tot de dag der voldoening en met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, die van het beslag daaronder begrepen.
1.2. [gedaagden] hebben verweer gevoerd tegen de vordering met conclusie tot niet-ontvankelijkverklaring van Schikro en Kooistra's in hun vordering, althans hun deze te ontzeggen met veroordeling van Schikro en Kooistra's in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
1.3. In reconventie hebben [gedaagden] gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair: op te heffen de conservatoire beslagen op roerende zaken, op de aandelen in de besloten vennootschap De Scheen Technical Support B.V. met als handelsnaam Waterworld International B.V., onder de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., onder de naamloze vennootschap ING Bank N.V., onder de Stichting Derdengelden mr. W.L.R. Schuurmans c.s. Advocaten te Roden en onder de besloten vennootschappen Tunbridge Holding B..V., Sarabel Trading International B.V., Class International B.V., Packing & Handling International B.V., Frival Market Development Companing B.V. en B & S International B.V., gevestigd te Delfzijl;
subsidiair: [gedaagden] te gebieden de vorenbedoelde conservatoire beslagen binnen 2 x 24 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis op te heffen, op straffe van een dwangsom van ¦ 1000,== voor iedere dag of deel daarvan dat [gedaagden] geheel of gedeeltelijk daarmee in gebreke blijven, een en ander met veroordeling van Schikro en Kooistra's in de proceskosten.
1.4. In reconventie hebben Schikro en Kooistra's verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het gevorderde met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
in conventie en in reconventie:
2. De feiten.
2.1. Schikro heeft enkele jaren de onroerende zaak aan de [adres + woonplaats gedaagden] verhuurd aan [gedaagde 2], de partner van [gedaagde 1]. Begin 1999 zijn Schikro en [gedaagde 2] overeengekomen dat [gedaagde 2] de onroerende zaak uiterlijk 1 augustus 1999 zou verlaten en ontruimen en weer ter beschikking zou stellen van Schikro. In verband hiermee is op 26 mei 1999 een schriftelijke overeenkomst tot huurbeëindiging opgesteld (overeenkomst A) die is ondertekend door P. Sienema, directeur van Schikro en [gedaagde 2]. Eveneens op 26 mei 1999 is een schriftelijke beëindigingsovereenkomst opgesteld (overeenkomst B), ondertekend door P. Sienema en [gedaagde 2]. In laatstbedoelde overeenkomst is (onder meer) opgenomen dat voor de ontruiming in totaal een bedrag van ¦ 70.000,== wordt betaald, waarvan ¦ 20.000,== na tekening van de opzegging bij door de notaris gemaakte akte (overeenkomst A).
3. De standpunten van partijen.
3.1. Schikro en Kooistra's baseren hun vordering kort samengevat op het navolgende.
Op grond van overeenkomst B heeft Kooistra's namens Schikro een totaal-bedrag van ¦ 70.000,== aan [gedaagde 1] betaald. Op 26 mei 1999 werd namelijk een bedrag van ¦ 20.000,== betaald, terwijl op 25 juni 1999, 25 juni 1999, 6 juli 1999, 10 juli 1999 en 31 juli 1999 telkens bedragen van ¦ 10.000,== werden betaald. Betaling vond plaats in het gerechtvaardigde vertrouwen dat [gedaagden] de gemaakte afspraak zouden nakomen, te weten vertrek uit de onroerende zaak. Na augustus 1999 bleek echter dat hiervan geen sprake meer kon zijn omdat [gedaagde 1] er op slinkse en onrechtmatige wijze voor heeft zorggedragen dat de onroerende zaak uit het vermogen van Schikro werd gebracht en doorverkocht aan een derde. Het bedrag van ¦ 70.000,== is derhalve ten onrechte betaald. Nu [gedaagden] tekortgeschoten zijn, althans onrechtmatig handelden jegens Schikro, althans Kooistra's, hebben zij recht en belang bij terugbetaling van het bedrag van ¦ 70.000,==. Behalve dit bedrag vorderen zij -na vermeerdering van eis- beslagkosten en buitengerechtelijke incassokosten.
3.2. [gedaagden] betwisten dat zij enig bedrag hebben ontvangen van Schikro en/of Kooistra's, laat staan een bedrag van ¦ 70.000,==. Indien al betalingen zouden hebben plaatsgevonden heeft Kooistra's geen vordering op [gedaagden], doch op Schikro nu Kooistra's kennelijk namens Schikro betaalde. Schikro heeft niet betaald aan [gedaagden] zodat ook zij geen vordering heeft op [gedaagden]. Nu Schikro en Kooistra's geen vordering hebben op [gedaagden] zijn de diverse conservatoire beslagen ten onrechte gelegd; zij vorderen in reconventie opheffing van die beslagen en stellen dat de kosten van de beslagen voor rekening van Schikro en Kooistra's dienen de blijven.
4. De beoordeling.
4.1. Uitgegaan zal worden van de vermeerderde eis nu [gedaagden] zich niet hebben verzet tegen de vermeerdering van eis.
4.2. [gedaagden] hebben gemotiveerd betwist dat zij het door Schikro en Kooistra's gevorderde bedrag ontvangen hebben. Dit impliceert dat Schikro en Kooistra's bewijs van de gestelde betaling moeten bijbrengen. Het bewijs van de betaling is niet reeds geleverd door de kopieën van bewijsstukken die Schikro en Kooistra's in het geding hebben gebracht. Uit deze bewijsstukken blijkt slechts dat op de dagen dat Schikro en Kooistra's stellen betalingen te hebben gedaan aan [gedaagden], kasopnames hebben plaatsgevonden door Kooistra's voor de bedragen ten aanzien waarvan zij stelt deze te hebben betaald aan [gedaagden]. Deze kasopnames impliceren evenwel niet dat ook betaling aan [gedaagden] plaatsvond.
4.3. Het verweer van [gedaagden] dat Schikro geen vordering heeft op hen gaat niet op. Indien juist is dat Kooistra's de gestelde betalingen namens Schikro deed, is Schikro gerechtigd de bedragen van [gedaagden] terug te vorderen indien blijkt dat betaling ten onrechte plaatsvond.
4.4. De rechtbank zal bepalen dat hoger beroep tegen dit vonnis niet eerder zal kunnen worden ingesteld dat tegelijk met hoger beroep tegen het te wijzen eindvonnis.
4.5. In afwachting van de bewijslevering wordt iedere verdere beslissing aangehouden.
BESLISSING
de rechtbank:
in conventie en in reconventie:
laat Schikro en Kooistra's toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waarop kan worden gebaseerd dat op 26 mei 1999 een bedrag van ¦ 20.000,== is betaald aan [gedaagde 1] en dat op 25 juni 1999, 25 juni 1999, 6 juli 1999, 10 juli 1999 en op 31 juli 1999 bedragen van telkens ¦ 10.000,== zijn betaald aan [gedaagde 1].
bepaalt dat indien bewijs wordt aangedragen door getuigen het verhoor zal plaatsvinden ten overstaan de rechter mr. R. Giltay, op een door deze nader te bepalen dag en uur in een van de zalen van het Gerechtsgebouw, Zaailand 102 te Leeuwarden;
verwijst de zaak naar de rol van 11 april 2001 voor opgave van verhinderdata van de procureurs, respectievelijk de advocaten van partijen, partijen en van de op te roepen getuigen, zulks conform artikel 9.2 van het landelijk rolreglement;
bepaalt dat hoger beroep tegen dit vonnis niet dan tegelijk met dat tegen het te wijzen eindvonnis kan worden ingesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 28 maart 2001
fn 108.