ECLI:NL:RBLEE:2001:AB0910

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
14 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
35695 HA ZA 99-585
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid artiestenbureau voor schade door omgewaaide feesttent tijdens optreden

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Leeuwarden, stond de aansprakelijkheid van een artiestenbureau centraal na het omwaaien van een feesttent tijdens een optreden van de Friese muziekgroep De Kast. De Kast had een overeenkomst gesloten met het artiestenbureau voor een optreden op 13 september 1997. De tent, die door een derde partij was geplaatst, werd op die dag getroffen door een windhoos, wat leidde tot schade aan de apparatuur van De Kast en het annuleren van het optreden. De Kast vorderde schadevergoeding van het artiestenbureau, stellende dat het bureau tekort was geschoten in de nakoming van de overeenkomst door onvoldoende voorzorgsmaatregelen te treffen.

De rechtbank oordeelde dat het artiestenbureau aansprakelijk was voor de schade, omdat het niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeiden uit de overeenkomst. De rechtbank verwierp het beroep op overmacht van het artiestenbureau, omdat het KNMI op de dag van het optreden had gewaarschuwd voor zware windstoten. De rechtbank concludeerde dat het artiestenbureau, door geen extra maatregelen te nemen, toerekenbaar tekort was geschoten. De vorderingen van De Kast werden toegewezen, inclusief schadevergoeding en wettelijke rente.

De rechtbank ontbond de overeenkomst tussen De Kast en het artiestenbureau en veroordeelde het artiestenbureau tot betaling van een schadevergoeding van ƒ 21.275,00 aan De Kast, alsook ƒ 84.190,00 aan de andere eisers, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank wees ook de vordering tot vergoeding van expertisekosten toe, maar wees de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten af, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. De uitspraak werd gedaan op 14 maart 2001.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector handelsrecht
Uitspraak: 14 maart 2001
Zaak-/Rolnummer: 35695 HA ZA 99-585
VONNIS
van de enkelvoudige handelskamer in de zaak van:
1. de besloten vennootschap
DE KAST B.V.,
gevestigd te Veenwouden,
2. de naamloze vennootschap
HANNOVER INTERNATIONAAL INSURANCE N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap
NEDERLANDSE ASSURADEUREN GROEP B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisers,
procureur: mr. G. Rol,
tegen
de besloten vennootschap
B. VIP M. NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
procureur: mr. G. Machiels,
advocaat: mr. P.M. Wilmink te Arnhem.
PROCESGANG
Na beslaglegging is de zaak bij dagvaarding van 13 juli 1999 aanhangig gemaakt. Partijen zijn verschenen. In de procedure zijn de volgende processtukken gewisseld:
conclusie van eis van de zijde van eisers (in het vervolg: De Kast c.s.);
incidentele conclusie tot vrijwaring van de zijde van gedaagde (verder: het artiestenbureau);
incidentele conclusie van antwoord van de zijde van De Kast c.s.;
en vervolgens, nadat de rechtbank bij vonnis in het incident, uitgesproken op 2 februari 2000, het artiestenbureau heeft toegestaan de Oranjevereniging Echten-Delfstrahuizen en Omstreken in vrijwaring te doen dagvaarden:
conclusie van antwoord van de zijde van het artiestenbureau;
conclusie van repliek van de zijde van De Kast c.s.;
conclusie van dupliek van de zijde van het artiestenbureau.
Partijen hebben producties overlegd. Ten slotte is door partijen vonnis gevraagd. De rechtbank wijst vonnis op het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden.
De vrijwaringszaak bevindt zich nog niet in staat van wijzen.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De vordering
De vordering van De Kast c.s. strekt er toe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. de overeenkomst van 2 augustus 1996 tussen eiseres sub 1 (hierna te noemen: De Kast) en het artiestenbureau ontbindt, met veroordeling van het artiestenbureau om aan De Kast tegen kwijting te voldoen een bedrag van ƒ 21.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
II het artiestenbureau veroordeelt tot betaling aan eisers sub 2 en 3 van een bedrag van
ƒ 78.691,00 wegens schadevergoeding en een bedrag van ƒ 5.499,00 wegens expertisekosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
III het artiestenbureau veroordeelt tot betaling van de wettelijke rente ad ƒ 10.541,16 aan De Kast c.s.;
IV het artiestenbureau veroordeelt tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten ad
ƒ 6.558,30 aan De Kast c.s.;
V het artiestenbureau veroordeelt in de kosten van de procedure, de kosten van het beslag daaronder begrepen;
subsidiair
VI voor recht verklaart dat het artiestenbureau onrechtmatig heeft gehandeld jegens De Kast c.s. en haar veroordeelt om tegen behmorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van ƒ 21.275,00 aan De Kast en ƒ 84.190,00 aan eisers sub 2 en 3, vermeerderd met de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van het artiestenbureau in de kosten van het geding, de kosten van het beslag daaronder begrepen.
Het artiestenbureau heeft tegen de vordering verweer gevoerd met conclusie tot afwijzing van de vordering en tot veroordeling van De Kast c.s. in de kosten van het geding.
2. Vaststaande feiten
Tussen partijen staat als gesteld en niet of onvoldoende betwist, alsmede op grond van de niet-betwiste inhoud van de overgelegde producties onder meer het volgende vast:
2.1 Op 2 augustus 1996 is het artiestenbureau met De Kast -een uit vijf man bestaande Friese muziekgroep- overeengekomen dat laatstgenoemde op 13 september 1997 een optreden zal verzorgen in een feesttent te Echtenerbrug. Deze zogenoemde uitkoopovereenkomst is op schrift gesteld.
2.2 De algemene leveringsvoorwaarden van De Kast zijn op de overeenkomst van toepassing verklaard.
2.3 In art. 3 van de algemene voorwaarden -voor zover hier van belang- is bepaald:
De opdrachtgever garandeert dat
(…)
b. de veiligheid van de musici en technici ten allen tijde door hem gewaarborgd is en indien v.o.f. De Kast daarom verzoekt dranghekken en ordedienst aanwezig zijn; dranghekken rondom het bedieningspaneel voor de geluidsapparatuur in de lokaliteit is ten allen tijde verplicht.
c. op de plaats van optreden een stevig podium aanwezig is dat voldoende ruimte biedt aan De Kast en optredens-attributen waarop zonder gevaar voor schade en stroomstoringen kan worden opgetreden (…).
In art. 11 van de algemene voorwaarden -voor zover hier van belang- is bepaald:
* De opdrachtgever is aansprakelijk voor schade of verlies van optredens-attributen met uitzondering van grove nalatigheid door De Kast en vrijwaart v.o.f. De Kast voor schadeclaims van derden.
* De opdrachtgever is aansprakelijk voor schade aan apparatuur veroorzaakt door een optredende storing in de stroomvoorziening voor, tijdens of na afloop van de voorstelling (…)
2.4 Het optreden van De Kast zou plaatsvinden tijdens de slotavond van een feestweek, die door de Oranjevereniging Echten-Delfstrahuizen en Omstreken (verder te noemen: de Oranjevereniging) werd georganiseerd. De feestweek duurde van 6 tot en met 13 september 1997.
2.5 De Oranjevereniging heeft de vennootschap onder firma Steenge Tentenverhuur te Odoorn opdracht gegeven om een feesttent op het evenemententerrein te plaatsen. Steenge heeft vervolgens Y. van Kammen Tentenverhuur en Cateringbedrijven te Oosternijkerk ingeschakeld om een gedeelte van de tent te plaatsen. Het andere gedeelte is door Steenge geplaatst. De feesttent had een totale lengte van ongeveer 100 m.
2.6 De tent van Van Kammen bestond uit een spantenconstructie, die was geplaatst op houten balken. De voetplaten van de constructie waren verankerd door middel van lange metalen pennen, die machinaal in de grond zijn getrild. In een voetplaat kunnen in totaal zes pennen worden gestoken. De tent van Steenge was op een andere wijze geconstrueerd.
2.7 Het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KNMI) heeft op 13 september 1997 vanaf 16.09 uur gewaarschuwd voor buien met mogelijk onweer en zware windstoten.
2.8 Omstreeks 20.00 uur is het gedeelte van de feesttent, dat door Van Kammen is geplaatst, door een windhoos vernield. De tent is over een lengte van 70 meter opgetild, over de kop geslagen en vervolgens ingestort. Het overige gedeelte van de tent is blijven staan.
2.9 Het optreden van De Kast heeft door het instorten van de tent geen doorgang gevonden. De apparatuur van De Kast, die ten tijde van de windhoos al op het podium in de tent stond, is zwaar beschadigd geraakt.
2.10 Het hoofd van de Klimatologische Dienst van het KNMI heeft -voor zover hier van belang- op 1 oktober 1997 als volgt over de windhoos gerapporteerd:
Rond 19.45 uur naderde te Delfstrahuizen vanuit het westen een bui die gepaard ging met zeer donkere lucht. Daarna begon de wind sterk toe te nemen tot extreme waarden. Een precieze schatting van de opgetreden windsnelheden valt niet te geven. Op het dichtstbijgelegen KNMI-station Stavoren werd tussen 19.00 en 20.00 uur een gemiddeld uurlijkse windsnelheid bereikt van ca. 11 m/s. De windsnelheid tijdens de sterkste stoten was daar ca. 21 m/s. Afgaande op diverse verklaringen van autoriteiten en getuigen en het overzicht dat KNMI meteorologen op grond hiervan hebben samengesteld, komt het KNMI tot de conclusie dat de in Delfstrahuizen opgetreden windsnelheden aanmerkelijk hoger zullen hebben gelegen. Er was sprake van een extreme en dus zeldzame situatie.
2.11 De technische recherche van de politie Fryslân heeft op 14 september 1997 een onderzoek ter plaatse uitgevoerd. Hierbij is geconstateerd dat de grond van het weiland een veenachtige structuur heeft en erg drassig was. Het bleek mogelijk te zijn om een stalen pen met de hand in de grond te drukken en er vervolgens weer met de hand uit te trekken. Voorts is vastgesteld dat de voetankers met één en soms met twee pennen waren vastgezet. Volgens de politie is het omwaaien van de tent te wijten aan de combinatie van harde wind en de manier waarop de tent in de zachte ondergrond was vastgezet.
2.12 Van Kammen heeft tegenover zijn verzekeraar verklaard dat het mogelijk is om het type tent, dat door hem in Echtenerbrug is geplaatst, extra te schoren. Hij houdt de weersverwachting goed in de gaten en wanneer er slecht weer wordt voorspeld wordt een tent door hem van extra schoren voorzien. Hij heeft dat bij de in geding zijnde tent niet gedaan omdat er tijdens de feestweek niet was gewaarschuwd voor slecht weer.
2.13 De schade aan de apparatuur van De Kast bedraagt in totaal ƒ 99.966,00. Eisers sub 2 en 3 hebben hiervan uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst gezamenlijk een bedrag van ƒ 78.691,00 aan De Kast vergoed. Eisers sub 2 en 3 zijn gesubrogeerd in de rechten van De Kast.
3. Het standpunt van De Kast c.s.
3.1 Het artiestenbureau heeft op grond van de uitkoopovereenkomst een veilige locatie gegarandeerd. Dit blijkt uit de artikelen 3b en 3c van de algemene voorwaarden. Het artiestenbureau is, nu de feesttent gedeeltelijk is ingestort, tekort geschoten in de nakoming van de verbintenis.
3.2 De tekortkoming is toerekenbaar. Het KNMI heeft op 13 september 1997 vanaf 16.09 zware windstoten voorspeld. Desondanks heeft Van Kammen geen aanleiding gezien om de tent van extra schoren te voorzien. Bovendien was de tent niet goed vastgezet. Het artiestenbureau is voor hulppersonen en hulpzaken waarvan zij gebruik heeft gemaakt aansprakelijk.
3.3 Het artiestenbureau is op grond van art. 11 van de algemene voorwaarden aansprakelijk voor schade aan of verlies van optredensattributen. Uit de begripsomschrijving blijkt dat het hierbij om een verzamelnaam gaat. Art. 11 tweede volzin bevat een regeling voor schade als gevolg van stroomstoringen en houdt daarom geen beperking van de aansprakelijkheid in.
4. Het standpunt van het artiestenbureau
4.1 De windhoos ging gepaard met extreme windsnelheden en was niet voorzienbaar. Er is daarom sprake van overmacht.
4.2 De Kast c.s. hebben niet aangetoond dat de constructie van de feesttent dan wel de verankering niet goed was.
4.3 De artikelen 3b en 3c van de algemene voorwaarden hebben geen betrekking op de veiligheid van de locatie en zijn daarom niet van belang.
4.4 Op grond van art. 11 van de algemene voorwaarden is het artiestenbureau slechts aansprakelijk voor schade aan of verlies van optredenattributen. Uit art. 11 tweede volzin blijkt dat de apparatuur daar niet onder valt.
Beoordeling van het geschil
5. Het geschil dat partijen verdeeld houdt betreft de vraag of het artiestenbureau toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van haar verbintenis, die voortvloeit uit de overeenkomst van 2 augustus 1996. Nu voor toewijzing van een vordering tot ontbinding van een overeenkomst niet is vereist dat de tekortkoming toerekenbaar is, zal de rechtbank die vordering in ieder geval toewijzen.
Wat betreft de overige vorderingen wordt hierna als volgt overwogen.
6. Tussen partijen is niet in geschil dat het artiestenbureau bij de uitvoering van zijn verbintenis gebruik heeft gemaakt van de hulp van andere personen. Dit brengt mee dat het artiestenbureau voor de gedragingen van deze hulppersonen aansprakelijk is op gelijke wijze als voor eigen gedragingen.
7. Het artiestenbureau stelt zich op het standpunt dat er sprake is van overmacht, zodat de tekortkoming in de nakoming van de verbintenis niet aan haar kan worden toegerekend. Volgens De Kast c.s. echter heeft het artiestenbureau de veiligheid van de locatie gegarandeerd, zodat het artiestenbureau ook in geval van overmacht aansprakelijk is voor de schade die door het instorten van de tent is ontstaan. De rechtbank kan het artiestenbureau volgen in haar stelling dat de artikelen 3b en 3c niet die betekenis hebben, die De Kast c.s. daaraan gehecht willen zien. Art. 3b ziet weliswaar op het onderwerp veiligheid, maar het gaat hierbij gelet op de bewoordingen uitsluitend om de veiligheid van de musici en technici van De Kast in relatie tot het publiek. De rechtbank wijst hierbij met name op het gebruik van de termen dranghekken en ordedienst. Wat betreft art. 3c wordt overwogen dat deze bepaling alleen betrekking heeft op de stevigheid van het podium en niet van de feesttent. De rechtbank verwerpt daarom de stelling dat het artiestenbureau de veiligheid in de door De Kast c.s. bedoelde zin heeft gegarandeerd.
8. Het vorenstaande brengt mee dat beoordeeld moet worden of het artiestenbureau terecht stelt dat het instorten van de tent het gevolg is van overmacht omdat de windhoos niet voorzienbaar was. De rechtbank stelt hierbij voorop dat het enkele feit dat er volgens het KNMI sprake was van een extreme en dus zeldzame situatie op zichzelf onvoldoende is om een beroep op overmacht te kunnen honoreren. Immers, ook in dat geval kan er sprake zijn van een situatie die op zichzelf wel voorzienbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank kan het beroep op overmacht alleen slagen wanneer het artiestenbureau (althans de door haar ingeschakelde hulppersonen) de voorzorgsmaatregelen heeft getroffen die op basis van de beschikbare informatie redelijkerwijs van haar gevergd konden worden en deze maatregelen in verband met de intensiteit van de windhoos achteraf niet voldoende bleken te zijn.
Uit de weerberichten van het KNMI blijkt dat er vanaf 16.09 uur buien met mogelijk zware windstoten werden voorspeld. Hoewel een weerbericht met een dergelijke strekking niet automatisch meebrengt dat rekening moet worden gehouden met een windhoos met windsnelheden als de onderhavige, betekent dit wel dat degene die verantwoordelijk is voor (de bouw van) de feesttent dient na te gaan of de constructie -mede gelet op de wijze van verankering en de ondergrond- voldoende bestand zal zijn tegen de voorspelde windstoten. Nu Van Kammen heeft verklaard dat het extra schoren van de tent mogelijk is en ook gebeurt als er slecht weer op komst is, er zware windstoten werden voorspeld en Van Kammen desondanks geen maatregelen heeft getroffen, is de tekortkoming gelet op de hiervoor omschreven maatstaf niet het gevolg van overmacht. Van Kammen is dus toerekenbaar tekortgeschoten. Aangezien het artiestenbureau niet heeft gesteld dat de schade ook zou zijn ontstaan wanneer Van Kammen wèl alle voorzorgsmaatregelen had getroffen, is volgens vaste rechtspraak het causaal verband tussen het achterwege laten van die maatregelen en de aldus ontstane schade van De Kast c.s. een gegeven.
9. Op grond van art. 6:74 lid 1 BW is de schuldenaar in het geval van een toerekenbare tekortkoming verplicht om de schade, die de schuldeiser daardoor lijdt, te vergoeden. De rechtbank verwerpt het verweer dat het artiestenbureau op grond van art. 11 tweede volzin van de algemene voorwaarden niet aansprakelijk is voor schade aan de muziekapparatuur. In de eerste plaats kan art. 11 bezwaarlijk worden opgevat als een beperking van de aansprakelijkheid van de opdrachtgever nu het om de algemene voorwaarden gaat die door De Kast gebruikt worden. Daarnaast ziet de rechtbank niet in dat schade aan muziekapparatuur op grond van art. 11 tweede volzin alleen vergoed zou hoeven te worden wanneer het om een stroomstoring gaat. Naar haar oordeel gaat het hier om een specifieke regeling voor schade als gevolg van stroomstoringen, zonder dat er sprake is van een beperking van de aansprakelijkheid als bedoeld in art. 11 eerste volzin.
10.1 De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, de vorderingen tot vergoeding van de schade alsmede wettelijke rente daarover toewijzen.
10.2 De vordering tot vergoeding van de expertisekosten is niet betwist en zal daarom eveneens worden toegewezen.
10.3 Wat de buitengerechtelijke incassokosten betreft overweegt de rechtbank dat verrichtingen voorafgaand aan het geding in principe worden gezien als voorbereiding van de gedingstukken en instructie van de zaak. Het is aan de eisende partij om te stellen dat de buitengerechtelijke incassokosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Uit de daarbij te geven specificatie moet blijken dat de verrichtingen meer omvatten dan bijvoorbeeld een enkele aanmaning en dient opgave gedaan te worden van de met de verrichtingen gemoeide aantal uren en het gehanteerde uurtarief. Aan de hiervoor genoemde criteria is niet voldaan. Deze vordering zal daarom worden afgewezen.
11. Gezien het bovenstaande dient het artiestenbureau als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten van De Kast c.s. te worden verwezen, zoals hieronder nader zal worden aangegeven.
BESLISSING
De rechtbank
ontbindt de overeenkomst die op 2 augustus 1996 tussen De Kast en het artiestenbureau is gesloten;
veroordeelt het artiestenbureau tegen kwijting aan De Kast c.s.te betalen ƒ 21.275,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt het artiestenbureau tegen kwijting aan eisers sub 2 en 3 te betalen
ƒ 84.190,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 1999 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt het artiestenbureau tegen kwijting aan De Kast c.s. te betalen ƒ 10.541,16;
veroordeelt het artiestenbureau in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van De Kast c.s. begroot op ƒ 2909.05 aan verschotten en ƒ 8.100,00 aan salaris procureur;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. C.M. Telman en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 14 maart 2001.
fn 85