ECLI:NL:RBLEE:2001:AB0675
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - meervoudig
- C.E.M. Daan-van Brink
- L.A.D. Lindenbergh
- J.G.W. Lootsma-Oude Nijeweme
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot betaling van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
Op 22 maart 2001 heeft de Rechtbank Leeuwarden uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een veroordeelde, geboren in 1965, die momenteel verblijft in PI De Wieling te Leeuwarden. De officier van justitie had een vordering ingediend tot vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door de veroordeelde zou zijn behaald uit verschillende strafbare feiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, op basis van de beschikbare bewijsmiddelen, ƒ 63.863,31 bedraagt. Na aftrek van de vorderingen van benadeelde partijen, die in totaal ƒ 14.018,00 bedroegen, kwam het geschatte voordeel uit op ƒ 49.845,31.
De rechtbank heeft de veroordeelde de verplichting opgelegd om dit bedrag aan de staat te betalen ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarnaast is bepaald dat, indien de veroordeelde niet in staat is om het bedrag volledig te betalen, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 99 dagen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, waarbij de rechters bijgestaan werden door een griffier. De zaak is behandeld op basis van de artikelen 24d en 36e van het Wetboek van Strafrecht, die betrekking hebben op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.