ECLI:NL:RBLEE:2001:AB0354

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
17/080223-00
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken - ontucht en verkrachting van minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Leeuwarden op 1 maart 2001 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen en verkrachting van minderjarigen. De verdachte, geboren in 1947 en thans gedetineerd, werd bijgestaan door advocaat mr. W. Boonstra. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek ter terechtzitting van 15 februari 2001 en de inhoud van de dagvaarding. De telastelegging omvatte meerdere ontuchtige handelingen met drie minderjarige slachtoffers, die allen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren hadden bereikt. De rechtbank achtte de telasteleggingen bewezen, waarbij de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontucht en verkrachting, en sprak hem vrij van het meer of anders telastegelegde.

De rechtbank kwalificeerde de bewezen feiten als ernstige misdrijven, waarbij de verdachte meermalen ontuchtige handelingen had gepleegd en verkrachting had medepleegd. De rechtbank overwoog dat de gepleegde feiten zeer ernstig waren en een grote impact hadden op de slachtoffers, die recht hadden op een ongestoorde ontwikkeling van hun lichamelijke en geestelijke integriteit. De verdachte werd als strafbaar beschouwd, zonder dat er sprake was van enige strafuitsluitingsgrond.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van acht jaren op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waarbij de rechtbank oordeelde dat de vorderingen van de slachtoffers voldoende aannemelijk waren. De rechtbank legde ook verplichtingen op aan de verdachte ten behoeve van de slachtoffers, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 1 maart 2001
Parketnummer: 17/080223-00
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[naam],
geboren op 1947 te [geboortegemeente],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI De Grittenborgh, Kinholtsweg 7, Hoogeveen.
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 februari 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. W. Boonstra, advocaat te Drachten.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1., 2., 3., 4. primair, 5. primair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 2 november 2000 in het arrondissement Leeuwarden en in het arrondissement Alkmaar meermalen met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte ontuchtig zijn penis in de mond van [slachtoffer 1] gebracht en/of zijn penis door voornoemde [slachtoffer 1] in de mond laten nemen en/of zich ontuchtig laten pijpen door voornoemde [slachtoffer 1] en ontuchtig een of meer van zijn vingers en/of een vibrator en/of een dildo in de anus van voornoemde [slachtoffer 1] gebracht en ontuchtig zijn penis door voornoemde [slachtoffer 1] laten betasten en ontuchtig zich door voornoemde [slachtoffer 1] laten aftrekken en ontuchtig de penis van voornoemde [slachtoffer 1] betast en ontuchtig voornoemde [slachtoffer 1] afgetrokken;
2.
hij in de periode van 21 juni 1996 tot en met 20 juni 1999 in het arrondissement Leeuwarden en in het arrondissement Alkmaar meermalen met [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum]), die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 2], hebbende verdachte ontuchtig zijn penis in de mond van [slachtoffer 2] gebracht en/of zijn penis door voornoemde [slachtoffer 2] in de mond laten nemen en/of zich ontuchtig laten pijpen door voornoemde [slachtoffer 2] en ontuchtig zijn vingers en/of een vibrator en/of een dildo in de anus van voornoemde [slachtoffer 2] gebracht en ontuchtig zijn penis door voornoemde [slachtoffer 2] laten betasten en ontuchtig zich door voornoemde [slachtoffer 2] laten aftrekken en ontuchtig de penis van voornoemde [slachtoffer 2] betast en ontuchtig voornoemde [slachtoffer 2] afgetrokken en ontuchtig de penis van voornoemde [slachtoffer 2] in zijn mond genomen en/of ontuchtig voornoemde [slachtoffer 2] gepijpt;
3.
hij in de maand juli 1999, te Den Oever, in de gemeente Wieringen, meermalen met [slachtoffer 3], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 3], hebbende verdachte een dildo en/of een of meer van zijn vingers in de anus van voornoemde [slachtoffer 3] gebracht en/of geduwd en zijn, verdachtes, penis in de mond gebracht van voornoemde [slachtoffer 3] en/of zijn penis door voornoemde [slachtoffer 3] in de mond laten nemen en/of zich laten pijpen door voornoemde [slachtoffer 3] en de penis van voornoemde [slachtoffer 3] betast en/of voornoemde [slachtoffer 3] afgetrokken;
4. primair:
hij in het jaar 1999, te Leeuwarden, in de gemeente Leeuwarden, tezamen en in vereniging met een ander te weten met [mededader 1], door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, zijn, verdachtes, penis door voornoemde [slachtoffer 1] in de mond laten nemen en/of zich laten pijpen door voornoemde [slachtoffer 1] en verdachtes mededader zijn penis in de mond laten nemen door voornoemde [slachtoffer 1] en/of zich laten pijpen door voornoemde [slachtoffer 1] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit het opzettelijk met kracht duwen en/of brengen van het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] naar de penis van verdachtes mededader en uit het opzettelijk, door dwingend taalgebruik, voornoemde [slachtoffer 1] dwingen, zich uit te kleden en verdachtes mededader en verdachte te pijpen, zulks terwijl [slachtoffer 1] duidelijk door zijn lichaamstaal te kennen had gegeven geen seksuele handelingen te willen verrichten en/of uit het opzettelijk, door gebruik te maken van verdachtes fysieke en/of psychische overwicht op voornoemde [slachtoffer 1], brengen van [slachtoffer 1] in een toestand waarin hij zich niet kon of durfde te onttrekken aan bovenomschreven seksuele handelingen;
5. primair
hij in de periode van 1 januari 1999 tot en met 2 november 2000 te Stiens, in de gemeente Leeuwarderadeel, tezamen en in vereniging met een ander te weten met [mededader 2], door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer 1], hebbende verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader, ontuchtig verdachtes penis door voornoemde [slachtoffer 1] in de mond laten nemen en/of ontuchtig zich door voornoemde [slachtoffer 1] laten pijpen en ontuchtig verdachtes mededader zijn penis door voornoemde [slachtoffer 1] in de mond laten nemen en/of ontuchtig zich door voornoemde [slachtoffer 1] laten pijpen en ontuchtig een dildo, in de anus van voornoemde [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd en een of meer van verdachtes mededader zijn vingers in de anus van voornoemde [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd en de penis van verdachtes mededader in de anus van voornoemde [slachtoffer 1] gebracht en/of geduwd en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit het opzettelijk, door dwingend taalgebruik, voornoemde [slachtoffer 1] dwingen, mee te doen aan vorenomschreven seksuele handelingen, zulks terwijl [slachtoffer 1] duidelijk door zijn lichaamstaal te kennen had gegeven voornoemde seksuele handelingen niet te willen verrichten en/of te willen ondergaan en/of uit het opzettelijk, door gebruik te maken van verdachtes fysieke en/of psychische overwicht op voornoemde [slachtoffer 1], brengen van die [slachtoffer 1] in een toestand waarin hij zich niet kon of durfde te onttrekken aan bovenomschreven seksuele handelingen;
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
2. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
3. Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt ontuchtige handelingen plegen die mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
4. primair: Medeplegen van verkrachting.
5. primair: Medeplegen van verkrachting.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en de rapportage, d.d. 17 januari 2001 opgemaakt door G. de Jong, psycholoog, en de rapportage, d.d. 15 januari 2001 opgemaakt door R. Vriesema, psychiater, alsmede het voorlichtingsrapport, d.d. 14 februari 2001 opgemaakt door R. Delis, werkzaam bij Reclassering Nederland;
- de gedane erkenning van de verdachte zich nog aan de op blad 5 onder 1., 2., 4., 5., 6., 7. en 8. op de dagvaarding genoemde ad informandum gevoegde strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt, welke zaken derhalve hiermee zijn afgedaan, met uitzondering van het onder 3. genoemde feit;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1., 2., 3., 4. primair en 5. primair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een drietal jongens en het tweemaal medeplegen van verkrachting van twee van deze jongens. Voorts heeft hij deze laatste twee jongens op grote schaal ter prostitutie aangeboden, zowel bij klanten thuis als op diverse parkeerplaatsen in Friesland. Ten aanzien van deze twee jongens zijn de strafbare feiten begonnen toen ze ongeveer dertien jaar oud waren. Bij de ene jongen is dit doorgegaan tot hij zestien jaar oud was en bij de andere jongen is dit ruim één jaar doorgegaan en kon het worden gestopt doordat verdachte werd aangehouden. De ontucht met de derde jongen vond plaats toen deze vijftien was.
Deze strafbare feiten zijn zeer ernstig en getuigen in elk opzicht van een miskenning van het recht van deze jongens op een ongestoorde en stabiele ontwikkeling van hun lichamelijke en geestelijke integriteit, welk recht juist op de leeftijd van de slachtoffers van zo'n groot belang is voor hun verdere toekomst. De verdachte heeft enkel oog gehad voor zijn eigen belangen en lustgevoelens.
Gelet op het voorgaande dient naar het oordeel van de rechtbank de oplegging van een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt te zijn bij de strafoplegging.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte stelt de rechtbank vast dat hij niet eerder voor soortgelijke strafbare feiten met justitie in aanraking is geweest.
Omtrent verdachte is uitgebreid gerapporteerd. Uit de rapporten van de psychiater en de psycholoog komt hij naar voren als een eigenzinnige man met een persoonlijkheidsstoornis, waarbij afsplitsingen in de persoonlijkheid zijn te zien, waarbij delen adequaat functioneren, terwijl andere delen bestuurd worden vanuit directe wensbevrediging inzake polymorf-perverse fantasieën. Daarbij passen afweermechanismen als loochenen, afsplitsen, ontkennen en isoleren van het affect. De stoornis wordt zodanig geacht dat verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar is.
Zonder een gedegen behandeling wordt het herhalingsgevaar groot geacht, waarbij wordt opgemerkt dat de prognose van een behandeling dubieus wordt geacht.
De rechtbank neemt deze overwegingen van de deskundigen over en maakt die tot de hare.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek omtrent de persoon van de verdachte geen aanleiding kan zijn af te wijken van het genoemde uitgangspunt van de zeer langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet daarop is zij van oordeel dat de straf zoals deze door de officier van justitie is gevorderd een passende reactie is, zodat zij deze straf zal opleggen.
BENADEELDE PARTIJEN
[Slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1., 4. en 5. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat door deze benadeelde in ieder geval een schade van ƒ 10.000,= is geleden en dat deze in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit en dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal dit deel van de vordering bij wijze van voorschot toekennen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank is ten aanzien van het meer gevorderde van oordeel dat dit niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
[Slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade met betrekking tot reiskosten tot een bedrag van ¦ 279,50 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat door de benadeelde in ieder geval een bedrag van ƒ 10.000,= aan immateriële schade is geleden en dat deze in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit en dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank zal dit deel van de vordering bij wijze van voorschot toekennen.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
De rechtbank is ten aanzien van het meer gevorderde van oordeel dat dit niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij zal in dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard en dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 242 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart het telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst bij wijze van een voorschot een bedrag van ¦ 10.000,= (zegge: tienduizend gulden) toe aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres en woonplaats] en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling van dit bedrag aan de benadeelde partij met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1], te betalen een som geld ten bedrage van ƒ 10.000,= (zegge: tienduizend gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 10.000,= ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres en woonplaats], toe tot een bedrag van ¦ 279,50, betrekking hebbende op reiskosten, alsmede bij wijze van voorschot een bedrag van ¦ 10.000,= aan immateriële schade, en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ƒ 10.279,50 (zegge: tienduizend tweehonderd negenenzeventig gulden en vijftig cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op ¦ 577,77.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen een som geld ten bedrage van ƒ 10.279,50
(zegge: tienduizend tweehonderd negenenzeventig gulden en vijftig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 100 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 10.279,50 ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. C.E.M. Daan-van Brink en mr. J.Y.B. Jansen, rechters, bijgestaan door mr. B.E. Martini, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 maart 2001.