ECLI:NL:RBLEE:2001:AA9527

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
17 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
01-3
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.T. Vos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake gedwongen medicatie en separatie van een psychiatrische patiënt

Op 17 januari 2001 heeft de president van de Rechtbank Leeuwarden in een kort geding uitspraak gedaan over de gedwongen medicatie en separatie van eiseres, die lijdt aan een ernstige psychiatrische aandoening. Eiseres, die sinds 1970 meerdere keren gedwongen is opgenomen, was op 24 juli 2000 opnieuw in bewaring gesteld in een GGZ-kliniek. De rechtbank had een voorlopige machtiging verleend tot 18 februari 2001. Eiseres had eerder medicatie geweigerd, maar de behandelend arts en psychiater stelden dat zij wilsonbekwaam was en dat er een ernstig gevaar bestond voor zowel haarzelf als anderen. De gedaagden, waaronder de stichting GGZ Friesland en de behandelend arts, verzochten de rechtbank om de gedwongen toediening van medicatie en separatie voort te zetten.

Tijdens de zitting op 10 januari 2001 heeft eiseres haar vorderingen gepresenteerd, waarin zij vroeg om onmiddellijke stopzetting van de gedwongen medicatie en separatie. De president heeft de feiten en argumenten van beide partijen overwogen. Eiseres stelde dat haar zelfbeschikkingsrecht moest prevaleren en dat er geen noodsituatie was die dwangmedicatie rechtvaardigde. Gedaagden daarentegen betoogden dat de situatie van eiseres een ernstig gevaar voor haarzelf en anderen met zich meebracht, wat dwangmedicatie noodzakelijk maakte.

De president oordeelde dat er inderdaad sprake was van een ernstig gevaar en dat de vorderingen van eiseres moesten worden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de gedwongen medicatie en separatie gerechtvaardigd waren, gezien de omstandigheden en de noodzaak om de veiligheid van eiseres en anderen te waarborgen. Eiseres werd in de proceskosten veroordeeld, en het vonnis werd uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

Uitspraak: 17 januari 2001
Kort-geding-nummer: 01-3
VONNIS
van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
[naam eiseres]
wonende te [plaatsnaam], gemeente [plaatsnaam],
eiseres,
procureur mr. H. de Jong,
tegen
1. de stichting "STICHTING GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG FRIESLAND"
statutair gevestigd te Leeuwarden, gemeente Leeuwarden,
hierna ook te noemen de GGZ
en
2. [naam behandelend arts]
wonende te [plaatsnaam], gemeente [naam gemeente],
hierna ook te noemen de behandelend arts,
gedaagden,
procureur mr V.M.J. Both,
advocaat mr E.E. Slob, kantoorhoudende te Groningen.
PROCESGANG
Eiseres heeft gedaagden in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 10 januari 2001.
Op de bij dagvaarding geformuleerde gronden heeft eiseres toen geconcludeerd voor eis dat de president bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen de gedwongen separatie en gedwongen toediening van medicatie onmiddellijk stop te zetten op straffe van een dwangsom van ƒ 1.000,= voor iedere keer dat gedaagden in strijd met het verbod handelen en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt;
2. gedaagden zal veroordelen in de kosten van de procedure.
Ter terechtzitting heeft eiseres haar -gewijzigde - eis aldus geformuleerd dat de president bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. gedaagden hoofdelijk zal veroordelen de gedwongen toediening van medicatie onmiddellijk stop te zetten op straffe van een dwangsom van
ƒ 1.000,= voor iedere keer dat gedaagden in strijd met het verbod handelen en voor iedere dag dat deze overtreding voortduurt;
2. gedaagden zal veroordelen in de kosten vande procedure.
Ter terechtzitting hebben partijen hun respectieve standpunten doen toelichten door hun advocaten aan de hand van pleitnotities. Gedaagden hebben daarbij doen concluderen tot afwijzing van eiseresses vorderingen. Verder hebben partijen in persoon het woord gevoerd
Na voortgezet debat hebben partijen vonnis gevraagd. De president wijst heden vonnis op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt.
RECHTSOVERWEGINGEN
1. De vaststaande feiten
1.1 Binnen het kader van dit kort geding zijn onder meer de navolgende feiten als vaststaand tussen partijen komen te gelden. Deze feiten zijn vastgesteld op grond van stellingen van partijen of ook op grond dat ze blijken uit de tussen partijen onomstreden gebleven inhoud van overgelegde schriftelijke stukken. Uit stellingen van partijen moeten feiten als vaststaand worden afgeleid als ze door de ene partij zijn gesteld en vervolgens door de andere partij zijn erkend of door die partij niet dan wel onvoldoende gemotiveerd zijn weersproken.
Overigens draagt de vaststelling van feiten in een kort geding noodgedwongen een voorlopig karakter, omdat de gelegenheid om getuigen te ondervragen en deskundigenbericht in te winnen dan pleegt te ontbreken.
Aldus gelden onder meer de navolgende feiten als vaststaand.
1.2 Eiseres is sinds 1970 tientallen malen gedwongen opgenomen geweest in een psychiatrische inrichting. Zij is op 24 juli 2000 wederom in bewaring gesteld in de GGZ-kliniek te [plaatsnaam].
Eiseres verblijft daar thans in de gesloten afdeling op basis van een voorlopige machtiging tot het doen opnemen en het doen verblijven in een psychiatrisch ziekenhuis d.d. 18 augustus 2000. Deze machtiging is door de rechtbank te Leeuwarden verleend tot 18 februari 2001.
Begin oktober 2000 is eiseres voorwaardelijk ontslagen. Op 1 december 2000 is eiseres wederom -op grond van voormelde machtiging- ingesloten en wel in een isoleercel van het psychiatrisch ziekenhuis te [plaatsnaam], waarna zij op 13 december 2000 is overgebracht naar een isoleercel van het psychiatrisch ziekenhuis te [plaatsnaam] en op 15 december 2000 naar een isoleercel van de GGZ-kliniek te [plaatsnaam]. Deze separatie is opgeheven sinds begin januari 2001.
3. Er is door dr. [naam behandelend arts] op 20 december 2000 een behandelingsplan van eiseres opgesteld. Hierin is vermeld -zakelijk weergegeven- dat eiseres lijdt aan een psychiatrische ziekte, dysfore manie genaamd, een toestand van ontremming gecombineerd met enorme boosheid; dat zij in het algemeen zeer wantrouwend naar mensen is, geen enkele controle heeft over haar agressieve impulsen, zeer onvoorspelbaar en ontremd is in haar gedrag en daarmee een gevaar vormt voor medepatiënten en medewerkers. Blijkens het behandelingsplan is dr. [naam behandelend arts] van oordeel, dat door het gedrag van eiseres sprake is van een voortdurende dreigende noodtoestand voor anderen en is eiseresses toestand, wanneer deze onbehandeld blijft, een gevaar voor haarzelf in die zin dat zij steeds verder afglijdt waardoor haar geestelijke en lichamelijke gezondheid toenemend schade lijdt. Dr. [naam behandelend arts] is van oordeel dat eiseres niet in staat is tot een goed oordeel over haar ziekte omdat zij geen ziektebesef heeft. Zij is niet in staat te oordelen over het doel van de behandeling en de gevolgen van de behandeling, ook kan zij niet inschatten hoe het haar vergaat als zij niet behandeld wordt. Hij acht haar wilsonbekwaam.
4. Omdat eiseres medicatie heeft geweigerd, vermeldt het behandelings-plan de intentie een dwangbehandeling te starten, hetgeen inhoudt dat zij medicamenteus behandeld zal worden met Cisordinol Acutard 100 mg in combinatie met het langer werkende Cisordinol depot-neurolepticum van 200 mg, welke laatste injectie elke twee weken zal worden herhaald en dat zij voorlopig gesepareerd zal blijven. Het aantal injecties zal worden teruggebracht tot eens per vier weken zodra de agressieve impulsen van eiseres zullen verminderen.
5. De zuster van eiseres heeft vervangende toestemming gegeven voor behandeling overeenkomstig het behandelingsplan.
6. Vervolgens heeft dr. [naam psychiater], psychiater bij de GGZ acute zorg [plaatsnaam], eiseres op 20 december 2000 bezocht om een second opinion over haar toestand te geven. Hij heeft -zakelijk weergegeven- in zijn rapport d.d. 29 december 2000 onder meer geconcludeerd, dat drie belangrijke elementen in het toestandsbeeld van eiseres zijn te herkennen, namelijk: manie, dysforie - agitatie en op zijn minst randpsychotische elementen, hetgeen ertoe bijdraagt dat er bij eiseres geen enkele herkenning van enig ziekte-element aanwezig is. Zij heeft, volgens dr. [naam psychiater], geen enkel idee meer hoe de medicatie haar toestand kan verbeteren en uitleg hierover wordt dan ook niet begrepen. Ook zijn conclusie is, dat eiseres wilsonbekwaam is.
7. Vervolgens heeft dr. [naam behandelend arts] eiseres op 20 december 2000 schriftelijk bericht dat -zakelijk weergegeven- separatie tekort schoot om de aanhoudende noodtoestand af te wenden en dat nog dezelfde dag overgegaan zou worden tot uitvoering van het behandelingsplan.
1.8 Eiseres is, in weerwil van de door haar zuster gegeven vervangende toestemming om het behandelingsplan uit te voeren, niet akkoord gegaan met
-tenuitvoerlegging van- het behandelingsplan. Desondanks is haar op grond van dit behandelingsplan op 21 december 2000 en op 3 januari 2001 voormelde gedwongen medicatie toegediend en heeft eiseres tot begin januari 2001 in de separeerruimte verbleven. Sindsdien verblijft zij op de gewone gesloten afdeling.
1. Standpunt van eiseres
1. Tegen de uitdrukkelijke wens van eiseres zijn middelen en maatregelen toegepast als bedoeld in artikel 39 lid 1 BOPZ. Dergelijke middelen en maatregelen kunnen uitsluitend worden toegepast ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties, maar daarvan is hier geen sprake.
2. Eiseres is ook nimmer akkoord gegaan met het behandelingsplan d.d. 20 december 2000 en behandeling kan dan niet op grond van artikel 38 van de wet BOPZ worden toegepast. Haar zelfbeschikkingsrecht moet prevaleren.
Dwangmedicatie zou als noodoplossing slechts kunnen voor zover behandeling volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor eiseres of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden. Dat is niet het geval en binnen de kliniek, in het bijzonder in de isoleercel, al helemaal niet. Zij heeft geen medepatiënten bedreigd en ook geen fysiek geweld toegepast.
2.3 In tegenstelling tot hetgeen de twee psychiaters zeggen is eiseres niet wilsonbekwaam, ook niet tijdelijk of partieel. Immers: ook als zij in betere doen is stelt zij zich op het standpunt dat zij geen medicijnen wil. Zelfs al zou er bij haar geen ziekte-inzicht zijn, dan nog is zij consistent in haar weigering om medicatie te gebruiken. Ook al is haar toestemming vervangen door de toestemming van haar zuster, dan nog kan -op grond van artikel 38 lid 5 van de BOPZ de behandeling niet worden toegepast indien eiseres zich hiertegen verzet.
4. Eiseres veroorzaakt in de kliniek geen overlast mits er door de behandelend psychiater en het verplegend personeel niet gedreigd wordt met separatie, dwangmedicatie of verlenging van de rechterlijke machtiging. De behandelend arts veroorzaakt zelf de noodsituatie door op voorhand separatie en dwangmedicatie toe te passen terwijl hij weet dat eiseres zich daar hevig tegen zal verzetten.
3. Standpunt van gedaagden
3.1 Aan eiseres wordt op basis van het behandelingsplan gedwongen medicatie toegediend met een therapeutisch doel. Dit is op grond van artikel 38 vijfde lid BOPZ legitiem, omdat medicatie volstrekt noodzakelijk is ter afwending van ernstig gevaar voor eiseres zelf en anderen, voortvloeiend uit de stoornis van de geestvermogens. Dit ernstige gevaar blijkt uit het volgende:
3.1.1 Eiseres lijdt aan ernstige manieën en kan onder invloed van haar geestelijke stoornis ernstig letsel toebrengen aan anderen. Dit gevaar manifesteert zich vooral, maar niet uitsluitend, op momenten dat er dwang op eiseres wordt toegespast. De fysieke agressie heeft zich tot dusver gericht tegen de behandelend artsen, het verplegend personeel en een medewerker van de huishoudelijke dienst van de inrichting, maar ook tegen willekeurige personen zoals -in juli 2000- een politieagent, -op 10 september 2000- een treinconducteur en -op 1 december 2000- een ober. Het gaat dan niet alleen om schelden, tieren en provoceren, schoppen en slaan en het smijten met voorwerpen, maar het gevaar schuilt met name in gerichte aanvallen waarbij serieuze pogingen worden ondernomen om mensen de ogen uit te krabben. Deze agressieve aanvallen vinden op onvoorspelbare momenten plaats, waardoor continu latent een dreiging aanwezig is. Bij eiseres is geen sprake van geleidelijke overgang van gedrag waarin men agressie kan zien aankomen.
2. Er bestaat een reële kans dat eiseres door haar agressieve en provocerende gedrag agressie van anderen -vooral van medepatiënten met wie zij nu eenmaal gedwongen moet samenleven- zal oproepen.
3. De agressie of intimidatie van medepatiënten door eiseres zou, indien eiseres niet medicamenteus behandeld zou worden, de psychische gezondheid van andere patiënten ernstig kunnen schaden danwel hun behandeling ernstig bemoeilijken.
4. Een andere vorm van ernstig gevaar bij het achterwege laten van medicatie bij eiseres schuilt hierin, dat eiseres vergiftigingswanen heeft ten gevolge waarvan zij niet of slecht gaat eten en lichamelijk en geestelijk aftakelt.
5. Tenslotte is er een ernstig gevaar dat eiseres zonder behandeling met medicatie maatschappelijk ten gronde gaat. Verschillende bedrijven en instellingen in [plaatsnaam] willen inmiddels geen diensten meer aan eiseres verlenen.
3.2 Een behandelaar zou -gelet op het rapport van het Trimbosinstituut- in het algemeen onder bepaalde omstandigheden eerder dan thans in de wet BOPZ wordt toegestaan, over moeten kunnen gaan tot toediening van dwangmedicatie. Met name bij een patiënt als eiseres zou dat wenselijk zijn, nu medicatie in het verleden bewezen heeft effectief te zijn. Momenteel gaat het, na toediening van twee depots, ook heel goed met eiseres en kan zij, bij voortzetting van medicatie, binnen afzienbare tijd naar huis.
4. Beoordeling van het geschil
1. Gelet op haar stellingen heeft [naam eiseres] een spoedeisend belang bij hetgeen zij vordert.
4.2 Thans is in geschil of het gerechtvaardigd is het behandelingsplan van eiseres ten uitvoer te leggen. Hetgeen eiseres hiervoor aanvoert onder 2.1 is dan ook niet rechtens van belang nu het hier niet gaat om toepassing van middelen en maatregelen op grond van artikel 39 BOPZ; het gaat hier om middelen en maatregelen met een therapeutisch doel die onderdeel zijn van het behandelingsplan.
3. Of eiseres al dan niet wilsonbekwaam is en het behandelingsplan al dan niet door haar is goedgekeurd, doet evenmin ter zake. Op grond van artikel 38, vijfde lid, derde volzin van de wet BOPZ kan immers -ondanks het verzet van eiseres- het voorgestelde behandelingsplan toch worden toegepast voor zover dit volstrekt noodzakelijk is om ernstig gevaar voor de patiënt of anderen, voortvloeiende uit de stoornis van de geestvermogens, af te wenden.
4. De vraag die thans voorligt, is of er inderdaad een zodanig ernstig gevaar is en of de toegepaste dwangmedicatie volstrekt noodzakelijk is om dat ernstige gevaar af te wenden.
1. Naar het oordeel van de president is inderdaad sprake van een ernstig gevaar. Gedaagden hebben thans met concrete voorbeelden onderbouwd dat er ernstig gevaar is voor eiseres zelf en/of voor anderen indien eiseres niet medicamenteus wordt behandeld; eiseres heeft deze stellingen onvoldoende weersproken. De stelling van eiseres dat de behandelend arts en het verplegend personeel de noodsituatie uitsluitend zèlf veroorzaken wordt steeds minder aannemelijk gelet op de -door eiseres onvoldoende weersproken- incidenten met een politieagent, conducteur en ober die buiten de inrichting hebben plaatsgevonden.
4.4.2 Alles afwegende, neemt de president het oordeel van de behandelend arts en dr. [naam psychiater] over, dat het ter afwending van dit ernstige gevaar thans volstrekt noodzakelijk is om over te gaan tot toepassing van dwangmedicatie. Het is immers duidelijk geworden, dat het middel van separatie daartoe onvoldoende is. Het is niet gesteld of gebleken, dat een andere -minder zware- behandeling het gewenste (en noodzakelijke) effect zou hebben.
4.5 De feiten en omstandigheden zoals die in deze zaak naar voren zijn gekomen, rechtvaardigen naar het voorlopig oordeel van de president dan ook dat de vorderingen van eiseres worden afgewezen. Haar zelfbeschikkingsrecht kan thans niet langer prevaleren.
6. Als in het ongelijk te stellen partij zal eiseres in de proceskosten worden verwezen.
BESLISSING
De president, rechtdoende in kort geding:
wijst af het gevorderde;
veroordeelt eiseres in de proceskosten, tot op deze uitspraak aan de zijde van gedaagden begroot op ƒ 1.500,= (zegge: vijftienhonderd gulden) wegens salaris procureur en op ƒ 477,70 (zegge vierhonderdzevenenzeventig gulden en 70 cent) wegens verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T. Vos, fungerend president, en in aanwezigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 januari 2001.
c. 20