ECLI:NL:RBLEE:2000:AA8874
Rechtbank Leeuwarden
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- E.N. Brons
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wijziging van gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen na echtscheiding
In deze zaak heeft de man verzocht om alleen met het gezag over de minderjarigen te worden belast en om de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij hem vast te stellen. De vrouw heeft zich schriftelijk tegen dit verzoek verweerd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 9 november 2000, waarbij ook brieven van de minderjarigen zijn ingediend. De rechtbank overweegt dat na de echtscheiding het gezamenlijk ouderlijk gezag van rechtswege in stand is gebleven. De man heeft aangevoerd dat de vrouw tekortschiet in haar pedagogische en verzorgende kwaliteiten en dat de kinderen bij elkaar zouden moeten wonen. De vrouw heeft deze stellingen gemotiveerd weersproken.
De rechtbank benadrukt dat de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de kinderen in eerste instantie bij beide ouders ligt en dat het in het belang van de kinderen is dat ouders gezamenlijk deze verantwoordelijkheid blijven dragen. Er moet bijzondere aanleiding zijn om slechts één ouder met het gezag te belasten. De rechtbank concludeert dat de door de man aangevoerde omstandigheden niet voldoende zijn om het verzoek tot wijziging van het gezag te rechtvaardigen. De rechtbank wijst het verzoek van de man af en ziet geen aanleiding om de raad voor de kinderbescherming met een onderzoek naar het gezag te belasten.
Wat betreft de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, constateert de rechtbank dat er geen verschil van mening is tussen partijen over de verblijfplaats van de drie oudste kinderen, die met instemming van de vrouw bij de man verblijven. Voor de jongste minderjarige, die door de vrouw is verzorgd, zijn er geen aanwijzingen dat de verzorging en opvoeding te wensen overlaat. Ook het subsidiaire verzoek van de man wordt afgewezen. De rechtbank wijst alle verzoeken van de man af.