ECLI:NL:RBLEE:2000:AA5281

Rechtbank Leeuwarden

Datum uitspraak
16 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
38687/KG ZA 00-38
Instantie
Rechtbank Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van financiële gegevens en betaling van adviseurskosten in kort geding tussen aandeelhouders van een vennootschap

In deze zaak, die op 16 maart 2000 door de Rechtbank Leeuwarden is behandeld, heeft eiser [W.V.] gedaagden, zijn broer [A.V.] en de vennootschap Gebroeders Verkleij Telecommunicatie- en Kabelwerken B.V., in kort geding gedagvaard. Eiser vorderde afgifte van de omzetcijfers en voorlopige resultaten van de vennootschap over 1999, alsook betaling van nota's van zijn adviseurs. De aanleiding voor de vordering ligt in een eerder geschil tussen de broers over de waardering van aandelen in de vennootschap, waarbij eiser meent dat hij recht heeft op de gevraagde informatie om de deskundigen te kunnen voorzien van relevante gegevens voor hun rapport. Gedaagden verzetten zich tegen de afgifte van de cijfers, stellende dat de deskundigen geen behoefte hebben aan meer informatie dan reeds verstrekt. De president van de rechtbank oordeelt dat eiser, als aandeelhouder met 50% van de aandelen, recht heeft op inzage in de financiële gegevens van de vennootschap, vooral gezien de context van de waardering van de aandelen. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe en legt gedaagden een dwangsom op voor het geval zij in gebreke blijven.

Uitspraak

Uitspraak : 16 maart 2000
Kort-gedingnummer : 38687/KG ZA 00-38
VONNIS
van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, in het kort geding van:
[W.V.],
wonende te Drachten,
eiser,
procureur: mr. E.J. Rotshuizen,
tegen
1. GEBR. VERKLEIJ TELECOMMUNICATIE- EN KABELWERKEN B.V.,
2. [A.V.],
gevestigd respectievelijk wonende te Drachten,
gedaagden,
procureur: mr. P. Tuinman.
PROCESGANG
Eiser heeft gedaagden in kort geding doen dagvaarden tegen de openbare zitting van 28 februari 2000.
Eiser heeft op de bij dagvaarding geformuleerde gronden de president verzocht om bij vonnis -zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad- gedaagden tezamen en ieder voor zich te bevelen:
- dat binnen zeven dagen na dit vonnis de omzetcijfers 1999 en het voorlopig resultaat 1999 van de vennootschap, althans -indien het voorlopig resultaat over 1999 nog niet bekend zou zijn- het resultaat over de eerste drie kwartalen van dat jaar van de vennootschap, welke cijfers steeds worden gestaafd met betrouwbare en deugdelijke onderliggende stukken, af te geven aan [eiser], alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van / 50.000,-- voor iedere dag dat gedaagden of één van hen in gebreke blijft aan het ten deze te geven bevel te voldoen;
- dat de vennootschap binnen 30 dagen na het verschijnen van nota's van de heer H. van der Greft RA namens de Noordelijke Accountantsunie B.V. te Groningen en die van mr. E.J. Rotshuizen van Boonstra Rademakers Advocaten en Notarissen te Leeuwarden, deze betaalt en wel zodanig dat uiterlijk 30 dagen na het verschijnen van de voornoemde nota's betaling door de Noordelijke Accountantsunie B.V. dan wel Boonstra Rademakers Advocaten en Notarissen is ontvangen, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van / 2.000,-- voor iedere dag dat gedaagden of één van hen in gebreke blijft aan het ten deze te geven bevel te voldoen;
- met veroordeling van gedaagden in de kosten van dit geding.
Vervolgens hebben partijen hun standpunten aan de hand van pleitnota's en produkties door hun procureurs nader doen toelichten waarbij gedaagden hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vordering. De president heeft partijen een termijn gegund om te komen tot een schikking van hun geschil. De procureurs mr. Rotshuizen en mr. Tuinman hebben de president bij fax-berichten van 1 maart 2000 nader geïnformeerd en mr. Rotshuizen heeft, mede namens mr. Tuinman, bij fax-bericht van 6 maart 2000 de president meegedeeld dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen en verzocht om vonnis te wijzen. De stukken, waarvan de inhoud als hier ingelast geldt, zijn overgelegd voor vonnis.
RECHTSOVERWEGINGEN
De vaststaande feiten
1. In dit kort geding zijn tussen partijen als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel als niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet betwiste inhoud van produkties, voorlopig -voor zover van belang- de volgende feiten komen vast te staan:
1.1. Eiser [W.V.] en gedaagde [A.V.] zijn broers van elkaar en vormen samen het bestuur van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Gebroeders Verkleij Telecommunicatie- en Kabelwerken B.V., gevestigd te Drachten (verder: de vennootschap).
1.2. Geplaatst zijn 500 aandelen van / 100,-- nominaal. De broers [V.] hebben elk 250 aandelen.
1.3. Als bestuurders (directeuren) van de vennootschap zijn ze allebei statutair bevoegd om de vennootschap in en buiten rechte te vertegenwoordigen.
1.4. In december 1993 is [W.V.] overspannen geraakt. Hij is arbeidsongeschikt geweest tot eind 1994/begin 1995.
1.5. [A.V.] heeft zich er tegen verzet dat [W.V.] zijn werkzaamheden in de vennootschap zou hervatten en heeft een zogeheten uitsluitingsprocedure ex artikel 2:336 BW bij deze rechtbank aanhangig gemaakt. Bij vonnis van 22 april 1998 (rolnr. H187/97) heeft de rechtbank de vorderingen van partijen over en weer afgewezen.
1.6. De ondernemingskamer van het gerechtshof te Amsterdam heeft in hoger beroep bij tussenarrest van 3 december 1998 een comparitie van partijen bevolen, welke op 18 december 1998 heeft plaatsgevonden. Blijkens het proces-verbaal van deze terechtzitting zijn partijen - kort gezegd- het volgende overeengekomen:
- [W.V.] en [A.V.] werken mee aan de waardering van de aandelen in het kapitaal van de vennootschap.
- Met de waardering van de aandelen wordt een drietal onafhankelijke deskundigen belast. Partijen verzoeken de ondernemingskamer tot benoeming van deze deskundigen over te gaan. De drie aldus te benoemen deskundigen zullen gezamenlijk één waarde van de aandelen van de vennootschap vaststellen. Als peildatum wordt 26 januari 1999 gehanteerd.
- Partijen zullen in de gelegenheid gesteld worden binnen een door de deskundigen vast te stellen termijn bij monde van hun advocaten opmerkingen te maken die zij van belang achten in verband met de waardering van de aandelen.
De deskundigen zullen deze opmerkingen, voor zover zij deze van belang achten, bij de waardering betrekken.
- De door de deskundigen vastgestelde waarde is voor partijen bindend in dier voege dat [W.V.] zijn aandelen tegen het door de deskundigen vastgestelde bedrag dient aan te bieden aan [A.V.] die de aandelen tegen gelijktijdige betaling van die prijs zal overnemen.
- [W.V.] legt zijn directiefunctie neer met ingang van de dag waarop hij 60 jaar wordt, te weten 26 januari 1999. [W.V.] en [A.V.] werken mee aan bepaling van de schadeloosstelling ten behoeve van [W.V.] in verband met het voortijdig, namelijk voordat [W.V.] de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt, neerleggen van zijn directiefunctie.
- Deze schadeloosstelling zal eveneens door de door de ondernemingskamer aan te wijzen deskundigen bindend worden vastgesteld.
- De kosten van de werkzaamheden van de deskundigen zullen ten laste van de vennootschap komen en aldus gelijkelijk door partijen worden gedragen.
1.7. De commissie van deskundigen heeft medio december 1999 haar concept-rapport gepresenteerd.
De standpunten van partijen
2.1. Eiser stelt dat hij een spoedeisend belang heeft bij afgifte door gedaagden van afschriften van de aangiften omzetbelasting en de gebruikelijke kwartaal- overzichten van de vennootschap over 1999 om deze cijfers, eventueel voorzien van commentaar, te kunnen verstrekken aan meergenoemde commissie van deskundigen. Volgens eiser is het in het belang van beide partijen dat de commissie deze cijfers ten grondslag legt aan haar definitieve waardering van de aandelen. Eiser stelt, onder verwijzing naar jurisprudentie, dat de werkelijke feiten bepalend zijn voor de waardering van de aandelen en dat voorafgaand aan een procedure over de waardering van aandelen, maximale informatie moet worden verstrekt. Eiser vordert, nu gedaagden weigerachtig zijn om informatie te verschaffen, afgifte van voormelde cijfers van de vennootschap over 1999 en legt daaraan ten grondslag dat partijen dienaangaande afspraken hebben gemaakt bij de ondernemingskamer en bij de commissie van deskundigen. Indien er geen sprake is van een overeenkomst tussen partijen, stelt eiser dat gedaagden door afgifte van de cijfers te weigeren, inbreuk maken op zijn recht als procespartij en als aandeelhouder en dus onrechtmatig handelen.
2.2. Eiser stelt verder dat de vennootschap, ondanks daartoe gemaakte afspraken, ingebreke blijft met betaling van de nota's van de door hem ingeschakelde accountant H. van der Greft RA en mr. Rotshuizen en vordert betaling daarvan. Volgens eiser kan uit de gedragingen van partijen worden afgeleid dat de rekeningen van deze adviseurs ten laste van de vennootschap dienen te komen. Ook [A.V.] heeft tot op heden zijn kosten ten laste van de vennootschap gebracht. Bovendien heeft de ondernemingskamer bepaalt dat de kosten van de deskundigen voor rekening van de vennootschap komen (zie overweging 1.6 van dit vonnis), zodat er van mag worden uitgegaan dat dit ook het geval is ten aanzien van de kosten die gemaakt worden om de commissie van informatie te voorzien en de daarmee samenhangende (buiten-)gerechtelijke kosten. Voorts is volgens eiser van belang dat hij 50% aandeelhouder is en het gebruikelijk is dat bij een conflict tussen aandeelhouders, zeker indien het om de enige aandeelhouders gaat, de kosten daarvan ten laste van de vennootschap komen.
3.1. Gedaagden verzetten zich tegen de gevorderde afgifte van cijfers over 1999 en stellen daartoe dat de commissie van deskundigen zelf bepaalt hoe zij haar opdracht uitvoert en dat deze kennelijk geen behoefte heeft aan meer cijfers over 1999 dan reeds aan haar zijn verstrekt nu zij inmiddels haar werkzaamheden heeft afgerond en het definitieve rapport op korte termijn zal presenteren. Nu bovendien bij de bepaling van de waardering van de aandelen van de vennootschap als peildatum 26 januari 1999 wordt gehanteerd, heeft eiser volgens gedaagden geen belang bij het verstrekken van de door hem gevorderde gegevens van de vennootschap. Partijen zijn volgens gedaagden een bindende procedure overeengekomen met betrekking tot de waardering van de aandelen en deze procedure voorziet niet in het verstrekken van informatie door eiser aan de deskundigen en in het houden van een zitting door de ondernemingskamer naar aanleiding van het uitgebrachte deskundigenrapport.
Volgens gedaagden hebben zij alle relevante stukken (besprekingsverslagen), zoals tussen partijen was afgesproken, aan gedaagde doen toekomen en is er geen overeenkomst op grond waarvan zij de gevorderde gegevens aan eiser moeten verstrekken. Verder stellen gedaagden dat, indien eiser meent dat nog cijfers verstrekt moeten worden, gedaagde als aandeelhouder een algemene aandeelshoudersvergadering moet uitschrijven om langs die weg de door hem gewenste informatie te verkrijgen.
3.2. Gedaagden stellen met betrekking tot de door eiser gevorderde betaling van adviseurskosten dat de vennootschap nog een vordering op eiser heeft van / 257.957,-- terzake van teveel door hem ontvangen pensioengelden en zij beroepen zich, voorzover er al een verplichting is om die kosten vanaf 1 januari 2000 te betalen, op een opschortingsrecht (art. 6:52 BW). Verder stellen gedaagden dat eiser zoveel gebruik maakt van adviseurs dat hij handelt in strijd met de redelijkheid en billijkheid. Volgens gedaagden schakelt eiser adviseurs in zonder dat daarmee enig redelijk doel gediend is.
3.3. Gedaagden stellen dat eiser bij beide vorderingen geen spoedeisend belang heeft. De deskundigen hebben hun werkzaamheden afgerond en eiser is in staat om zelf de kosten van de door hem ingeschakelde adviseurs te betalen.
De beoordeling van het geschil
4. De president overweegt dat de door eiser verzochte cijfers c.q. gegevens over het jaar 1999 van belang (kunnen) zijn bij de waardebepaling van de aandelen. Immers als peildatum geldt 26 januari 1999. Nu partijen hebben afgesproken dat gedaagde zijn aandelen tegen het door de deskundigen vastgestelde bedrag aan gedaagde [A.V.] zal verkopen, heeft eiser er belang bij dat hij informatie krijgt omtrent de omzet en de resultaten van de vennootschap over 1999 om deze, eventueel voorzien van commentaar, te kunnen verstrekken aan de commissie van deskundigen.
5. Dat belang aan de zijde van eiser dient als spoedeisend te worden aangemerkt nu vast staat dat de commissie van deskundigen haar concept-rapport al medio december 1999 gereed had en partijen het er over eens zijn dat, zonder nader bericht van partijen, de commissie binnenkort haar definitieve rapport zal presenteren. De president overweegt daarbij dat het gebruikelijk is dat deskundigen eerst hun concept-rapport aan betrokkenen voorleggen om vervolgens -met inachtneming van de door de belanghebbenden gemaakte opmerkingen- het definitieve rapport uit te brengen. Partijen zijn bij de ondernemingskamer overigens ook overeengekomen dat zij de commissie van deskundigen van commentaar mogen voorzien.
Of en in hoeverre partijen afspraken hebben gemaakt omtrent het verschaffen van cijfers aan eiser kan overigens buiten beschouwing blijven nu naar het oordeel van de president gedaagde, als houder van 50% van de geplaatste aandelen van de vennootschap, en gelet op de hiervoor onder overweging 4 voorgenomen verkoop van zijn aandelen aan de enige andere aandeelhouder, zonder meer recht heeft op volledige inzage in de cijfers van de vennootschap. De gevraagde voorziening strekkende tot afgifte van (omzet-)cijfers van de vennootschap over 1999, die door eiser ter terechtzitting is toegespitst op de aangiftes omzetbelasting over 1999 en de gebruikelijke (en beschikbare) overzichten van de (voorlopige) kwartaalresultaten over 1999, zal daarom worden gegeven.
6. Aan de te verbeuren dwangsommen zal een maximum worden verbonden. Dit laat onverlet, dat bij voortdurende overtreding van dit kort-geding vonnis oplegging van hogere dwangsommen kan worden gevorderd dan wel hernieuwde oplegging van dezelfde dwangsommen. Het bedrag van zowel de dwangsom als het maximum staat in een redelijke verhouding tot de zwaarte van het geschonden belang en de beoogde werking van de dwangsomoplegging.
7. Betreffende de kwestie van de betaling door de vennootschap van de door eiser ingeschakelde adviseurs Van der Greft en Rotshuizen wordt als volgt overwogen. Eiser heeft onweersproken gesteld dat de beide vennoten gedurende de afgelopen jaren de kosten van de door hen ingeschakelde adviseurs ten laste van de vennootschap hebben gebracht en dat de kosten van de beide adviseurs van eiser sinds 1994 respectievelijk 1995 door de vennootschap zijn betaald. Hieruit moet worden afgeleid dat er tussen eiser en gedaagden wilsovereenstemming bestaat dat deze kosten ten laste van de vennootschap komen. Dit impliceert enerzijds dat gedaagden niet zomaar en ineens deze vergoeding van kosten mag beëindigen en anderzijds dat gedaagden niet tot in het oneindige gehouden zijn deze kosten te voldoen. Gelet op de duur van de periode (vijf a zes jaar) dat de kosten tot dusver voldaan zijn wordt geoordeeld dat de vennootschap in ieder geval nog een half jaar vanaf heden gehouden is de kosten van de beide deskundigen van eiser te voldoen.
8. Het beroep van gedaagden op een opschortingsrecht in verband met een door gedaagden gestelde en door eiser niet-weersproken vordering van de vennootschap op eiser van circa / 260.000,-- terzake van (teveel betaalde) pensioengelden faalt. Daartoe wordt overwogen dat opschorting, gegeven de mate van samenhang tussen de wederzijdse verbintenissen en gelet op voormelde omstandigheden van het geval, niet gerechtvaardigd is. Bovendien heeft eiser onweersproken gesteld dat hij een vordering op de vennootschap heeft van tenminste / 280.000,== in verband met zijn vervroegd uittreden uit de vennootschap. Evenzeer faalt het verweer dat eiser zoveel gebruik maakt van zijn deskundigen dat hij in strijd handelt met de redelijkheid en billijkheid. Eiser heeft de juistheid hiervan gemotiveerd betwist zodat de juistheid van dit verweer thans niet vast te stellen is. Evident is dat eiser een spoedeisend belang heeft bij zijn vordering. Indien de vennootschap de facturen van de adviseurs van eiser niet meer zou voldoen bestaat de reële kans dat de adviseurs hun werkzaamheden ten behoeve van eiser staken.
9. Het gevorderde betreffende doorbetaling van de kosten is derhalve toewijsbaar in de mate zoals hiervoor sub 7 bedoeld. Aan deze veroordeling zal geen dwangsom worden gekoppeld aangezien deze alleen kan worden verbonden aan een veroordeling tot iets anders dan de betaling van een geldsom, waarvan hier in feite sprake is.
10. Gedaagden zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partijen worden verwezen in de proceskosten.
BESLISSING
De president, rechtdoende in kort geding:
1. veroordeelt gedaagden tezamen en ieder voor zich om binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis de aangiften omzetbelasting over 1999 en de gebruikelijke (en beschikbare) overzichten van de (voorlopige) kwartaalresultaten over 1999 van de vennootschap af te geven aan eiser;
2. bepaalt dat gedaagden een dwangsom verbeuren van / 5.000,-- voor iedere dag dat gedaagden of één van hen in gebreke blijft aan het ten deze te geven bevel te voldoen;
3. verbindt aan de aldus te verbeuren dwangsommen een maximum van / 50.000,-- (honderdduizend gulden);
4. veroordeelt de vennootschap om gedurende een periode van zes maanden na dit vonnis binnen 30 dagen na het verschijnen van nota's van de heer H. van der Greft RA namens de Noordelijke Accountantsunie B.V. te Groningen en die van mr. E.J. Rotshuizen van Boonstra Rademakers Advocaten en Notarissen te Leeuwarden, deze te betalen en wel zodanig dat uiterlijk 30 dagen na het verschijnen van de voornoemde nota's betaling door de Noordelijke Accountantsunie B.V. dan wel Boonstra Rademakers Advocaten en Notarissen is ontvangen;
5. veroordeelt gedaagden in de kosten van dit kort geding, tot deze uitspraak aan de zijde van eiser begroot op / 567,96 voor verschotten en op / 1.550,-- voor salaris procureur.
6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen te Leeuwarden door mr. R. Giltay, fungerend president, en op 16 maart 2000 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
c21